5. De klok terugvinden
Zeze, een wolvin met grijze haren en littekens overal, leidde zowel de wolven als de leeuwen. Ze duwden hun schilden in de grond om een hoge muur te maken. Vossen sprongen erbovenop en gromden richting de indringer die op hen afkwam. De apengeneraal hing ondersteboven uit zijn boom.
“Dat is geen vijand. Dat is een das! Wat doen die hier nou?”
Ook in het Tweede Conflict, beste lezer, waren de Apen de enige gespleten diersoort, met halfapen die voor de vijand vochten. Elke andere diersoort stond volledig aan één kant. Alle wolven voor de apen. Alle fretten voor de hyena’s. De enige reden dat Didrik niet meteen werd neergeschoten, was dus omdat dassen zich allemaal achter de apen hadden geschaard.
De wolven hieven hun schilden en Didrik schoof op zijn buik naar veiligheid. Hij bleef platliggen en hijgde razendsnel.
“Ik moet,” hij nam een grote hap adem, “naar de bosjes.”
“Waarom?”
“Ik moet iemand daar ontmoeten, op het juiste tijdstip.”
“Grijp hem!”
Voor Didrik kon reageren grepen leeuwen hem vast. “Dit is een misverstand! Ik ga geen vijand ontmoeten. Verre van. Ik ga juist iemand ontmoeten die jullie helpt.”
“Eh—generaal—er komt een zwarte wolk onze kant op. Is dat normaal?”
“Dat is geen wolk,” schreeuwde Didrik. “Dat zijn de boogschutters! Zoek dekking!”
Iedereen volgde zijn bevel op, misschien omdat hij het zo overtuigend uitsprak. De leeuwen verzachtten hun greep zodat hij onder een van de wolvenschilden kon schuilen. Iedereen wachtte tot de pijlenstorm voorbij was. Toen de lucht weer klaarde sprong de apengeneraal naast hem.
“Waarom weet jij zoveel? Wie ga je ontmoeten?”
“Ik … dit gaat jullie brein breken. Ik heb een tijdreizigster ontmoet, maar we zijn per ongeluk terug in de tijd gegaan, dus ik moet haar op hetzelfde moment opnieuw ontmoeten.”
Een majestueus hert huppelde uit de bosjes. Didrik herkende haar en wist precies wat ze ging zeggen. Wat ze zou moeten zeggen. Maar nu wachtte ze tot de aap klaar was met Didrik, waardoor de tijdlijn veranderde. Het hert zou de aap nooit op tijd waarschuwen voor gevaar.
Didrik knikte naar het hert. “Hebben jullie de linkerflank al nagekeken?”
“Dat wilde ik net zeggen, apengeneraal,” antwoordde het hert. “Er is helemaal niemand te vinden.”
Didrik lachte. “Maar hebben jullie ook gezocht naar duiven? Je weet maar nooit.”
Het hert hing schaamtevol haar hoofd. “Nee. Ik haal direct de uilen.”
Didrik rende weg, maar de aap hield hem tegen. “Dus jij kent de toekomst? Vertel alles! Waarop moeten we letten? Met hoeveel zijn ze?”
“Sorry, ik weet alleen de nabije toekomst, want ze zijn maar een klein stukje teruggegaan.”
De aap streelde zijn kin en knikte bedachtzaam, maar liet hem niet gaan. “Luister. Zoek die vriendin van je, en ga nóg verder terug in de tijd. Kom dan terug en vertel mij alles dat je van de tegenstander weet. Dan kunnen we hen stoppen voordat ze in Baroke zijn.”
De lucht kleurde weer zwart, maar niet van pijlen. Een zwerm uilen vloog vlak boven de boomtoppen, op weg om tientallen duiven te onderscheppen.
“Ik ben een Kameraad zonder Koning. Ik kies geen kant.”
“Waarom sta je dan aan deze kant van het slagveld?”
Didrik bleef stil. Hij rende weg en zocht de precieze plek waar Ismaraldah haar tijdbubbel zou gaan maken en wachtte. Lang. Ontzettend lang.
De duiven waren al verslagen voordat ze aankwamen en er was nooit een tijdbubbel verschenen.
De zon ging onder. Zijn hoofd rustte inmiddels op een laaghangende tak en zijn sterke poten hingen er slap bij. Hij werd moe. Het was stil. Ismaraldah verscheen niet en alle andere beesten waren inmiddels opgeschoven.
