3. De Monstertest

De prachtige wolkentuinen en versierde vertrekken die ze hadden ingericht voor Ardex werden al snel mooie vulkanen en lavabaden. Met elke vlammende hoest kreeg Ardex meer controle. Hij kon steeds langer, sneller en gerichter dingen vernielen. Hij was er zelf nogal trots op.

Eenmaal bekomen van de schrik, haalden de oppergoden hem makkelijk bij. Ze hielden hem staande op de plek met een magische gevangenisspreuk.

“Nu ga je héél goed luisteren,” zei Gaia streng. “Als je nog één ding kapot maakt, dan sluiten we je op voor héél lange tijd!”

“Ach, joh,” zei Oeros, inmiddels oneindig onder de indruk. Zijn hoofd bedacht al handige missies en taken voor Ardex als hij wat … volwassener was. “Hij is een kind. Deden wij niet hetzelfde toen we pas net waren geboren?”

Gaia fronste. “Nee? Ik kan niet eens vuur maken! Wat heb jij allemaal gedaan voordat ik jou, eh, vond? Ben jij verantwoordelijk voor die happen uit het rand van het universum?”

Oeros wuifde de vraag weg. “Ardex, ik zal een speciale plek voor je maken waar je kunt oefenen met je vuurkrachten. Wat kan je nog meer? Heb je al andere dingen geprobeerd?”

“Oeros! Hier!” Gaia wees naar de grond alsof hij haar schoothondje was die een stok moest terugbrengen. Oeros luisterde.

Gaia hield de gevangenisspreuk in stand en gooide er magie bovenop die zou voorkomen dat Ardex hen kon afluisteren.

Ze keek bezorgd. “Ik wilde het niet geloven, maar … maar het is toch overduidelijk?”

“Zo overduidelijk dat ik géén idee heb waarover je praat,” fluisterde Oeros.

“Hij is het monster! Ik zou nog niet eens een pilaar kunnen afbreken als ik al mijn magie gebruikte. En hij? Hij vernielt halfgeboren en giechelend het hele paleis!”

“Schat, je weet dat ik dat ook zou kunnen? Mijn magie kan hele planeten verwijderen als ik dat wil. Dit kind heeft denk ik, tja, iets meer van mij en iets minder van—”

“Hij heeft niks van mij. En ik ben de moeder van al het leven. Dus hij is het monster.”

Ze keek weg, alsof dit de discussie beëindigde en de keuze was gemaakt. Oeros schudde zijn hele lichaam.

“Het leven is vernielen. Je zal het zien zodra de eerste levende wezens verschijnen. Ze moeten eten, ze moeten energie gebruiken om te overleven, dus elk leven vernielt. Ardex is geen monster. Hij is een kind dat met zijn nieuwe krachten wil spelen.”

Gaia begon een krachtige communicatiestraal, maar Oeros snoerde haar de mond door met meer energie door te praten.

“En uit vernieling ontstaat dan weer iets nieuws. Kijk, hij heeft ons nu een geweldige kans gegeven om het paleis opnieuw op te bouwen! Deze keer nog mooier!”

Oeros hield zijn vrouw zo stevig als hij kon. Meer dan een omhelzing—een versmelting van zielen, een bond van sterrenstof. “Geen leven zonder dood,” fluisterde hij.

Gaia keek achterom. Ardex had zijn gedaante veranderd in een bal van stekels en scherpe punten, waarmee hij tegen de onzichtbare gevangenis beukte. Hij ging er nooit van zijn leven uitkomen, dacht Oeros, maar de poging was applaus—

Ardex brak los.

Gaia slaakte een gil en maakte meteen een nieuwe gevangenis. Ardex grijnsde stout en begon meteen een zoektocht naar de manier om deze te vernielen.

“Ik moet toegeven,” zei Oeros, “dit overtreft mijn stoutste dromen.”

“Dromen? Jij droomde van een vernielzuchtig koppig kind?”

“Je zegt het altijd zo negatief, schat. Ik droomde van een krachtig en zelfredzaam kind.”

Gaia spuugde en donderde. Haar gedaante werd een reus die over Ardex boog alsof hij een klein hapje was, een mier waarop ze kon stampen als ze wilde. Oeros zag dat ze ook onder de indruk was, een hint van nieuwsgierigheid in haar blik, al kleurde die die rood door de vuurballen die steeds werden afgevuurd.

