6. De boom in
Mami had spijt dat ze Cosmo had gevraagd om haar bovenin een boom af te zetten. Het plan was om te leren klimmen, om veilig boven de dinosaurussen te lopen. Maar ze kon helemaal niet klimmen. Dus na een uur stilzitten, liet ze haarzelf toch maar langs de boomstam naar de grond zakken.
Boven haar deed Cosmo alsof hij de asteroïde probeerde af te remmen. Als de bomen wat verder uit elkaar stonden, kon ze zien hoe Darus in de verte op een heuvel stond en deed alsof hij de asteroïde in stukjes wilde breken. Groepjes verzamelden om hem heen. Wezens die met verwondering toekeken hoe deze grote wolvengod met krachten smeet.
Wezens die vooral wilden weten of ze dadelijk heel hard moesten wegrennen of niet.
En toen zag ze de asteroïde niet meer. Hebben ze hem toch tegengehouden? Of zit hij gewoon achter een boom?
Ze wilde het van de boomtoppen schreeuwen. De dino’s zijn dadelijk weg, eindelijk kunnen we leven! Maar ze moest het plan met de goden natuurlijk geheimhouden. En hoe dichterbij de asteroïde kwam, hoe meer ze begreep dat er wel meer kapot zou gaan als hij insloeg.
Ze volgde de vertakking van De langnek in een rivier die Kleindieren De vleugel noemden, maar dinosaurussen De stekel. Vanzelfsprekend hadden de dino’s nooit omhooggekeken. Want als je dat wel deed, kon je op sommige dagen een gigantisch vliegend wezen zien.
Veiligheid was dan ook niet de voornaamste reden dat de Gosti hier woonden. Nee, de vleugelslagen van het beest waren zo sterk, dat het bladeren, steen, zelfs water omhoog kon werpen, tot het een wervelwind vormde zo grijs en ondoordringbaar als een dikke mist. Niemand kon van buitenaf in het Spookden kijken, en dat vonden de Gosti fijn.
Maar ze konden dus ook niet van binnen naar buiten kijken.
Mami stapte door deze grijze mist. Ik vertel dat er een asteroïde komt, en ik help met vluchten, en dan … dan ben ik weer onderdeel van de groep.
De eerste groep Gosti knabbelde samen op een berg nootjes. Ze hurkten, hun kleinere voorpoten gekruld rondom sterke achterpoten. Twee grote beige ogen waren bijna onzichtbaar in een beige vacht. Ze zagen eerst alleen de nootjes, maar toen ze Mami aankeken lieten ze die vallen.
“Er komt een asteroïde aan! We moeten vluchten!”
“Met jou zeker?”
“Eh … ja?” Ze stapte dichterbij, maar de voorste Gosti stak een poot vooruit en histe. Tientallen Gosti kwamen op het geluid af.
“De Gosti die een dino bovenop Kleindieren laat vallen? Die daarna op zijn rug klimt en meegaat?”
“Dat was een ongelukje.”
“Wij kunnen geen ongelukjes toestaan.” Mami kreeg een noot in haar gezicht. Al snel hielp de rest mee met noten werpen, sommige lachend alsof het een spelletje was waaraan Mami vrijwillig meedeed.
“Maar de asteroïde is echt. Geloof me.” Noten raakten haar overal. Ze sprong achteruit en pakte een tak om de noten weg te slaan.
“Ofwel je bent dom en onhandig, ofwel je werkt samen met de dino’s. Wat het ook is, we willen je hier niet.”
“Maar …” Ze kreeg een brok in haar keel. De noten voelde ze al niet meer toen ze omdraaide en wegsjokte. Mijn familie is weg. Mijn soort wil me niet. Waar moet ik heen?
Achter haar raapten de Gosti hun noten weer op en knabbelden samen verder. Het vliegende beest kwam weer bovenlangs en maakte de mist nog dikker, totdat haar hele wereld grijs was en ze niet meer wist waar ze vandaan kwam.
Totdat ze besefte dat ze geen vleugelslag had gehoord. En er is maar één ander wezen dat zoveel stof kan doen opwaaien.
Ze sprintte terug naar het midden van de Spookden. “Dinosaurus! Dinosaurus!”
“Alsjeblieft, Mami, verdwijn,” zei een geïrriteerde Gosti. Maar toen iedereen als dominostenen omviel door de trillende aarde, stierven de protesten.
