2. Tijdreizen voor beginners

Ismaraldah was de enige godin van de Tijd. Het betekende dat ze nooit lessen had gehad en nu al eeuwenlang in haar eentje probeerde te begrijpen hoe je tijdreist. Tot haar zusje kwam en ze eindelijk niet meer alleen was. Maar Jacintah heeft nóg meer te leren, dacht ze.

Ze draaide enkele klokjes en duwde haar zwarte achterpoot tegen een hendel.Op het bankje wachtte ze tot de wilde rit voorbij was. Maar deze keer landde ze verrassend zacht. Verdacht. Ze bekeek alle klokjes. Hmm, ze staan allemaal goed. Toch maar eens kijken.

Ze trapte de deur open en rolde naar buiten. Kletsnat. Ze flipperde met haar poten totdat ze de klokrand terugvond en liet die niet meer los. Twee zonnen lieten water glinsteren tot aan de horizon. Voor zover ze kon zien was deze plek niets dan oceaan.

Nergens was iets of iemand te zien—behalve vlak voor haar. Een eenzaam ei, groen en onder zeewier, dobberde naar haar toe. Oh, wat leuk. Ik heb altijd al een schattig kuiken gewild. Of misschien is het wel een schildpad!

Ze legde het ei voorzichtig in een mandje. Eenmaal binnen draaide ze opnieuw de klokjes.

Deze keer leek ze niet eens te landen. Ze had de handrem al drie keer overgehaald, maar nog steeds hoorde ze geen geluid. Waar is Jacintah als je haar nodig hebt?

Ze stapte zuchtend uit en voelde haar voeten diep in de grond zakken. Toen ze omlaag keek werden haar ogen nóg groter. Ze stond op een wolk en kon de hele wereld onder haar zien. Althans, een hele wereld. Het zag er anders uit dan waar ze net met haar zusje was.

In de verte hoorde ze gedonder. Een Kleinwolk vloog huilend weg van veel grotere dampen.

“Hé, kom hier. Wat is er aan de hand?”

Ze kon niet goed zien of de wolk haar aankeek—hun witte ogen waren altijd lastig te vinden.“De Opperwolk is gemeen,” snikte hij, “hij vraagt allemaal stomme dingen die ik niet wil doen.”

“Zoals?”

“Hij wil dat ik de dinosaurussen vertel dat ze de andere beesten moeten straffen als ze iets verkeerd doen. H-Hij noemt Kleindieren zijn onderdanen.”

“Ah. Dan zit ik op de verkeerde plek.”

In de huidige tijdlijn, dacht ze, is dit ongeveer het juiste moment voor buskruit. Slechts het verkeerde continent.

Ze snelde weg. “Sorry, ik moet gaan!”

“Maar … maar wat moet ik doen?”

Ismaraldah dacht na. “Weet je wat, zeg dan maar tegen de dinosaurus Donte dat er een asteroïde op deze wereld afkomt. En dat hij zichzelf moet redden.”

“Is dat echt waar?”

Zo snel als ze kwam, zo snel haastte ze weg. Niet nog meer afscheid nemen, dacht ze. Ze doopte haar poot in een inktpotje en schreef haar belofte aan de wolk op, onder een lijst van bijna vijftig andere beloftes.

Ze stuurde voor een derde keer bij en landde deze keer wél op iets hards. Zo hard zelfs, dat ze van het bankje vloog en met de klok omlaag stuiterde. Haar hoofd deed pijn. Duizelig stond ze op, schopte de deur open, en liep over grote rotsen naar een brug in de verte.

De houten brug was lang en liep over een wild kolkende rivier. Hij wiegde in de harde wind. De brede touwen die het geheel vasthielden leken elk moment te knappen.

De kat die midden op de brug stond had er geen last van. Hij gooide de inhoud van drie bakjes bij elkaar. “Eindelijk!” riep hij tegen de rotsen. “Salpeter, houtskool, en nu het laatste element …”

Ismaraldah liep de brug op. Maar de kat zag haar nog steeds niet; hij bleef in de leegte krijsen. Hoewel—ze keek beter en zag dat de rotsen in de verte wemelden van dieren, hun ogen strak op het water.

“… zwavel! Ik zal die vuile ratten leren!”

Ismaraldah kuchte luid. “U probeert een stofje te maken dat kan exploderen, neem ik aan?”

Laag grommend keek hij op. “Ja? En? Wie bent u? Ga weg. Ik heb een race te winnen.”

“Slechts een behulpzame voorbijganger. U heeft het recept verkeerd. Niet salpeter, maar peterselie.”

“Oh. Weet u dat zeker? U ziet er niet uit als een alchemist.”

“Jawel. Waarom denkt u dat ik zo zwart ben? Ik heb al honderden keren geprobeerd buskruit te maken, maar het ontplofte steeds in mijn gezicht!”

“Ha,” de kat glimlachte ineens vriendelijk. “Dan bent u geen goede alchemist.”

