5. Jaren van ware lessen
Slupper zat op een Pilaar van Gibra, half uit het water, en keek toe hoe Solomon terugzwom vanaf het land. Hij zag het al jaren; hij mocht nog steeds niet mee.
Dus hij wachtte op de Pilaar, alleen en ongestoord. Was Socipi maar hier, dacht hij. We zouden samen naar de top van dit Gibrapaleis klimmen.
“Heeft u het gevonden?” vroeg hij hoopvol.
“Jazeker! Hoewel sommige dingen niet kloppen.”
“Bent u daarom zo snel terug?”
“Ook. Maar bovenal wilde ik op tijd terug zijn om je verjaardag te vieren! Slupper, mijn beste leerling, je wordt maar één keer in je leven volwassen. Je wordt maar één keer vijfenveertig.”
Slupper was na al die jaren de grootste schildpad van de hele groep, zelfs groter dan Solomon. Als er nu iets in het duister achter hem aankwam—een veelvoorkomend gevoel—was hij niet meer bang. Zijn gladde schild bevatte inmiddels twee scherpe heuvels. Ze leken in alles op de rode strepen op zijn hoofd.
“Socipi zal inmiddels ook volwassen zijn.”
“Les 460: nooit in het verleden blijven hangen.”
“Ik weet het. Maar hij zal wijzer en rustiger zijn. Waarom gaf u hem nooit een tweede kans?”
Solomon klom op de pilaar naast hem. “Ik had hem niet eens een eerste kans moeten geven. Ik had het moeten zien.”
“Waar heeft u het over?”
“Les 461: je kunt aan iemands schild de persoonlijkheid aflezen en soms zelfs de toekomst. Natuurlijk vergt het veel oefening. Maar het kan, bij iedere schildpad, als je maar goed genoeg kijkt.”
“En wat zag u bij Socipi?”
“Ik zag bij hem niet wat ik bij jou wel zag. Die twee strepen op je hoofd, en nu die heuvels op je rug, staan voor samenwerking en trouw. Je schild kent veel bruinrode plekken, wat staat voor nieuwsgierigheid en snelheid. En dan bedoel ik snelheid in bewegen, maar ook in denken en mysteries oplossen.”
“Verklaart het ook waarom ik zo groot ben?”
“Nee, maar je bent niet de enige hoor. Door de schildgeschiedenis duiken regelmatig bijzonder grote figuren op. Blijkbaar was er lang geleden een familie Oerschildpadden. Daar stammen jij en ik van af.”
Solomon glimlachte. “Misschien stam jij wel af van dat volk genaamd Alasti. Och, dat moet een geweldig volk zijn geweest. Ze konden alles uitvinden. Die lampen in mijn grot? Die werken waarschijnlijk op Elektro. Godenlicht. Niemand kent meer het geheim van hoe het werkte, maar zij wisten het.”
Slupper keek uit over de zee. Hij kwam vaak met Solomon naar het wateroppervlak. Ze leunden tegen de prachtige pilaren, starend naar de zon en haar schittering op de golven. Het was altijd rustig. Geen enkel ander beest kwam hierlangs. Sinds Solomon hem als leerling had genomen, had hij zelfs de gemaskerde haai niet meer gezien. Nu ben ik de eenzame schildpad die mijn juf wilde zien, dacht Socipi verdrietig. Nu weet ik zéker dat het een slecht idee is.
“Een medekompaan had een woordenboek. Ik heb de betekenis van alle 99 tekeningen gevonden die jij afgelopen jaren hebt verzameld. Al die symbolen gekerfd in de muren van de stad en omsterken. En je had gelijk: we herkenden ze niet omdat het géén oudduifs was.”
“Geweldig! Wat staat er?”
“Dat is het probleem, mijn jongen. Er staat niks zinnigs. Het zijn willekeurige woorden. Eén stukje komt steeds terug, maar wordt nooit afgemaakt. Het geheim van wereldv—”
“Wereldvogels, misschien? De eerste vogels vonden zichzelf érg belangrijk.”
“Ik betwijfel het. Vogels kunnen geen stad bouwen met hun vleugels.”
