8. De Koudste Godenzoon

Ardex liet de Vuurring nooit meer los. Sinds de ontvangst van zijn Hemelvoorwerp voelde hij zich zowel herboren als … uitgeput. Hij kon het niet plaatsen en was te euforisch om er langer mee bezig te zijn. Dus de jaren die volgden waren de beste jaren die de godenfamilie tot nog toe had gekend.

Gaia leek te hebben besloten dat Ardex niet het monster was. Oeros bleef neutraal, hoewel hij bleef hameren op Zyme.

Het klopte niet in Ardex’ hoofd. Oeros zou niet trots moeten zijn. Ardex had gehandeld, gehaast en destructief. Het omgekeerde van zijn wijze lessen! En het gevolg was honderden dode leeuwen van zijn hand. Misschien was Gaia gerustgesteld, maar zijn eigen twijfels over het monster groeiden.

Dus toen zijn ouders dachten dat alles goed was en geen streken meer verwachtten, sloop Ardex stiekem naar Gaia’s tuinen.

De meeste bogen met paarse mist waren opgeruimd, maar op gevoel kon hij nog een paar van die magische plekken terugvinden.

Het eerste dat hij realiseerde, was dat het opgezet spel was.

Die geelrode planeet kwam inderdaad bekend voor. Het was Dalas, een planeet in de buurt waarop hij vaak had geoefend als klein kind.

Die wezens waren niet echt. Al die jaren dat hij niet in de tuinen had gemogen, hadden zijn ouders met sterke magie deze hele illusie in elkaar gedraaid. Hij had geen echte leeuwen gedood. Dat was niet het eerste zaadje van leven.

Het was de zoveelste test of Ardex geen monster was.

Hij stapte voorzichtig door één van de andere mistbogen. Hij landde op een kleine maan, niet ver van Dalas. Daar stonden precies dezelfde wezens, maar deze liepen niet rond en konden niet praten. Het waren net standbeelden, onafgemaakt en afgebrokkeld. Een mislukte illusie.

Eentje van velen, zo bleek. Zijn ouders hadden flink moeten werken om die ene perfecte, levendige illusie te maken die Ardex voor de gek zou hadden.

Ze hadden heel, heel veel moeite gedaan om dit te maken en al die tijd voor hem te verbergen.

“Ardex?” Gaia’s stem klonk een paar zalen verderop.

Ardex kreeg de neiging ergens in een donker hoekje te duiken, maar dat was onzin. Ten eerste kon Gaia voelen waar hij was, ze hoefde het niet te zien. Ten tweede deed hij niks verkeerd. Hij mocht nu al jarenlang door het héle paleis zweven.

“Ik ben in je tuinen,” zei Ardex luchtig, terwijl hij deed alsof een standbeeld hem flink interesseerde. Gaia zweefde even later langszij en keek mee.

“Och, ja, een van mijn betere werken vind je niet?”

Ardex had geleerd niet zijn eerlijke kritiek te geven op Gaia’s creaties. Hij hield wijselijk zijn mond.

Gaia wreef over haar lichaam. Ardex’ zusje kon er nu elk moment aankomen, en in tegenstelling tot zijn geboorte, was nu wel zichtbaar dat Gaia zwanger was. “Ooit … ooit hoop ik dat dit soort creaties ook echt ontstaan en gaan leven, ergens in het heelal.”

“Er … is toch al leven? Dat zaadje van leven waarover Oeros al eeuwenlang praat?”

“Ja, nou, ja, daarover gesproken … " Ze rilde van top tot teen. “Nee, nee, daarmee willen we je helemaal niet lastigvallen schatje.”

“Ik ben oud genoeg, mam. Ik ben er klaar voor.” Hij wist niet precies wanneer het was gebeurd, maar langzaam was Ardex van gedachten veranderd. Hij wilde best missies voor zijn ouders doen, zeker nu ze een betere band hadden. Hulpje van de oppergoden klonk zo slecht nog niet. Het klonk als iets dat hem elke dag bezig zou houden, en dat was het enige dat telde. “Vertel mij welke missie ik moet doen.”

“Dat zaadje van leven … is aan het sterven. Oeros weet de details, maar zonder hulp zijn we snel misschien weer helemaal alleen in het universum.” Ze rilde opnieuw bij het woord alleen.

Bij het noemen van zijn naam stormde Oeros de ruimte in. Voor degene die altijd rust predikte kwam Oeros erg gehaast en paniekerig over. “Jullie hebben allebei gelijk. Meekomen!”

Het drietal verstrengelde hun misten met elkaar en in een flits zweefden ze vlak boven een andere wereld.

Ardex voelde meteen alle levende zielen. Hij zag de gedaantes, groter dan ze eigenlijk waren, gloeiend en verbonden in een web. Dit was geen illusie, geen test.

Dit was het echte werk. Ardex moest klaar zijn voor het echte werk.

Hij had altijd gehoord dat hij zich extra krachtig en levendig zou voelen in de buurt van leven. Maar hij voelde zich alleen maar nóg meer uitgeput. De theorie van vader dat Gaia hem alle negatieve krachten had gegeven begon hij steeds meer te geloven.

Die levende wezens, beste lezer, waren piepkleine vormpjes zonder enige regelmaat. Ze konden bewegen en stofjes opeten, maar ze zagen er op geen enkele manier uit zoals de meeste dieren die jij kent. Geen ogen, geen benen, geen intelligent gedrag. Maar het leefde, dat wist hij zeker.

Als Ardex dichtbij stapte, zorgde zijn hitte dat de wezens vluchtten. Als ergens een kruimeltje eten lag, vochten ze met elkaar om het te mogen hebben. Zoals al het leven, deden ze niets anders dan hun uiterste best om nog een dagje langer te leven.