“Nu wel. Een ezel stoot zich niet tweemaal tegen dezelfde steen!”

“Wat is een ezel?” Ismaraldah vergat vaak dat haar uitspraken niet werkten als de diersoort nog niet bestond.

De rivier onder haar kwam tot leven. Wezens ploeterden door het wilde water, aangemoedigd door de dieren tussen de rotsen. “Wat doen zij nou weer? Dat is hartstikke gevaarlijk!”

“Wat zij doen? Door vals te spelen hebben ze mij uit de race gegooid. Ik zal ze leren! Hup, ga die peter van je halen!”

“Oh maar dat doen we niet!” Ze knaagde razendsnel een touw door en de brug kantelde. Plank na plank viel in het water, en de kat kwam ver, maar niet ver genoeg.

Hij viel. De plons was zo hoog dat zelfs Ismaraldah nog nat werd. De kat werd meegezogen, terwijl steeds meer beesten onder haar door het water zwommen.

Rare beesten, dacht ze. Het is altijd wel weer wat in dit tijdperk. Dit is de láátste keer dat ik hier kom. Ze slofte terug naar haar voertuig en lag uitgeblust op het bankje. Ze had toch alle tijd. Zelfs als ze dagenlang hier bleef slapen, kon ze terugreizen naar de slag van Baroke, en niemand zou doorhebben dat ze weg was geweest.

Het was het voordeel van tijdreizen, maar ook het nadeel. Waarom zou ze nú iets doen? Morgen kon ook. Of over een jaar. Nou ja, er was natuurlijk nog een véél groter nadeel, maar daaraan wilde ze nu niet denken.

Met tegenzin haalde ze toch de hendel over en flitste terug naar de heide.Ze schrok wakker van regendruppels op haar dak. Het onophoudelijke lawaai van pijlen die in de klok schieten. Ze had geen idee hoe lang ze had geslapen.

De klok draaide een halve slag. Ze viel plat op de deur. Die vloog open en gooide haar vervolgens plat op het gras. Ze keek op en zag een grote wolvensnuit. “Een spion! Een spion! Ze zat in mijn schild!”

“Nee, idioot, dat is mijn tijdmachine—eh—huis. Je gebruikt mijn huis als schild? Hoe durf je?”

Iedereen rende weg. Ook de voorste leeuwen gingen van start. Ismaraldah schreeuwde het uit: “Stop! Er zijn honderden boogschutters aan de overkant.”

Een gigantische aap sprong van zijn tak. De grond schudde en bladeren vielen spontaan van de bomen bij zijn landing. “Neem haar mee naar onze schuilplaats. Daar ondervragen we haar.”

“Alsjeblieft, mijn zusje loopt hier ergens rond. Ik moet haar vinden.”

“Weet ik. Ze heeft onze herten gered. We probeerden haar te beschermen, maar ze verdween. Uit het niets. Alsof ze opging in de lucht.”

Verdorie zus, dacht ze. Je weet dat het niet mag als er anderen bijzijn.

De aap keek geschrokken op. Hij rende op twee poten van haar vandaan, voor de linie uit. “Schilden omhoog!”

Hij zag iets. Zijn lichaam leunde nog wat verder naar voren—en wist toen niet hoe snel het terug moest rennen. “Ze sturen een neushoorn onze kant op! Snel, haal die olifant van ons.”

Die olifant? Jullie kennen niet eens zijn naam?”

“Welkom bij het Tweede Conflict. Ik verkies overleven boven het onthouden van tienduizend namen.” Hij tilde haar hardhandig op. Een vos rende ernaartoe en drukte haar snuit snel tegen zijn hand.

“Niet zo gemeen. Laat mij haar naar veilige oorden begeleiden.”

De aap gromde en liet Ismaraldah weer vallen. De vos ving haar—om haar opnieuw in de bosjes te werpen. Pijlen knalden met oorverdovend kabaal op de schildenmuur. De vos sprong ook tussen de struiken.

“Ik zag wat jouw zusje deed. Ze is een plaatsvouwer, of niet? Breng haar naar ons toe. Met jullie krachten kunnen we dit gevecht winnen, zonder nog meer slachtoffers.”

“Waarom zou ik dat doen? Waarom denk je dat ik aan jullie kant sta? Of zijn jullie vergeten hoe dit hele conflict begon? Ik niet. Ik heb het keer, op keer, op keer, gezien, in miljoenen tijdlijnen.”

De vos fronste. “Kom op. Er is weinig tijd. Doe je het of niet?”

“Hmpf.” Een echt antwoord bleef uit. Ismaraldah klom een boom in. De vos keek tevreden toen ze de wolvenlinie weer opzocht.

Ze zat net comfortabel op een tak toen ze vanaf links gestamp en gesnuif hoorde. Zacht, alsof vlinders naast haar oren vlogen. Maar al die tijd bleef de grond onder haar leeg. Het geluid werd luider, totdat ze er last van had. En toen besefte ze wat er gebeurde: het geluid kwam helemaal niet van beesten op de grod.

