8. Altijd een stiekem plan

Didrik en Ismaraldah besteedden er geen aandacht aan. Ze bleven lang verwikkeld in een innige omhelzing en vergaten zelfs dat al die tijd iemand op de deur bonsde.

“Ze komt vast wel tot inkeer,” zei Didrik. “We moeten ons nu voorbereiden op morgen. Het vechten stopt eindelijk.”

Hij haalde de deur van het slot. Een hyena en slang kwamen binnen. “Castela vraagt of het is gelukt.”

“Jacintah werkt niet mee, maar we hebben een vervanger!” Ismaraldah probeerde Didrik neer te zetten alsof hij het beste was dat hen ooit was overkomen. Hij lachte ongemakkelijk.

“En wie is dit dan wel?”

“Hij … eh … is een—”

“Didrik. Ik ben een oude vriend van Castela. We zaten samen bij de KZK.”

De hyena keek verbaasd, de slang keek scheel. “De wat?”

“De Krieltjesbakkers zonder Kaassouflé. Niet te verwarren met de Kippen zonder Kop. Die beesten zijn echt doorgedraaid.” Didrik grijnsde en maakte gebaren alsof dit heel wijs advies was.

“Oh. Dat verklaart waarom het eten hier zo lekker is.” Zijn tong gleed over zijn snuit bij het zien van al dat onaangeraakte eten in de kamer. Hij zuchtte. “Maar ik breng jullie naar de slaapvertrekken.”

Die avond lag Didrik lang wakker. Ismaraldah viel in slaap het moment dat ze de slaapkamer binnenstapte. Niemand nam het haar kwalijk—het tapijt was verrukkelijk zacht. En ze was, niet te vergeten, een panda.

Vaak keek hij opzij, in de hoop Ismaraldah wakker te zien met dezelfde twijfels als hij. Halverwege hun tocht naar de slaapkamers herinnerde hij wat eerder die dag gebeurde. Hij had een belofte gemaakt aan de apen. De belofte om terug in de tijd te reizen en het gevecht te stoppen voordat het begon.

Nu stond hij op het punt het tegenovergestelde te doen: de apen verslaan. Ik had Jacintah niet moeten laten gaan.

Hij tilde zijn hoofd op en draaide hem naar de andere kant. Hij sliep altijd plat op zijn buik. Op zijn zij was hij kwetsbaarder, en kon minder snel wegrennen bij gevaar. Voor zover hij wist sliep geen enkel beest op zijn rug. Zag er ook belachelijk uit.

Zijn gedachtegang over slaapposities stopte toen hij metaal hoorde kletteren. Klinkt als twee fretten die veel te zware wapens tillen. Hij richtte zich op. Nee, ik moet bij Ismaraldah blijven. Hij ging weer liggen. De stilte keerde terug en zijn ogen vielen langzaam dicht. Eindelijk kon hij uitrusten.

Iets drukte tegen zijn keel. Zijn ogen schoten open en hij probeerde op te staan. Hij kreeg geen lucht meer. Boven hem hingen twee glimmende slangenogen. Castela stond naast hem en hield een zwaard tegen zijn keel.

Ik begrijp het niet. Hij wilde het zeggen, maar het zware slangenlijf drukte te hard op zijn lichaam. Fretten hielden een witte panda in bedwang.

“We weten wat je van plan bent. Jacintah kon haar mond niet houden.”

Didrik stootte de slang opzij. “Ik ben niks van plan,” pufte hij. “Ze liegt dat ze barst!”

“Ze was anders erg overtuigend.”

“Wat heb je gedaan?” Didrik keek nu naar Jacintah.

“Verteld dat je van plan was ’s nachts Castela te ontvoeren en de apen binnen te laten.”

“Maar dat is helemaal niet—” Didrik kreeg een stomp in zijn buik.

“Heb je nog laatste woorden?”

“Nee! Stop! Ik eis een kans om mezelf te verdedigen. Castela, je gaat toch geen kameraad vermoorden?”

“Ik ben geen kameraad meer. Al heel lang niet meer.”

Castela hief het zwaard omhoog.

“Kiekeboe!”

Iedereen bevroor en keek Jacintah aan. Ze knipoogde naar Didrik en legde haar poot op zijn hoofd.

De kamer draaide en alles werd zwart. Een knipoog later lag Didrik op varens en paardenbloemen onder de sterrenhemel. Jacintah lag naast hem. Ook Castela, de slang, en vier fretten lagen erbij. Didrik voelde zich misselijk. Jacintah gaf hem snel een kusje op de wang en hij was meteen klaarwakker. De slang lag in kronkels en keek nog scheler dan normaal. Ook Castela kon haar evenwicht niet vinden.

“Sorry dat het zo moest,” zei Jacintah. “Gaat het?”

Didrik knikte. Zijn buik deed nog steeds pijn en hij had moeite met ademhalen.

In de verte ging een alarm af. Twintig uilen loeiden een eindeloos “oehoe” vanuit de bomen. Meteen voelden ze de grond trillen.

“Waar zijn we?”

“Het apenrijk. Als ze Castela gevangennemen, eindigt deze veldslag.”