Er waren slechts weinig dieren over.

“Ze hebben nooit geleerd om efficiënt te leven of verder te ontwikkelen,” zei Oeros met enige treurnis in zijn stem. “Met wat geluk explodeerden hun aantallen de eerste eeuwen, maar nu sterven ze alleen maar uit. Zonder onze hulp leven ze niet lang meer.”

“Dus we helpen—” Oeros snoerde Gaia de mond. Ze pakte Ardex vast en veranderde haar aanpak. “Wat doen we, schat? Dit zijn de keuzes die je moet maken. Je zei dat je er klaar voor was.”

“Wat doen we?” herhaalde Oeros.

Ardex keek omlaag. De reden voor zijn vermoeidheid werd duidelijk: tijdens de reis was zijn Vuurring van zijn poot geschoten. Hij lag een eind verderop, een glimmend voorwerp dat de levende wezens ook wel aantrekkelijk eruit vonden zien.

Hij zag het nu voor zich. Stel ze pakten die Vuurring, dan zouden die wezens ook ineens een grote berg goddelijke kracht krijgen. Ja, ze zouden vast overleven en sterkere dieren worden. Maar misschien werden ze dan wel een gevaar voor de goden. Misschien werden ze dankzij die hulp té sterk en vermoordden al het andere leven dat ooit zou ontstaan. Misschien konden ze de kracht niet aan en zouden ze juist pijn hebben en doodgaan.

Zoals Oeros in paniek Ardex té veel kracht had gegeven, met alle gevolgen van dien. Hij kon geen hartslag zonder pijn, zonder vlammen in zijn gedaante, zonder een woede die elk moment op verschrikkelijke wijze eruit kon komen. Hij had per ongeluk zijn eigen moeder bijna vermoord—en, als hij eerlijk was, werkte hij toen maar met een kiezelsteentje van zijn ware kracht.

Ardex dacht aan de eindbestemming; hij moest denken aan de reis. Deze dieren hadden even geleefd, maar de wetten van de natuur hadden nu besloten dat ze niet sterk genoeg waren om langer te leven.

Hij moest het laten gebeuren, toch?

Gaia keek hem hoopvol aan. Oeros bestudeerde de kronkelende wezens met al zijn energie, alsof hij zodoende een geheimpje kon leren dat alles kon oplossen.

En toen kwam de tweede realisatie.

Die Vuurring was geen gift. Geen cadeau, geen beloning. Het was de volgende gevangenis: ze hadden een deel van zijn kracht opgesloten in die ring. Als hij hem niet aanraakte, was hij véél zwakker. Als hij hem nu kwijtraakte, werd hij bijna hulpeloos.

Hij bleef wisselen van gedaante, al die gedachten stuiterend door zijn goddelijke brein totdat ze allemaal draaiden in dezelfde grijze pap.

Er was geen juiste keuze. Er was nooit een juiste keuze.

Er was alleen een keuze.

“Zyme,” zei hij. “We doen niks.”

Ardex keerde om en liep weg. In zijn rug stierven de laatste levende wezens die nu in het universum bestonden.

Oeros voegde zich even later naast hem. Gaia weigerde.

“Jullie zijn allebei monsters!” schreeuwde ze. “Red hen! Laat ze niet sterven!”

“Je gaf de keuze aan Ardex,” zei Oeros rustig. “En hij heeft de keuze gemaakt.”

Gaia deed een poging, maar kon de wezens niet redden. Misschien kwam het door haar tranen, misschien kwam het door Ardex’ aanval, misschien hield Oeros haar tegen of besefte ze dat het twee tegen één was.

Of misschien was het simpelweg onkunde en ongeloof. Voor haar ogen stopten de laatste blubbers met krioelen en eten opzoeken. Gaia zweefde achter haar man en zoon aan, een rode reus met tranen die rivieren veroorzaakten.

“Walgelijk! Jij hoort te heersen over het universum als een liefkozende vader!”

“We heersen niet over het universum, wij zijn deel van het universum!”

“En dankzij jullie monsterlijke daden zijn wij momenteel het enige in het hele universum!”

Ardex pakte zijn Vuurring op. De energie stroomde meteen door zijn hele lijf en gaf hem het idee dat hij kon exploderen. Nu pas merkte hij dat in de buurt zijn van de ring óók vermoeiend en gevaarlijk was.

Zijn ouders hadden hem opgezadeld met de zoveelste vloek.

“En als jullie zo doorgaan,” schreeuwde Ardex, “zijn jullie monsters dadelijk ook niet meer in het universum!”

Oeros nam meteen afstand.

“Ondankbaar kreng!” Gaia werd nóg groter. Het kind dat groeide—de lichtgevende bol in haar binnenste—was nu blootgesteld en goed zichtbaar. En het zag er niet gezond uit.

“Vuile heks! Door jullie is mijn leven niets dan pijn!” Ardex spuwde onbewust een vuurbal die alle dode wezens op de grond voorgoed verbrandde. Gaia’s nieuwe japon ontvlamde en was razendsnel verdwenen.

“Moordenaar! Monster! Jij zou je eigen zusje nog doden!”

“Tiran! Waardeloze godin!”

Gaia stak twee misten uit als armen, waarin even later een zwaard verscheen alsof het was gevormd uit kiezelstenen en regendruppels uit de omgeving.

De planeet brak in stukken bij haar brul.

Ze sprong op Ardex af, het puntige zwaard vooruit gestoken richting zijn ziel.

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

8. De Koudste Godenzoon

Ardex liet de Vuurring nooit meer los. Sinds de ontvangst van zijn Hemelvoorwerp voelde hij zich zowel herboren als … uitgeput. Hij kon het niet plaatsen en was te euforisch om er langer mee…