10. Epiloog
Beste Chimp, bij deze bent u uitgenodigd om de geboorte van mijn kind Amowe te vieren. Ik woon op de heuvel, vlakbij de Wijze Zee. Gegroet, de leeuwenkoning.
Didrik pakte de brief vast alsof het een hete vlam was. “Maar hij kent Chimp toch helemaal niet? We hebben de tijdlijn veranderd. Ze hebben nooit samen in het leger gezeten.”
“Daarom! Nieuw leven is een perfect moment voor ontmoetingen. Help je even?”
Jacintah stak haar arm uit en Didrik stond plots in de jungle. Hij was niet misselijk of duizelig en klom meteen in de boom. Een chimpansee keek verbaasd op. “Hier, een brief van Viowe.”
Hij gaf het stuk perkament snel af en verdween weer omlaag. Jacintah bracht hem thuis in een oogwenk. De apen hadden het kasteel aan hen gegeven, als dank voor hun waarschuwing. “Hier, de laatste brief.”
“Voor wie?”
“De vossen.”
“Die doe ik wel,” zei Ismaraldah terwijl ze de eetzaal binnenliep. “Ik moet een van hen nog bedanken.”
Jacintah en Ismaraldah verdwenen in een rood licht en kwamen bijna meteen weer terug. “Was dit de laatste? En die jakhals dan?”
“Oh, die is lang geleden uitgenodigd. Moest op tijd, want hij zou nooit zijn geliefde Floria zomaar verlaten.”
“Op naar de leeuw!”
“Maar het kind is nog niet geboren?”
De zusjes keken elkaar aan. “We kunnen wel even wat tijd smokkelen. Zin in!”
Ismaraldah trok de houten klok onder de tafel vandaan. Ze sprongen er allemaal in en vertrokken. Eenmaal aangekomen keken ze meteen door het raampje. “Yes, in één keer goed.”
Ze liepen naar een houten huisje op de heuvel. Een groene doek werd gebruikt als voordeur. Didrik klopte op het hout. Een groot leeuwenhoofd duwde het doek opzij.
“Gefeliciteerd!”
“Oh, eh, bedankt? Hoe wisten jullie—?”
“We kregen een brief.”
“Jullie ook al? Ik moet toch mijn vrouw eens vragen of zij dat heeft gedaan. Kom binnen, kom binnen.”
Uit de woonkamer klonk kabaal. Ze liepen door een brede houten gang en moesten een paarse doek opzij duwen. In de woonkamer zaten ze allemaal—de wolven, de vossen, de jakhals, de chimpansees. Iedereen was gekomen en druk in gesprek.
Een groot bed met veel dekens stond tegen de muur. Ismaraldah rende er meteen op af en keek naar de slapende Amowe. Minutenlang liep ze vast in geluiden zoals “aaaah” en “ooooh”.
Didrik kwam bij haar staan en kuste haar wang. Hij keerde zich tot de leeuw en overhandigde een glimmend stuk hout. Toen de leeuw het aanraakte schoten er enkele flitsen vanaf.
“Het is prachtig. Waar heb je dit gevonden? Ik dacht dat al het drakenhout verdwenen was?”
“Wij hebben zo onze—eh—connecties.”
De chimpansee stond middenin de kamer en keek iedereen opgewekt aan. “Dus, wie heeft er zin in een potje kokosnootvoetbal?”
De hele groep lachte.
“Je hebt door dat wij niet op twee poten kunnen staan?” zei de jakhals. “Ik heb een beter idee. Bij ons in Floria spelen we vaak schuifhockey. Het is heel makkelijk. Pak een platte houten schijf. Elk team krijgt een eigen vierkant gebied. Neem de schijf onder je poten en schuif hem in het doelgebied van de tegenstander!”
Iedereen keek naar elkaar. Ze knikten. De jakhals rommelde in een versleten tas, pakte eerst per ongeluk een kompas, en toen een schijf. Hij duwde een gele doek opzij en de groep liep de heuvel op alsof ze meededen aan de Olifantische spelen.
Didrik knuffelde Ismaraldah. “Ik zei toch dat het zou lukken?”
Het leek inderdaad, beste lezer, alsof de oorlog was afgewend. Maar de echte gevolgen van hun acties wisten ze nu nog niet. Eieren verplaatsen, buskruit tegenhouden lang geleden, één kant helpen om een grote overwinning te boeken—dat kan je niet zomaar doen. Vaste punten zijn vaste punten. En soms verplaats je ze per ongeluk juist naar een eerder moment.
“We moeten verder,” zei Ismaraldah. “We hebben zo weinig tijd samen.”
“Nee, nee, blijf nou even. Volgens mij zoeken ze nog spelers voor schijfhockey.”
Hij duwde Ismaraldah voor zich uit. Jacintah trok haar mee naar buiten.
Viowe schuurde zijn dikke manen langs Didrik. “Ik weet wel wie jij bent. Je bent één van de Kameraden zonder Koning.”
“Ik deed het niet alleen. Die twee panda’s daar hebben hun magische krachten.”
“Tijdreizen, was het niet?”
“Dat moest eigenlijk geheim blijven.”
“Jullie staan als helden in alle geschiedenisboeken. Al weet ik niet waarom. Had je dan niet de bloederige revolutie in Elwar kunnen voorkomen? Of die nare piraten op zee? Of de Frambozi die doordraaiden en edelen het hoofd afhakten?”
Dat waren stuk voor stuk gebeurtenissen waarvan Didrik nóóit had gehoord. Hij was naïef geweest. Natuurlijk was er superveel veranderd! Elke keer als hij uit die tijdmachine stapte, was de wereld op allerlei manieren anders dan daarvoor. Soms klein, soms gigantisch. Het was een wonder dat ze niet de hele wereld braken bij elke tijdreis.
“Zo weet ik ook wat je voelt voor die panda.” Didrik draaide verbaasd naar de leeuw. “Is het niet lastig? Is het niet vervelend dat je nooit met haar mee kan?”
“Het is verschrikkelijk. Ik moet nog steeds elke dag Ismaraldah overtuigen om niet eenzaam weg te rennen, omdat ze denkt dat alles alleen maar slecht kan eindigen. Maar we hebben misschien een manier gevonden zodat ik wél kan tijdreizen met haar.”
Viowe trok een wenkbrauw op. “Hoe?”
Didrik schudde zijn hoofd. Hij kon niet wachten om het te proberen; hij was tegelijkertijd doodsbang voor de gevolgen. “Door een grote opoffering.”
Toen hoorde hij het startschot van de partij schuifhockey, uit een klein geweer in de hand van de Chimpansee.
En zo ging het leven door …