2. Pilarenbreker
Oeros en Gaia hadden samen de wetten van de wereld bedacht. Zij hadden de koudste temperatuur ingesteld die de wereld kon hebben, en zij, als goden, konden daar tegen.
Maar Ardex konden ze niet te lang aanraken, want zijn temperatuur lag nóg lager. Hun handen bevroren, hun wangen, zelfs hun goddelijke magie.
Ze keken elkaar vragend aan, totdat Oeros glimlachte. “Geef het de tijd. Hij warmt wel op. Waren wij niet ook kwetsbaar toen we net waren geboren?”
Gaia schudde haar hoofd. Ze wikkelde nog een doek om Ardex heen en wiegde hem in haar armen, zoals een moeder die met haar liefde denkt kinderen twee keer zo groot en sterk te maken. “Ik laat hem niet los.”
“Dat zei ik ook niet.”
Oeros wachtte een uur, een dag, een jaar, misschien wel een eeuw. Tijd betekende niks voor de oppergoden. Eerst probeerde hij Ardex nog over te pakken, maar Gaia’s lichaam droeg haar eerste kind alsof ze onvermoeibaar was.
Uiteindelijk keerde Oeros terug naar zijn troon en speurde het universum weer af, met dichtgeknepen ogen, op problemen om op te lossen. Hij vertelde zichzelf dat het allemaal goed kwam en dat Ardex tijd nodig had om te groeien, totdat hij zijn eigen leugens nauwelijks meer geloofde.
Een god die zijn eerste zoon laat sterven? Die niet eens kinderen kan krijgen die levensvatbaar zijn? Wat voor hopeloze oppergod was hij dan wel niet. Als er meerdere universa bestonden, met meer goden, zouden ze hem vierkant uitlachen.
Hij voelde vooral een onbeschrijflijke trots. Hij zou hem op missies kunnen sturen! Ardex had misschien wel krachten die zij minder goed begrepen! Met de juiste opvoeding … drie was sowieso sterker dan twee, toch?
Gaia had inderdaad onvermoeibaar moeten zijn, maar Ardex leek energie weg te zuigen. Uiteindelijk wankelde zelfs de moeder van het hele universum. Oeros schoot uit zijn trance en uit zijn troon. Hij was te laat.
Gaia viel uitgeput op de vloer, hoewel het klonk als een veertje die op een kussen landde.
Ardex, daarentegen, knalde over de grond als een baksteen zo zwaar als een planeet. Hij brak twee pilaren en een deel van Oeros troon voordat hij eindelijk afremde.
Oeros was niet boos. Hij was onder de indruk. Zijn ogen gericht op slapende Gaia, vouwde hij één voor één de doeken open.
Ardex had nog geen krasje. Zijn lichaam was zo koud dat het niet donkerblauw was maar zwart, een duister bijna pijnlijk om naar te kijken. Oeros bleef toch ernaar kijken.
Zijn zoon! Nu al een ongelofelijk machtige god. Zo sterk. Zo anders.
Gaia mompelde iets. Goden hadden nog nooit de behoefte gehad om te slapen, en dat was dan ook niet wat Gaia deed. Ze leek té vermoeid en verzwakt om haar ogen te openen of haar magie te voelen.
Oeros zweefde precies tussen haar en Ardex in, om het zicht te ontnemen. Inmiddels had hij alle doeken weggevouwen. Voor hem lag een trillende geest. Zijn zoon had de potentie om sterk te zijn, maar nu … nu leek hij te sterven. Zijn lichaam dwarrelde rond als flarden mist, en als het te dichtbij kwam, voelde Oeros een rilling als nooit tevoren.
Hij raapte losse brokken steen en hield ze boven Ardex’ hoofd. Zodra ze te dichtbij kwamen, sloeg Ardex ze zonder te kijken weg. Een krachtige, snelle slag die de stenen tot buiten de troonzaal ketste.
Oeros was nog meer onder de indruk.
“Ardex,” fluisterde hij, “ik ben je vader. Als je mij kan horen, open je ogen.”
Voor een fractie van een seconde kon Oeros recht in de ziel van zijn zoon kijken. Daarna vielen zijn ogen van vermoeidheid weer dicht.
