9. Godengevechten

Oeros had net genoeg tijd om de hele groep terug te brengen naar het Hemelpaleis. Ardex voelde zijn Vader nog langer trekken, alsof hij Gaia en hem uit elkaar wilde halen, maar stond het niet toe. In zijn woede blies hij de oppergod zelfs bij hem vandaan.

Ardex had een fractie van een hartslag om de omgeving te bestuderen. Oeros had het gevecht wijselijk verplaatst naar de grootste open plek buiten het paleis, waar zijn magie nog het sterkst was, maar ook nauwelijks iets om te vernielen.

“Welke god laat zijn leven nou sterven!?” krijste Gaia. Haar zwaard zoemde door de lucht als een roofvogel, sneller dan Ardex had verwacht. Met een reeks vuurballen probeerde hij het wapen nog te smelten, maar hij was te laat.

Het doorkliefde zijn gedaante diagonaal van boven tot onder. Van zo’n schok herstelde niemand.

Ardex was vooral teleurgesteld in zichzelf—totdat hij merkte dat hij nog leefde en nauwelijks gewond was.

“Welke ouders sluiten hun kind de eerste jaren van zijn leven op?” brulde Ardex. Hij voedde zijn eigen woede, verhoogde zijn eigen vuren binnenin, wetende dat het hem sterker zou maken. “Welke ouders zien hun kind als het kwaad en niets dan het kwaad!?”

Wat had het zwaard gedaan?

Op alle plekken waar het Ardex had geraakt, groeide hij terug. Nee, hij groeide sterker terug. Hij werd groter. Zoals een spier die eerst afbrak door beweging en daarna steviger terugkwam.

De geraakte delen van zijn vuren laaiden hoger op dan eerst. Zijn vuurring moest zichzelf breder maken om nog te passen.

Ardex grijnsde. Waar was hij al die jaren bang voor geweest? Natúúrlijk kon zijn moeder niks terugdoen. Ze kon alleen dingen maken, geen dingen vernielen. Alleen groeien, niet krimpen.

Zonder angst stormde Ardex op Gaia af. Ze hield het zwaard nog omhoog, maar in haar gedaante las hij de onzekerheid, alsof het wapen ineens te zwaar was en elk moment uit haar klauwen kon glippen.

“Tja, dat krijg je als je alle negatieve krachten aan je zoon geeft,” zei Ardex op vlakke toon. “Je kan niet vechten, of wel? Jij kan mij niks serieus aandoen.”

Hij brulde opnieuw, werd een leeuw, en sprintte op volle vaart richting zijn moeder. Tornado’s van vuur wikkelden al om zijn lijf als kronkelende slangen en slingers wapperend in de wind. Zijn manen fonkelden met het licht van sterren, zó fel dat hij iedereen en zichzelf verblindde.

“Oeros! Help me!” schreeuwden ze tegelijkertijd.

Oeros deed niets. Hij zweefde ver van het gevecht. Hij verhulde zichzelf in magische misten in duizend kleuren, alsof hij alle denkbare wapens in de aanslag en opgeladen hield—maar hij leek niet van plan er één te gebruiken.

Ardex was één sprong verwijderd van Gaia.

Ze kon alleen maken, dus ze maakte een zwarte muur van onbreekbaar hard steen.

Ardex veranderde terug in zijn mistgedaante, maar zelfs daarin werd hij tegengehouden. Hij brulde en brulde, met hete vlammen als resultaat, en brandde de muur weg. Zodra het gat groot genoeg was, sprong hij erdoorheen.

Gaia was nergens te bekennen. Paniekerig draaide hij rondjes, totdat iets op zijn hoofd kletterde. Iets … zachts, totdat het steeds meer werd, steeds feller, en zijn lichaam begon te stomen.

Zijn moeder was een waterig silhouet in de verte, dansend en zwevend. Ze had een regenbui opgeroepen.

Elke druppel deed pijn. Het water botste met het vuur in hem. Soms won het ene element, soms het ander. Maar de helft van je lichaam verliezen deed nog steeds ongelofelijk veel pijn.

“Je had beloofd mij te steunen,” riep Ardex naar Oeros. Hij verbeet de pijn en was bijna onverstaanbaar. “Of ben je net zo’n leugenachtig monster als je vrouw?”

Inmiddels stond hij in een plas water.

“Ik … ik … " Voor het eerst was Oeros compleet sprakeloos. Moedeloos.

Naarmate Ardex ouder werd, had hij al geleerd dat Gaia de échte oppergod was en Oeros meer een schoothondje. Als Gaia haar zin kreeg, werd Ardex het volgende slaafje, net als zijn zusje, en welke kinderen er dan ook aan kwamen. Als Gaia de baas mocht blijven, zou het universum overvol en uit balans raken, omdat ze alleen maar maakte en nooit weghaalde.

Ardex zag dat het niks ging worden en gromde. “Dan vernietig ik jullie allebei!”

Bij het laatste woord sloeg zijn hele lichaam rood en geel uit. Hij produceerde een explosie zo heet dat alle kleuren verdwenen en je de hitte alleen nog kon voelen. Alle regen in zijn nabijheid verdampte direct, alle plassen nu kolkende lava. Ervoor in de plaats kwam een dichte witte mist die al het zicht ontnam.

