7. Donte's Daad

Donte en Nisah waren niet snel, maar ze waren ook moeilijk te missen.

“Spring op onze rug! Vlucht nu het nog kan!” Maar ondanks al hun moeite, was de opbrengst vooralsnog twee jonge dinosaurussen die met hen meeliepen, en een oude hagedis die geen zin meer had om zelf te lopen en tussen Donte’s stekels sliep.

“De asteroïde zal binnenkort inslaan!” Nisah was moeilijk te verstaan met al die bladeren in haar mond. Maar inmiddels was de asteroïde zo zichtbaar dat de wezens het zelf ook wel doorhadden.

Een groep hagedissen kruiste hun pad. Donte had inmiddels geleerd om er beter op te leten en stopte ruim op tijd met lopen. “Zoeken jullie een Taxeies?” probeerde Donte. Geen reactie. “Oh, sorry, een vervoerder?”

De groep stopte. “Waarheen?”

“Zo ver weg mogelijk.”

“Klinkt niet als duidelijke plek.”

“Waar willen jullie heen?”

“Troon van de Toekomst. Als ergens veilig, dan onder bescherming van goden.”

“Je hebt door dat alle dino’s daar ook naartoe op weg zijn?” vroeg Nisah.

“Ja, en de goden zullen zonder moeite tegenhouden.”

“Jullie hebben te veel vertrouwen in die goden,” zeiden Nisah en Donte tegelijkertijd.

“Ze kunnen niet eens de asteroïde tegenhouden!” Donte sloeg zijn nek richting het vlammende punt aan de hemel. “We hebben geen tijd voor een leuk gesprek! Gaan jullie mee of niet?”

“Geloof in goden. Zullen de asteroïde stoppen.”

“Oh, alsjeblieft zeg.” Nisah dook omlaag, tilde de hagedissen op met het puntje van haar bek, en plaatste hen op haar rug. “De goden gaan de asteroïde niet tegenhouden omdat ze doen alsof.”

“Wat? Onzin!” De hagedissen bogen zich rondom haar schubben totdat ze fijn lagen. De groep rende verder.

“Nogmaals, hoe weet jij dit?”

“Ik heb meer dan genoeg tijd doorgebracht met de goden om te weten dat ze die asteroïde makkelijk kunnen stoppen.”

De hagedissen keken heen en weer tussen haar, Cosmo in de lucht, en de asteroïde. “Het … het is ook niet zo’n grote steen eigenlijk, of wel?”

Donte had het gevoel dat niks meer klopte. Alles was niet zoals hem werd verteld. De haat van zijn vader jegens de goden was terecht. Maar naar de troon lopen om ze op te vreten was onzin. Hij schudde zijn schouderbladen. Ik moet stoppen met proberen goed te praten wat de dino’s doen. Ik vlucht en ik leef ergens mijn droom.

“De goden liegen! Ze houden de asteroïde niet tegen!” schreeuwden de hagedissen. Dat trok de aandacht. Zwermen Kleindieren sloten zich aan bij de groep en renden mee, vooral om te vragen wat hij in hemelsnaam bedoelde. Steeds meer wezens klommen op Donte’s rug en grepen hem stevig vast, want zijn bolle dinolichaam kon nog steeds niet sierlijk sprinten.

De andere dieren schreeuwden hun eigen zinnen. “asteroïde gaat inslaan! Goden houden ons voor de gek! Vlucht met ons mee!”

Pas toen Donte de Wijze Zee weer had bereikt, met de prachtige Levensboom die straalde in de zon alsof er niks aan de hand was, durfde hij om te kijken. Hun kleine groep was gegroeid tot wel honderd Kleindieren, sommige op zijn rug, sommige op die van Nisah.

“Wat dacht je?” sneerde Feria vanuit een tak. “Als je me niet omver kunt rollen, stamp je me plat met honderd dieren?”