Een grijze poot plette drie bomen aan de linkerkant. Scherpe tanden vlogen over haar hoofd, maar niet laag genoeg om iemand te pakken. De aapachtigen renden weg zonder op elkaar te letten, zonder omkijken. Ze hoorde gegil achter haar en wist dat sommige niet op tijd waren weggekomen.
Twee jonkies bleven achter, links van Mami. De volgende poot gooide een schaduw over hen heen. Nee, niet nog meer. Ze sprintte zo hard dat het veranderde in een rol over de bladeren. De poot kwam omlaag. Mami greep de jonkies en rolde door.
De grond dreunde, maar Mami kon niet afrennen en schoot langs de boomstam omhoog. De jonkies plaatste ze net op tijd op een tak, want zelf viel ze alweer hulpeloos omlaag.
De bladeren braken haar val. Maar ze voelde ook iets anders. De plakkerige vingers van een Gosti hielpen haar overeind. “Kinderen! Kinderen! Laat je vallen in mijn armen!”
Mami sprong op. “Nee. We moeten juist de boom in. We moeten de boom in!”
“Jij kan de boom in met je rare ideeën.”
De dinosaurus was al voorbij hun boom. Maar je moest hun staart niet vergeten, die kon je nooit vergeten. Mami hoorde de wind al zoemen. Ze trok de moeder ruw aan haar vacht en trok zich omhoog aan de eerste paar takken.
Nog geen tel later zwiepte een harde dinostaart over de hele vloer van het Spookden en sloeg Gosti de lucht in alsof het zandkorrels waren.
De moeder knuffelde haar kinderen en keek naar Mami. Toen schreeuwde ze naar de Gosti die nog steeds vluchtten voor de dinosaurus: “Klim de bomen in! Ga omhoog!”
Ze keken om, zagen haar op een hoge tak staan, en probeerden het meteen zelf. De dinosaurus sloeg zijn staart alle kanten op, dook omlaag met zijn tanden, stampte zijn poten, maar kreeg geen Gosti meer te pakken. Ze zaten allemaal in bomen waar hij niet makkelijk bij kwam.
“Die dinosaurussen zien ons niet eens vanaf hun hoogte,” mompelde de moeder.
Mami knikte. “Als we in bomen zouden klimmen en bewegen,” ze herinnerde haar gesprek met Donte, wat kort een glimlach opleverde en daarna een traan, “zouden we kunnen kuddesmelten met sommige dinosaurussen.”
“Wat?” De Gosti waren duidelijk ongemakkelijk op de takken. Ze lieten zich meteen weer omlaag vallen en ontmoetten elkaar middenin een verwoest Spookden.
Maar Mami bleef op hoogte. “Wat een idee! Je hebt ons allemaal gered,” zeiden ze tegen de moeder van de twee jonkies.
“Nee, het was … haar idee.” Ze wees omhoog, maar Mami had haar rug al gekeerd. Ze sprong van tak tot tak, zonder angst, zolang ze maar wegkon van deze plek. Haar voorpoten deden ongelofelijk veel zeer. Ze waren niet gewend om zoveel van dingen te hangen. Maar ze bleef doorgaan.
Ze hoorde hier niet thuis. Donte, een vervelende dino, was nog aardiger tegen haar geweest dan haar eigen soort. Maar zij had wel de goden overtuigd om hen allemaal maar te vernietigen.
Ze klom naar het hoogste puntje van de hoogste boom. Daar gaf ze haar vermoeide poten rust.
Daar zag ze de asteroïde weer. Eerst maar half, zoals je de maan ook niet altijd vol ziet, toen helemaal, en hij was al flink groot. Onze wereld draait. Die steen was nooit weg, hij zat in onze eigen schaduw.
Cosmo en Darus hielden het toneelstukje nog vol, maar veel van de wezens verloren langzaam vertrouwen en sprintten in groepen de andere kant op. Nog een dag, hoogstens.
Alles ging precies volgens plan. En ze had zich nog nooit zo slecht gevoeld. En ze huilde, daar op het hoogste punt van het woud, waar ze alles kon zien en het magische maanlicht haar verlichtte, totdat ze het besloot. Ik moet naar de goden rennen en zeggen dat ze de asteroïde alsnog tegenhouden. Misschien is het nog niet te laat.