“… of je hebt zojuist Castela binnengesmokkeld en ze kan heel veel schade aanrichten!”

Vier apen doken op uit het nachtelijk duister en grepen de fretten. De slang viel aan, maar door zijn duizeligheid miste hij de apen en raakte een boom—meteen bewusteloos.

“Castela, alles goed? Wie heeft je binnengelaten?”

“Deze twee,” ze duwde Jacintah hard opzij, “hadden mij ontvoerd.”

Een vijfde kleinere aap verscheen. Iedereen gooide de fretten in zijn armen. De vier apenbewakers liepen naar Jacintah en Didrik. “Wacht eens even. Dit is die das die ons vandaag waarschuwde voor de duiven! Je hebt ons leven gered, makker!”

Didrik kreeg links en rechts een wel erg harde schouderklop. Ah ja, dacht hij. Ze zijn vergeten dat ik Ismaraldah bevrijdde uit de gevangenis, want dat is in hun ogen nooit gebeurd. Hij had het idee dat hij het tijdreizen onder de knie kreeg. “Graag gedaan, graag gedaan.”

“Had jij de Apenheer niet beloofd terug in de tijd te gaan en—”

De vier apen snoerden snel de mond van de vijfde. Het kwaad was, echter, al geschied.

“Zei ik toch!” Castela riep zo hard dat de uilen wegvlogen. “Deze das heeft mij ontvoerd en heeft zijn belofte aan de Apenheer verbroken. Hij is de slechterik! Neem hem gevangen!”

“Luister niet naar haar. Didrik is een goede vent. Zij is de slechterik!”

De apen wisten niet wie ze moesten grijpen en pakten dus Didrik, Jacintah én Castela stevig vast.

“En ik kan het bewijzen!” riep Jacintah, haar schelle stem als een alarm door de stille nacht. “Ga naar haar kasteel en je zal alle tegenstanders zien slapen.”

“Is dit waar?”

Castela keek weg en zei lange tijd niks. “Prima. Dan ga je naar het kasteel en verslaat je vijanden terwijl ze slapen. Heel eervol hoor. Nobel. Ik heb een beter voorstel: laat mij teruggaan en ik haal iedereen over om vóór de middag vrede te sluiten.”

De apen keken elkaar aan en knikten uitvoerig. Ze lieten Castela zelfs los. “Wij zijn eervol. Laat niemand iets anders zeggen. We vertellen de Apenheer—”

“Dat meen je niet. Je laat haar gaan?”

“Onderbreek mij niet! Castela, als jij je belofte verbreekt, zullen wij geen genade kennen. Vóór de middag wil ik een verklaring van vrede en—”

“Jullie maken een grote fout. Ze gaat geen vrede—”

“Stilte, luide panda! Castela, lever je wapens in, vóór de middag. Zo niet bestormen we het kasteel.”

“Akkoord.” De apen wilden haar poot schudden, maar ze draaide al om en rende weg.

“Jullie twee gaan mee naar de Apenheer. En jij houdt je snavel! Begrepen?”

“Nee. Dat doe ik niet. Ik heb recht van meningsuiting. Of, nou ja, die regel gaan jullie over een tijd invoeren.” Ze keek naar de hemel, alsof ze probeerde te herinneren wat het precieze jaartal was. “Hoe dan ook, jullie verpesten het voor jezelf! Castela gaat terug naar het kasteel, verzamelt iedereen, en valt jullie gewoon aan.”

Didrik maakte zich zo groot mogelijk. “Onze vriendin zit in dat kasteel. Ze zullen haar vreselijke dingen aandoen na dit verraad.”

“Dit is oorlog. We kunnen niet ieders vriendin redden.” De apen stampten weg. Didrik wilde iets roepen, maar Jacintah duwde zijn mond dicht.

“Laat haar toch. Ze redt haarzelf wel. Wij gaan dit samen oplossen.”

“Hoe kun je dat nou zeggen over Ismaraldah? Jullie twee horen bij elkaar. Je ziet hoe moeilijk ze het heeft.”

“Ja, en jij ziet ook hoe ze mij behandelt.”

“Als je dat wilt veranderen moet je daar zelf mee beginnen. Laat haar zien hoeveel ze voor je betekent. Ze heeft een zetje nodig.”

“Hmpf. Ik begrijp steeds beter waarom ze al eeuwenlang over jou roddelt als een klein verliefd meisje!”

“Oké, stop. Stop met tijdreisgrapjes, ik kan ze niet volgen.”

Ze sloften achter de apen aan. Ze bereikten snel de hoofdweg. Ze hoefden het brede pad slechts te volgen om bij het paleis uit te komen. Ze liepen door open grasvelden, zonder beschutting, totdat hoge coniferen opdoemden.

Jacintah trok Didrik meteen achter een daarvan. De apen hadden niks in de gaten. “Hierop had ik gerekend.”

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

8. Altijd een stiekem plan

Didrik en Ismaraldah besteedden er geen aandacht aan. Ze bleven lang verwikkeld in een innige omhelzing en vergaten zelfs dat al die tijd iemand op de deur bonsde. “Ze komt vast wel tot inkeer…