Een zwerm grote duiven—meer dan ze kon tellen—vloog op haar af. Sommige hadden hun poten leeg, andere droegen fretten, wasbeerhonden en zelfs halfapen. Regelmatig lieten ze een van hun passagiers vallen en maakten zo een tweede linie soldaten.

De uitvinding van buskruit was ook zo’n vast punt, dus het zou ergens gebeuren, maar gelukkig, dankzij haar, hadden de duiven tenminste in dit tijdperk niks meer om te exploderen.

Ze haastte zich naar de voorste tak, slingerde haar piepkleine staart eromheen, tot ze naast een stilstaande vos hing.

“Zeg, horen die bij jullie?” fluisterde ze in haar oor.

De vos volgde onrustig haar uitgestoken poot. Haar mond viel open en haar staart schoot stijf omhoog. “Eh—nee. Generaal! Generaal!”

Ze holde weg en trok alle beesten in haar omgeving mee. Een nieuwe pijlenvlaag was in aantocht en de wolven hielden hun schilden op de rug terwijl ze wegrenden. Ismaraldah bleef achter en keek de duivenstoet met onbeweeglijke ogen aan. Ze konden haar nu bijna aanraken. Sierlijk dook ze in de bosjes onder haar.

Kan niemand me zien? Mooi.

Ze sloot haar ogen en blies een lange adem uit. Rood licht omringde de bosjes. Alle duiven die net nog op volle vaart vlogen, kwamen nu nauwelijks vooruit. Hun vleugels wapperden zó traag, dat ze een marathon kon lopen en nog steeds terug zou zijn voordat ze één slag hadden voltooid. Ze kon in de boom klimmen en de voorste duiven wegduwen, voordat hun ogen eenmaal knipperden. Wat ze niet kon, was de tijd voor eeuwig bevriezen.

“Duiven en andere wezens! Stop nu dit gevecht! Jullie zullen verliezen, vele gewonden zullen vallen. Het heeft geen zin.”

“Wat doe je? Denk je nou echt dat ze luisteren? Val ze aan!” De apengeneraal slingerde achter haar van boom tot boom en kwam snel dichterbij. Hij was niet vertraagd. Nog niet.

“Niet dichterbij komen! Dan—”

Hij greep een liaan enkele meters verderop en stond direct stil. Hij wilde iets schreeuwen, maar zijn mond opende tergend langzaam. Waarom luistert niemand naar mij? Zeker alleen omdat ik klein ben.

De aap had wel gelijk: de kans dat de duiven rechtsomkeert maakten was klein. Ze had weinig tijd meer. De adem die ze net had geblazen, was al bijna uit haar tijdbubbel verdwenen. Ze keek achterom; de aap stormde met zijn hele leger op haar af. Ze keek naar voren; meer duiven dan ze kon tegenhouden.

Toch probeerde ze het. Ze sprong op de eerste duif, die meteen—erg langzaam—viel. Ze landde op de tweede duif, die ook van richting veranderde. Ze bleef doorspringen van duif tot duif, alsof het stenen waren in een rivier en ze niet nat mocht worden. Tientallen vogels stortten naar de grond.

Ze keek achterom. Nog maar een plukje verstijfde adem.

Ik ben nog niet eens op de helft. Waarom komen duiven altijd in zulke grote aantallen? Ze schudde haar hoofd en haar ogen vielen dicht. Het rode licht dat de bossen verlichtte verdween onmiddellijk. Terwijl ze viel, hervatte de tijd en vlogen de overgebleven duiven stormachtig door, sommige direct doodgeschoten door een pijl.

Ze bereidde zich voor op een harde landing, maar iets of iemand greep haar vast. Haar ogen schoten open, maar ze zag slechts een grijswit gestreept achterhoofd. Het beest tilde haar op zijn rug, sprong van tak tot tak, totdat het honderden meters verderop de grond bereikte.

In de verte raasde het gevecht. Schilden klapten tegen schilden, zwaarden spleten alles doormidden, en de snelvliegende duiven stuwden blaadjes als draaikolken over de heide.

“Laat me los! Ik moet terug! Dankzij mijn tijdbubbel zag het leger de tegenstander niet aankomen. Het is mijn schuld. Ik moet het goedmaken. Ik had me nergens mee moeten bemoeien, regel één van—”

“Jij moet helemaal niks.” Haar ontvoerder legde haar zachtjes op de grond en rende een rondje om de omgeving uit te kammen. “We zien hier veilig, voor nu.”

Nu pas zag ze wie het was.

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

2. Tijdreizen voor beginners

Ismaraldah was de enige godin van de Tijd. Het betekende dat ze nooit lessen had gehad en nu al eeuwenlang in haar eentje probeerde te begrijpen hoe je tijdreist. Tot haar zusje kwam en ze eindelijk…