“Hij krijgt drie kansen.”

“Kansen op wat?”

“We testen drie keer of hij een monster is. Als hij ze allemaal faalt …”

Oeros durfde niet te vragen wat Gaia’s oplossing zou zijn. Hun eigen kind … vermoorden? Kon dat? Hem eeuwig opsluiten in steeds sterkere gevangenissen was niet veel beter.

Dus hij hoopte maar dat het lang duurde om de testen te bedenken en uit te voeren. Gaia dacht daar anders over. Ze leek wel voorbereid op deze gebeurtenis, haar monstertesten eeuwen geleden uitgedacht voor het geval dat.

Terug in de vernielde troonzaal, legde Gaia het plan uit.

“We maken een nepwezen,” zei ze. “Iets dat lijkt te leven, een ziel lijkt te hebben. We zeggen tegen Ardex dat hij een zusje heeft gekregen, vervolgens laten we hem alleen met dat nepwezen. Als hij ook maar enige agressie vertoont …”

Oeros fronste. “Hij voelt toch ook wel dat er geen ziel in zit? Hij is een god! En machtig ook! Zo makkelijk houd je Ardex niet voor de gek.”

“Dat is dus de test. Kunnen monsters leven voelen? Geven ze iets erom?”

Oeros zuchtte. Het was het proberen waard. Hij snapte nog steeds niet waarom Gaia zo’n haast had. Als het echt uit de hand liep, zou hij altijd sterker zijn dan Ardex. En er bestond nog geen leven in het universum, dus buiten een paar gebroken pilaren en gesmolten kamers in het Hemelpaleis … welk kwaad kon Ardex precies aanrichten?

Dus hij accepteerde de test en ging ervan uit dat het Gaia gerust zou stellen dat Ardex niet hét monster was.

Gaia was al naar Ardex gelopen en had hem uit de gevangenis gelaten. Ze vertelde over zijn nieuwe “zusje”, waarop Ardex zijn volgende woorden sprak.

“Zusje? Waar?”

“Ze is nu aan het spelen, een beetje zoals jij. Je komt haar wel een keer tegen.”

Na die laatste zin liepen Gaia en Oeros weg. Ze probeerden Ardex expres te ontwijken en hem alleen te laten met hun nepwezen: een gedaante gebouwd uit levensvatbaar materiaal van het universum, zoals deeltjes koolstof en waterstof.

Hun magie zette het nepwezen in beweging en gaf het zelfs een paar zinnen om te communiceren. Zo waggelde de lappenpop van doorschijnend stof door het Hemelpaleis. Voor de zekerheid bouwden ze een grotere gevangenis rondom meerdere kamers, zodat Ardex het wezen wel moest tegenkomen en niet zijn ouders kon lastigvallen.

De oppergoden konden niets anders dan afwachten. Geduldig. Tijd betekende niks voor hen—tenzij ze zo nieuwsgierig waren dat ze niks anders wilden doen.

Als op dit ogenblik aan de andere kant van het universum leven was ontstaan, had Oeros niks gezien of gemerkt. Hij kneep in Gaia’s hand terwijl ze rondjes zweefden om het hele paleis, en zichzelf dwongen om een tijd te wachten voordat ze terugkwamen.

Hoeveel tijd was verstreken? Een jaar? Meerdere jaren? Was het genoeg?

Met bevend hart—als goden een hart hadden gehad—keerden ze terug en zochten Ardex op.

Oeros wist meteen dat ze alles verkeerd hadden ingeschat. Gaia ook.

De lappenpop lag op de grond, aan stukken gescheurd en verbrand totdat het onherkenbaar en magieloos was.

Ardex was opgegroeid. Vóór hen stond een god met een grotere gedaante, vast en zeker. Nog niet, beste lezer, wat jij misschien volwassen zou noemen, maar zeker een tiener. Hij had controle over zijn krachten en een duidelijk gezicht.

Het gezicht stond op vulkaanuitbarsting.

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

3. De Monstertest

De prachtige wolkentuinen en versierde vertrekken die ze hadden ingericht voor Ardex werden al snel mooie vulkanen en lavabaden. Met elke vlammende hoest kreeg Ardex meer controle. Hij kon steeds…