In die dekking probeerde hij Gaia te vinden en te besluipen, stil en onopgemerkt. Maar woede had hem dom gemaakt—goden konden elkaar voelen, zelfs al konden ze elkaar niet zien.

Gaia’s gedaante verscheen in zijn rug, een reus vergeleken met hem, en hield hem in een houdgreep. Voordat hij kon reageren werd zijn gedaante al fijngeknepen en alle beweging onmogelijk gemaakt.

Gaia kon jou alleen doden met een té stevige knuffel.

Ze groeide plantenstengels uit de dorre, verbrande grond. Als tientallen handen grepen ze Ardex nog steviger vast.

Ze trok al het sterrenstof in de omgeving naar haar toe en veranderde het in een glimmende deken die als een harnas om Ardex’ lichaam sloot.

Ze maakte een zwerm kleine wezentjes die weigerden Ardex te steken, maar wel de vuurring uit zijn bezit trokken.

Maar wat ze ook deed, Ardex kon alles vernielen. Dat was altijd makkelijker dan maken.

Hij gaf zichzelf scherpe klauwen en sneed de plantenstengels door alsof ze van papier waren.

Hij keerde terug naar zijn vroegere zelf, een zwart gat van negatieve energie, waardoor hij het sterrenstof sneller aantrok dan zijn moeder.

Hij pakte Gaia’s wezentjes en corrumpeerde ze, alsof hij hen bedierf, waardoor ze hun eigen maakster aanvielen.

Ardex spartelde, maar bleef spiralen van vuur uitzenden en wist zeker dat hij zich kon loswrikken. Gaia weigerde hem los te laten, zelfs terwijl hij haar gedaante steeds meer vernielde, zelfs terwijl het kind in haar rommelde van angst of pijn.

Hij herinnerde zijn aanval jaren geleden. Hoe één onverwachte explosie Gaia tegen de muur wierp en lange tijd uitschakelde. In een vlaag van waanzin probeerde hij hetzelfde opnieuw.

Gaia bleef deze keer makkelijk overeind, maar hij kwam wel los.

Hij zweefde weg, zo snel hij kon. Gaia kleefde aan hem vast en racete achter hem aan. Als twee bliksemsnelle vogels tolden ze door de lucht, terug naar het paleis. Ze braken door de eerste muur alsof hij er niet stond, en de tweede, totdat Ardex moest wijken om niet per ongeluk in een magisch portaal te duiken.

Gaia repareerde muren vlak voordat Ardex erdoorheen moest. Hij brak standbeelden af terwijl hij langskwam en zond de brokstukken recht op zijn achtervolgster af.

Maar zou hij ooit winnen? Kon hij winnen? Kon een onsterfelijke god sterven? En wat dan?

“Laatste kans Oeros!” brulde Ardex. “Help mij en beëindig dit gevecht!”

Oeros kwam niet. Die stond vast ergens Zyme te mompelen.

Die gedachte, beste lezer, hoe kort ook, was Ardex’ ondergang. Zijn hoofd vulde met herinneringen aan Vader, al die jaren van oefening en gesprekken. Het vulde zelfs met de glimlach van zijn moeder en haar blijdschap en positieve energie over … alles.

Hij wilde helemaal niet vechten. Hij wilde familie—niet zijn familie doden. Hij wilde zijn zusje verwelkomen en de wonderen van de wereld laten zien, een goede oudste broer zijn voor alle komende goden.

Hij was geen monster, daarover was hij eindelijk zeker. Gaia ook niet. Maar als de een de ander zou doden, zou het monster ontstaan.

Dus er was maar één uitkomst.

Hij zoefde naar Gaia’s deel van het paleis, een wirwar van fonteinen, rivieren, en bruggen daaroverheen.

Zodra hij erboven zweefde, deed Gaia precies wat hij verwachtte. Al het water schoot tegelijkertijd de lucht in, alsof honderd walvissen tegelijk de oppervlakte opzochten voor een hapje lucht, maar deze keer hadden ze alleen trek in een hapje vuurgod.

De klap sloeg tijdelijk alle magie uit zijn lichaam. Net zoals toen zijn aanval lang geleden Gaia’s ziel kort had gesplitst van haar gedaante. Het doofde niet zijn vuren—die last bleef altijd.

Pijn overweldigde hem. Het laatste dat hij voelde was de nabijheid van een doodsbange Gaia. Het laatste dat hij hoorde was haar geroep naar Oeros en dat hij metéén moest komen helpen.

Hij wist niet hoe lang hij uitgeschakeld was geweest, maar toen hij wakker werd zat hij in een kleine stenen kamer. Ondergronds. Hij zag het meteen. De lichtgevende muren die vonken loslieten, die hij als kind ook jarenlang zag bij de eerste “monstertest” van zijn ouders.

Een magische gevangenis.

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

9. Godengevechten

Oeros had net genoeg tijd om de hele groep terug te brengen naar het Hemelpaleis. Ardex voelde zijn Vader nog langer trekken, alsof hij Gaia en hem uit elkaar wilde halen, maar stond het niet toe. In…