Solomon staarde naar de horizon, zijn vin boven de ogen. “We hebben weinig tijd meer. Het land dat ooit dichtbij was, is niet meer dan een zwart puntje. Binnen de kortste keren kan niemand meer eieren leggen.”
“Wat stelt u voor?”
Solomon tikte onrustig op de pilaar. Hij liet zichzelf zakken en landde met een zachte plons. Slupper schrok toen hij ineens een vin om zijn schouder voelde. Hij kon zich niet eens de laatste keer herinneren dat iemand hem aanraakte.
“Slechts één plan blijft over. Al die tekeningen die je vond bevestigden wel een legende die ik ooit hoorde. Er zou een volk bestaan dat het antwoord had op alle problemen. Ze zouden een boek hebben, genaamd De Waarheid, en die goed hebben verstopt. Het boek is nooit gevonden, want er ontstond ruzie. Sommigen dachten dat het antwoord wereldvrede was, anderen juist wereldverovering. Het zou goed kunnen dat—”
“—de legende gaat over de originele inwoners van deze stad! Dan moet het boek in deze stad liggen.”
“Inderdaad! Ik wilde het lang geleden al zoeken. Maar het was te gevaarlijk, en ik miste deze mysterieuze tekeningen om de weg ernaartoe te onthullen. Nu je volwassen bent mag je eindelijk met mij mee naar de Buitenringen.”
Sluppers schild verkleurde van bruin naar oranje.
“Niemand is ooit teruggekomen uit de Buitenringen. Weet u zeker dat we daar moeten zoeken? Er zijn delen van de stad die ik nog niet heb gehad.”
“Ik wel, mijn jongen, ik ken de hele stad op mijn duimpje. Als ik die had gehad. Maar over de Buitenringen is niks bekend. Zelfs de kaart in mijn grot heeft lege randen.”
“En daarom staan er natuurlijk vraagtekens op de kaart: om de plek van De Waarheid geheim te houden.”
“Precies! Daarom ben jij mijn leerling en niet Socipi.”
Slupper viel stil. Hij had Socipi sinds dat ene moment, jaren geleden, nog maar twee keer gezien. Beide keren keek hij boos en maakten ze ruzie. Sindsdien was zijn familie uit de stad verdwenen. Ik hoop dat hij een fijne plek heeft gevonden in een andere onderwaterstad.
Solomon dook weer onderwater. Slupper volgde meteen.
“Waar wilt u beginnen?”
“Het ravijn achter het woud. Die leidt naar de dichtstbijzijnde ingang tot de Buitenringen. Zorg dat je veel eten en graafspullen meeneemt. Ik heb nog wapens liggen uit het Eerste Conflict.”
“Wapens? Les 34: geweld is altijd verkeerd?”
“Ja, maar zelfverdediging niet. Deze stad geeft ons veel veiligheid. Daarbuiten zijn zeemonsters die ons makkelijk opvreten.”
Samen met Solomon zwom hij naar het woud, in een wijde cirkel rondom de stad. Moeder mocht hen nog steeds niet samen zien. Zij dacht dat Slupper in zijn vrije tijd alvast een grot zocht voor later.
Als volwassene merkte hij pas hoe klein het woud eigenlijk was. Vroeger kon hij uren zweven zonder het einde te bereiken, nu vloog hij er zo doorheen. Het ravijn begroette hem als een tweede thuis.
“Weet je zeker dat je dit wilt doen?” Solomon keek ernstiger dan gewoonlijk. Het was de eerste keer dat deze vraag uit zijn mond kwam.
“Ja. Nou, goed, voor zover je ergens zeker over kan zijn. Ik wil niets liever dan deze stad terug naar het land brengen. Dan kan ik eindelijk weg, de wereld rondreizen en ontdekken. Met mijn—”
Het woord vrienden lag op zijn tong, maar echte kameraden had hij niet meer. Het woord familie kwam erachteraan. Maar als zij erachter kwamen dat hij Solomon al die jaren sprak, zouden ze hem direct verstoten.
Solomon haalde hem uit zijn gedachten en trok hem het ravijn in. “In dat geval, volg mij.”