Hij zag een kampvuur, achter een zeldzame boom middenin de heide. Wolven en vossen aten en dronken samen. Hij twijfelde of hij ernaartoe moest gaan. De generaal zou waarschijnlijk enorm boos worden, of hem uitlachen. Zijn ogen vielen half dicht.
Natuurlijk! dacht hij. Zijn ogen openden weer. Ismaraldah komt niet meer. Doordat ik de apen heb verteld over de duiven, heb ik de geschiedenis veranderd, dus zij is nu ook ergens anders.
Zijn gezicht trok samen. Blijft raar, dat tijdreizen.
“Wacht je op iemand?”
Zijn lichaam spande aan. Van schrik gromde hij kort. Zijn hoofd brak door de tak heen en hij viel plat op zijn buik. Hij keek voorzichtig rond, maar zag nergens beweging. Met mijn donkere vacht moet ik gecamoufleerd zijn tussen de bosjes, dacht hij. Hoe kan iemand mij toch zien? Diegene moet een geweldige spion zijn.
“Joehoe, leef je nog? Nee, niet weglopen. Blijf hier, ik meen je geen kwaad.”
“Toon jezelf!”
De donkere nacht wierp vreemde schaduwen toen een felle witte gloed verscheen. “Kiekeboe!”
Een zachte poot duwde tegen zijn hoofd tot hij op zijn rug lag. Hij keek op en zag een witte panda.
De spanning stroomde uit zijn lijf. “Jou heb ik net nodig. Jacintah, toch?”
“Oké, béétje eng dat je mijn naam kent. Maar, in dit geval mag het, want ik weet ook hoe jij heet—Didrik. Ismaraldah houdt maar niet op met over jou praten. Ze leerde mij hoe je jou kan vinden.”
“Maar—jij hebt haar nog niet eens ontmoet, sinds ze mij leerde kennen?”
“Voordeeltje van tijdreizen: je kunt roddelen over iemand die je nog niet hebt ontmoet.”
Dát brak Didriks brein. Jacintah ratelde door. “Nou hup, overeind. Waar heb je haar gelaten?”
“We waren samen aan de overkant, bij de tegenstanders, toen ze mij wegstuurde.”
“Pardon?” Jacintah beukte beurtelings tegen beide schouders. “Je hebt haar achtergelaten? Eenzaam en alleen? Puh, je bent onze diensten niet waardig.”
“Jawel, jawel! Ze stuurde mij weg omdat ik zou sterven door een paradox.”
Jacintahs wenkbrauwen hingen laag. “Dat … is niet hoe het werkt. Waarom zou ze dat zeggen?”
“Wacht eens duizend dubbeltjes. Hoe werkt het dan wel?”
“We weten het niet zeker. Ismaraldah denkt dat wanneer ze iets belangrijks verandert, dat de hele tijdlijn wordt herschreven. Dus er is geen geschiedenis om opnieuw af te spelen. Het moment dat je tijdreist en iets verandert, zal de hele geschiedenis van de wereld zich aanpassen om deze verandering logisch te maken.”
“Dus … ik kan wel reizen naar een tijd voordat ik werd geboren?”
“Tuurlijk. Maar als je dat doet, zou je geboren zijn door een totaal andere moeder, en dus een hele andere das zijn, in een compleet andere wereld.”
En dat is dus ook waarom het ei in het Klokhuis veranderde in een compleet ander leven, besefte hij.
Zijn brein was, compleet en met succes, gebroken.
De plaatsvouwer schuurde haar witte vacht tegen de boomstam. “Maar dan begrijp ik nog steeds waarom Isma daarover zou liegen. Tegen jou nog wel!”
Hiervoor had Didrik getraind. Als kameraad moest je elke dag vertrouwen winnen en informatie krijgen uit andere wezens. “Ja, dat vraag ik mij dus óók af. Zó raar. Ik snap je hélemaal! Ze is nooit op komen dagen, en ik leef nog, dus waarom zou ze dat zeggen?”
Jacintah knikte, alsof ze het eens waren geworden over iets belangrijks.
Hij schudde dramatisch zijn vacht. “Nu gaan wij samen Ismaraldah redden. Klinkt dat goed?”
Twee sterke poten grepen zijn middel. De bomen om hem heen leken te draaien en de wereld werd zwart.
Waar gingen ze nu weer heen?