5. Zaadje van Leven

Ardex kon zijn vader Oeros nergens vinden. Dat was niet zo gek, want hij kon pas voor het eerst in zijn leven het Hemelpaleis ontdekken. Overal waren verborgen ruimtes, gebieden, bruggen, sommige magisch afgesloten of juist magisch aantrekkelijk. Ardex kon niet voorkomen dat zijn woede deels plaatsmaakte voor verwondering en nieuwsgierigheid.

Tot hij besefte dat hij dit dus al die jaren had moeten missen. Want zijn ouders hadden hem opgesloten. Hij ging weg, het was de enige goede keuze. Eenzaamheid was zijn enige vriend en zijn krachten waren toch nergens goed voor. Dan heerste hij maar over een klein planeetje aan de andere kant van het heelal, zolang hij zijn ouders maar nooit meer hoefde zien.

Dat hij Oeros niet kon vinden bleek ook geen probleem met zijn zicht of magie. Oeros was simpelweg niet thuis.

Pas lange tijd later—waarin hij Gaia niet meer had gezien—keerde Oeros in een flits terug in de troonzaal.

Ardex keek vragend. Oeros was vrolijk en energiek.

“Het is gebeurd!” zei hij. “Het eerste zaadje is geplant.”

“Wat betekent dat?”

Oeros liep op Ardex af, zijn gedaante wijd gespreid alsof hij hem bij de schouders ging pakken, maar op het laatste moment bevroor hij. Vader en zoon stuurden elkaar alleen positieve, lachende energie.

“Het eerste leven is ontstaan in ons universum! Een eind verderop, langs Dalas, een kleine rode planeet. Het eerste leven! Buiten ons! Ik heb het met mijn eigen ogen gezien, mijn eigen ziel gevoeld, mijn eigen—”

“Mag ik daarnaartoe?”

Oeros bevroor opnieuw. “Nog even wachten tot ze iets verder zijn. We zien wel hoe het loopt.”

“We zien wel, we zien wel,” mompelde Ardex. “Geef het de tijd, rustig aan. Kun je ook iets anders zeggen dan dat?”

“Maar het is de waarheid!” zei Oeros, niet van zijn stuk gebracht door Ardex’ chagrijn. “En Gaia moet het horen. Anders gaat ze te snel.”

Ardex geloofde er niks van dat deze stuiterende god, zo verwonderd door wat waarschijnlijk een paar doelloos zwemmende wormpjes waren, hem en moeder wilde vermoorden. In alles wat hij zei en deed leek hij Gaia juist enorm te beschermen en te willen steunen.

Hij was klaar met spelletjes, en gedoe, en leugens. Vernietiging is duidelijk en direct—Ardex was de god van duidelijk en direct.

“Gaia zegt dat je ons allebei wil vermoorden en alleen heersen.”

Oeros veranderde van schrik van gedaante. “Heeft ze dat echt gezegd? Heb je het niet verkeerd gehoord?”

“Is het waar?”

“Natuurlijk niet.” Oeros wapperde zijn vier handen alsof dat elke aantijging kon laten verdwijnen. Toen leunde hij naar voren en fluisterde in Ardex’ oor. “Ik ben bang om het te zeggen, maar het is juist andersom! Gaia wil alsmaar blijven testen of je een monster bent. Ik vind het onzin.”

Ze keken naar elkaar in stilte. Ardex had het allang doorzien. Dachten ze een god zo makkelijk voor de gek te houden? Een deel van Oeros zat in hem, en een deel van Gaia, al had hij het nog niet ontdekt. Hij kon hun intenties lezen als een open boek, hun gedachten alsof ze door de kamer werden geschreeuwd.

“En nu de waarheid graag.”

Oeros verloor zijn vrolijke houding, al was het maar voor even. Daarna nam hij plaats op de troon, eerder uitgeput dan een sterke heerser.

“Ja, de waarheid is … dat dit weer zo’n test is. Maar ik heb het allang gezien. Je bent geen monster.”

Een last viel van Ardex’ schouders. De vuren die altijd in hem brandden leken eindelijk te doven tot warme kaarsen in plaats van vulkanen. Het was zo simpel, en toch hoorde hij het voor het eerst in zijn leven.

Iemand die hem niet zag als monster en die hem eerlijk behandelde.

“Ik wil je belofte,” zei Ardex plechtig.

“Wat moet ik beloven?”

“Jullie testen mij nooit meer. Jullie praten niet eens over de mogelijkheid dat ik een monster ben. En als Gaia mij alsnog iets wil aandoen, help je mij om haar te verslaan en heb ik volledige toestemming met al mijn vurige macht te verdedigen.”

Oeros schuifelde heen en weer op zijn troon. Ardex wist dat hij niet zomaar iets vroeg. Maar hij wilde de veiligheid en voelde dat Oeros zich aan zo’n belofte zou houden. Hij merkte dat hij het steeds meer eens was met Oeros. Ze moesten rustig aan doen. Gaia had het bij het verkeerde eind.

Dat leven, op die verre rode planeet, zou inderdaad langzaam groeien en ze hadden miljarden eeuwen de tijd om ze ergens een keer te bezoeken. Waarvoor al die haast? En dat gedoe?

Uiteindelijk was hij bijna volledig Oeros, en maar een piepklein beetje Gaia.