“Wij eisen dat jullie de asteroïde tegenhouden,” zei Donte, flinker dan hij zich voelde.

“Dat proberen we toch? Maar we zijn geen alleskunners.” Feria’s spiedende ogen vielen op Nisah. Ze liet haar hoofd hangen en slingerde omlaag.

“Het is niet aan ons om de natuur te controleren en besturen,” zei ze. “Die asteroïde komt nou eenmaal. Wat gebeurt … gebeurt. De natuur balanceert zichzelf, we hebben dit al veel vaker meegemaakt de afgelopen millenia.”

“Feria,” Donte probeerde een lieve stem op te zetten, maar iedereen hoorde vooral angst. “Ik weet hoeveel je geeft om de dieren. Er zitten goede dino’s tussen de slechte. Zo erg is het toch niet om de natuur wat bij te sturen?”

“Oh? En wat als de goden duizend jaar geleden hadden besloten om de eerste dino’s te doden, omdat ze te groot werden en te goed konden jagen? Vond je het dan nog steeds een goed idee om de natuur bij te sturen?”

Feria wees met haar staart naar een punt achter de kudde, aan de horizon. Silhouetten van gigantische dinosaurussen, zwartgrijs in de ondergaande zon, stampten richting de Troon van de Toekomst. “Als jullie het niet erg vinden, wij hebben een troon om te verdedigen tegen jouw bloeddorstige soort.”

Feria rende weg. Donte schreeuwde haar na. “Welke leider laat zijn kudde nou uitsterven?”

“Ik ben geen leider en jullie zijn niet mijn kudde.” Feria liep over het water zonder te verdrinken, maar deze keer was er geen zeesterrenpad die het kon verklaren. “Ik ben een natuurkracht in diervorm, zodat jullie het begrijpen. Ik ben bang dat jullie het nooit begrijpen.”

Ze keek over de groep, haar stem helder als een lied. “Ga naar het Noorden. Gulvi bewaakt de Dolfijnenpas, Darus zijn bergen, daarachter zijn jullie veilig. Althans, zo veilig als je kunt zijn.”

En daarmee vertrok de prachtige vos richting haar familie.

“Je hoorde het chagrijnige rode hondenbeest,” riep een hagedis. “Naar Noord!”

De rest juichte en marcheerde rondom de Wijze Zee, richting vrijheid en veiligheid. Donte zag alleen maar het hele continent achter hen dat verre van leeg was.

“Ja, ga daarheen,” zei Donte. “Maar ik ga hier helpen. Er zijn nog meer dieren die op mijn rug passen. De goden zijn in gevaar door dingen die mijn soort doet.”

Hij verwachtte een boze of teleurgestelde blik van Nisah, maar ze glimlachte. “Mijn moeder had gelijk over jou.”

“Wat? Wat zei ze over mij? Hoe kent ze mij?”

“Ze kent iedereen. En ze zei dat men nog lang zou praten over wat jij hier vandaag gaat doen.”

Donte hoopte dat ze over hem praatten omdat hij iets geweldigs ging doen en daarin ging slagen. Niet omdat hij zou sterven tijdens zijn daad. Echt weer iets dat ik zou doen. Ik ren naar de goden om te helpen, ik struikel over iets, en ik val in een ravijn ofzo. “Domme Donte,” zeggen ze dan. “Hij was altijd al een rare snuiter. Laten we zijn fouten onthouden voor de toekomst zodat niemand ze nog een keer maakt.”

“Donte, je bent weer aan het dagdromen,” zei Nisah. Hij schudde wakker en sprintte samen met haar terug het woud in. Al toen hij de eerste boom passeerde viel een Kleindier op zijn hoofd. Huh, waar kwam die vandaan?

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

7. Donte's Daad

Donte en Nisah waren niet snel, maar ze waren ook moeilijk te missen. “Spring op onze rug! Vlucht nu het nog kan!” Maar ondanks al hun moeite, was de opbrengst vooralsnog twee jonge…