“Verander van gedaante.”
Ardex probeerde de troon na te maken waarnaast hij lag, maar bevroor halverwege de transformatie, half-god, half-stoel.
“Vergeet het, vergeet het, ga terug naar je eigen vorm.”
Het lukte niet meer. Ardex was zó koud, dat de deeltjes waaruit hij bestond niet meer wilden bewegen, dat alle magie van de wereld de stofjes niet konden laten trillen en hitte opwekken.
Oeros raakte in paniek. Gaia mompelde steeds meer. Ze kon zo wakker worden, hoewel de diepe lijnen in haar gezicht en lichaam een nieuw teken van uitputting waren. Waarom was hij bang voor zijn eigen vrouw? Hij was de Oppergod!
Hij maakte een keuze. Hij raakte zijn zoon aan, lichaam tegen lichaam, hoeveel pijn het ook deed.
Zo stuurde hij een spreuk door hen beide. In een flits verplaatsten ze naar een andere plek, ver buiten het Hemelpaleis. Een plek met verblindend licht en verzengende hitte.
Ze stonden op de dichtstbijzijnde ster.
Oeros liet Ardex vallen, van de pijn, en van de schrik. Zijn handen waren zwart.
Zijn zoon viel tegen het oppervlak van de ster. Zonder bescherming van de doeken, want die waren achtergebleven in de troonzaal.
Ardex’ ogen openden, zijn lichaam plotseling alle felle kleuren die goddelijke ogen konden zien—en dat waren er oneindig veel meer dan mensen konden zien.
Hij krijste en krijste.
Oeros’ paniek sloeg om in blinde magische bommen. Dit was dus wat er gebeurde als je te snel wilde! Hij had zich niet moet laten opjutten door Gaia.
Hij dook achter Ardex aan en haalde hem uit de ster, waarbij hij alle magie die hij kon bedenken afvuurde.
Ardex was opgewarmd, dat zeker. Hij was nu ook zeker aan het sterven.
“Alsjeblieft, Ardex. Alsjeblieft.”
Hij wiegde hem in zijn armen, nu in de gedaante van een kleine ster niet groter dan een menselijke baby. Hij bleef krijsen. Zijn gedaante begon te verbranden door de hitte.
“Wat heb je nodig!? Ik geef je alles.”
Plotseling verstilde Ardex en keek zijn vader aan. Hij sprak zijn eerste woord: “Vuur!”
Oeros twijfelde niet langer en stuwde zijn vuurmagie richting Ardex’ ziel. De verbranding hield bijna meteen op. Ardex’ lichaam nam een stabiele roze kleur aan en … hij lachte.
“Oh. Och. Ja.” Oeros lachte mee en stootte zijn neus tegen die van Ardex. “Ja, was even schrikken hè? Maar alles komt goed, schatje. Hier, kom maar mee, we gaan terug naar—”
Hij werd al teruggetrokken. Hij kon ook nooit ontsnappen aan Gaia.
Een flits later stond hij in de troonzaal tegenover zijn vrouw. Haar lichaam was vijf keer groter dan normaal en donderde.
“Wat denk je dat je aan het doen bent!? Ben je helemaal gek—”
Bij het zien van lachende Ardex kromp ze tot de grootte van een muisje en dook op haar kind af.
“Hij is opgewarmd!” zei Oeros. “Zie je wel, het had gewoon tijd nodig. Gewoon tijd en niks anders.”
Beide ouders bogen zich giechelend over hun godenkind.
“Kom, kom,” zei Gaia, “we laten je zien welk deel van het Hemelpaleis van jou is!”
Ardex bleef maar veranderen van gedaante. Hij was moeilijk vast te pakken en liet zich niet meetrekken.
Toen begon hij te hoesten.
Een vuurbal schoot uit zijn lichaam en smolt wat nog over was van Oeros’ troon. Hoewel de troon was gemaakt van de sterkste metalen in het universum, drupte het nu direct over de vloer, als het magma in het binnenste van een planeet.
Ardex bleef hoesten en sprong uit de bescherming van zijn ouders. Hij racete door het Hemelpaleis, waarbij alles dat hij zag in brand moest worden gestoken.