“Wat is je antwoord?” herhaalde Ardex.

“Ik zie zoveel van mij in jou,” zei Oeros. “Harde beslissingen maken. God van vernietiging en orde. Ook koppigheid en de wil om met je macht te pronken. En je bent machtig, Ardex, daarover bestaat geen twijfel.”

Wat is je antwoord?

“Zelfs goden raken vast vermoeid, of op, of uitgekeken. Ooit …” Oeros wees om zich heen, hoewel de kapotte troonzaal nog steeds geen wonder was om te aanschouwen. Ardex kreeg langzamerhand zin om de verzameling verbande voorwerpen uit te breiden.

Oeros zweefde op hem af en gaf hem deze keer een volledige omhelzing. “Ooit is dit allemaal van jou. Ik wil je trainen en tonen wat het is om god te zijn. Maar alles op zijn tijd.”

Vader en zoon bekeken elkaar. “Je hebt mijn woord. Mocht Gaia je alsnog monsterlijk behandelen, dan mag je terugvechten en ik zal helpen.”

De volgende last viel van Ardex’ schouders. Zijn gedaante werd minder hard, meer richting de geestachtige mistflarden waarin zijn ouders altijd rondliepen. Alsof zijn omhulsel afviel en hij eindelijk zijn ware ziel kon tonen.

Hij stelde de vraag die hij al zolang wilde stellen, fluisterend en kwetsbaar.

“Wat is er mis met mij?”

Oeros hield Ardex nog steviger vast. “Ik weet het niet zeker. Zo ijskoud als jij was bij geboorte, zoals jij levensenergie wegzoog … we hadden het beide nog nooit gezien. Maar dat maakt je geen monster.”

“Je bent de oppergod, vader. Je moet toch weten hoe het universum werkt!?”

“Ik ben één van twee oppergoden, zoon. Mijn theorie? Gaia wil alleen maar positieve krachten voor haarzelf houden. Alleen magie om te maken en meer toe te voegen aan de wereld. De bedoelingen van de godin van bloei en leven zijn goed.”

“Het pad naar de hel is gebouwd van goede bedoelingen,” mompelde Ardex.

Oeros praatte er snel overheen. “Dus wat doet ze? Alle negatieve krachten stopt ze in haar eerste kind, zodat zij ze kwijt was. Bij jouw geboorte zat je zo bomvol vernietigende magie, dat jouw temperatuur onder de laagste temperatuur zat!”

“Maar toen …”

Oeros zuchtte. “Toen gaf ik jou een ongelofelijk stuk van mijn eigen magie. Ik dacht dat je zou sterven. Je was té sterk voor een jong godenkind. Maar geef het de tijd … en je zal in je kleren groeien. Geloof me.”

Voor het eerst kon Ardex dat ook: zijn ouders geloven. Hij merkte dat de drang om te vluchten, voor eeuwig weg uit het Hemelpaleis, ineens nergens te vinden was.

Totdat Gaia weer tot leven was gekomen en de troonzaal had gevonden. Ze benaderde Ardex met … angst?

“Er is iets veranderd,” zei ze tegen Oeros, alsof Ardex in het geheel niet bestond. Ze wreef weer over haar hele lichaam en sloeg verschillende kleuren uit. “Dat kind … dat kind in mij … het voelt anders. Zwakker. Na … nadat Ardex …”

“Nadat ik wat?” zei Ardex scherp.

“Niks, schatje. Een ongelukje. Maar het voelt niet goed …”

Oeros wuifde zijn zeven armen. Ardex had het gebaar voor laat ons alleen allang geleerd. Maar deze keer trok Oeros hem in.

“Blijf maar, Ardex. We zijn een godenfamilie, we beslissen dit samen.”

Gaia wilde ertegenin gaan, maar kreeg rillingen door haar lijf en hield zich stil. Ardex grinnikte. Hij genoot van haar angst alsof het zijn lievelingsdrinken was na eeuwen van dorst. Eigen schuld, dikke bult.

“Vanaf nu geven we ieder kind één specifieke kracht,” zei Oeros plechtig. “Bij geboorte beslissen we wat van hen wordt. We zullen hen begeleiden en opleiden, nooit testen of tegenhouden. Zo zullen alle kinderen samen alle krachten bezitten, maar geen van hen … overweldigd raken doordat ze té sterk worden.”

“Mee eens,” zei Ardex. “Ik kan niet wachten om mijn zusje te verwelkomen!”

Hij draaide om naar Moeder en schreeuwde “boe”. Gaia slaakte een gil en zweefde achteruit, terwijl in haar handen een wapen vormde dat ze meteen weer liet verdampen.

Ardex liep lachend de kamer uit.

“Tot morgen, bij mijn eerste training!”

Wat hij niet wist, beste lezer, was dat Gaia alle moeite had gedaan om deze keer Ardex écht doof te makken voor haar gesprekken met Oeros. En ze praatte lang met haar man, erg lang, totdat ze samen een belangrijk besluit hadden genomen.

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

5. Zaadje van Leven

Ardex kon zijn vader Oeros nergens vinden. Dat was niet zo gek, want hij kon pas voor het eerst in zijn leven het Hemelpaleis ontdekken. Overal waren verborgen ruimtes, gebieden, bruggen, sommige…