10. Epiloog
Jassia en haar man zaten onder een boom, op een afgelegen plek ver van de grotten. De helft van diens takken was verbrand door een slecht gerichte lichtflits van de wolf, maar de andere helft stond in volle bloei en wierp een fijne schaduw.
“Ik moet je iets vertellen,” zei Jassia, waarna ze wegkeek.
“Alweer?” vroeg haar man met een glimlach, terwijl hij haar warme hand vastpakte.
Nee, niet laten charmeren. Het doet nou eenmaal pijn. Maar zoals Ardex schreef: geen nieuwe beginnen zonder eindes.
“Ik ben verliefd op een ander,” mompelde Jassia. “En ik wil met hem verder. En dat komt niet door jou, je bent lief, en ik weet zeker dat je iemand anders vindt, maar—”
Zijn glimlach vervaagde en hij stond op. Heel even dook ze ineen, bang dat hij haar zou slaan of gefrustreerd door elkaar schudden. Maar nee, dat zou hij nooit doen, ook daarvoor was hij te lief.
Dus er was alleen ongeloof, en een woede die onder de oppervlakte bleef. “Wat is het dan wel!?”
“Ik wil dingen doen, elke dag, zoveel mogelijk. Dingen proberen en ervaren. Als ik iemand leuk vind, duik ik erbovenop. Dat kan niet als ik vast zit aan een partner. Hoe kan ik ooit beloven dat ik over vijf jaar nog net zo graag met iemand samen wil zijn als vandaag? Dat trouwen is onzin. We moeten al die regeltjes vergeten van voordat we neerstortten. Alleen dan kunnen we als beschaving vooruit!”
Haar man oogde onzeker. Zijn gezicht toonde elke seconde een andere emotie; zijn ene voet wilde weglopen en zijn andere naar Jassia stappen. Uiteindelijk vloog zijn hand toch richting Jassia’s gezicht, maar alleen voor een tedere aanraking van haar wang.
“Lieverd, vooruit op weg naar … ?”
“Nergens.”
Jassia stond ook op. Haar hart durfde eindelijk weer te slaan en een ingehouden adem vloeide naar buiten. Ze was tenminste zeker dat hij het nieuws goed zou oppakken.
Ze gaf hem een laatste zoen en daarna een warme omhelzing, waarbij ze allebei mompelden dat ze elkaar zouden missen en vaarwel zeiden. Haar man bleef maar herhalen dat hij niets anders wilde dan Jassia gelukkig zien, dus als dit haar gelukkig maakte …
Natuurlijk zou ze dit een beetje missen. Ze stond bijna op het punt voor te stellen dat ze met allebei tegelijkertijd een relatie kreeg, maar dat zou te ver gaan voor haar man, dat voelde ze ook wel.
Daarna glimlachte ze naar haar man.
“Uit volle borst op weg naar nergens.”
Tibre lag uitgeput op de koude rotsen om af te koelen na een intensief potje rotsbal met zijn kinderen—en zijn kleinkind. Jassia en Piponre hadden er wel héél snel werk van gemaakt, maar hij kon niet klagen. Die energieke rakker van hen speelde al op jonge leeftijd iedereen van de baan! Hij was de eerste van een volgende generatie, hopelijk een geweldig leider voor de toekomst.
Een leider die Tibre zeker niet altijd was geweest, maar nu wel probeerde te zijn.
Zijn vader-zoon relatie was geëindigd met Piponre, en ook bijna met zijn andere kinderen. Maar een hele nieuwe relatie, misschien nog wel mooier, was nu tussen hen begonnen.
De waarheid achter de streepjes in de grot hield hij voor zichzelf. Niemand behalve hij hoefde te weten hoe vaak ze al opnieuw waren neergestort en opnieuw hadden geprobeerd een beschaving op te bouwen. Hij en de beer, natuurlijk, die sliep, at, en wandelde met de gloeilamp die nooit uitging.
Alle andere wrakstukken en materiaal die Tibre vond, bracht hij wel terug naar Jassia en Piponre. Ze hadden al vele ontdekkingen gedaan over hoe ze werkten en hoe ze dat zelf konden namaken. Zo lukte het Jassia onlangs om helemaal zelf een gloeilamp te maken, die werkte op zo’n batterij van een ander. Ook had ze inmiddels iets in haar grot dat ze een deur noemde, die automatisch openging als iemand in de buurt kwam, wat alle kinderen de hele dag natuurlijk zagen als een spelletje.
Ze zouden niet over vijf jaar een ruimteschip bouwen, nee, en ook niet over vijftig. Maar de sprongen vooruit die ze maakten waren veel groter dan als ze die gloeilampen en wrakstukken niet hadden gehad.
En dat is het leven. Dat is het verslavende van het leven: steeds een beetje vooruitgang, steeds een beetje invloed op de toekomst.
Die wetenschappers in de herinnering konden best gelijk hebben: het universum gaat ergens eindigen, tijd gaat ergens eindigen, en dan is alles simpelweg dood en gestopt.
Maar levende wezens blijven proberen. Proberen totdat ze misschien ooit zo ver gevorderd zijn, zoveel begrijpen van de wereld en technologie hebben gemaakt, dat ze het eind der tijden overleven. Of op z’n minst nooit meer sterven of dingen hoeven af te breken.
Maar ja, zonder einde, kan er dan ooit nog iets nieuws beginnen?
En soms dan lukte het Tibre niet. Dan dacht hij weer alleen aan hoe zinloos het was. Dan dacht hij aan de ruimtegevechten die ze boven hun planeet hielden om dit samenraapsel aan holbewoners te beschermen, of de wolf—een buitenaards ras dat al een hekel had aan mensen—had vermoord.
Maar dan keek hij even naar buiten, dan ging hij iets doen, dan speelde hij met zijn kinderen of zag hoe intens gelukkig Piponre was om vader te zijn. En soms wandelde hij zo ver dat hij weer langs standbeelden van henzelf kwam, met daaromheen biddende dieren.
Als ze de dieren konden verstaan, zouden ze horen hoe ze praten over de “mensengoden”. Over hoe sommige blij waren met hun komst en hun verzorging, maar andere kwaad dat ze zoveel macht hadden en hen opaten. Hoe velen dachten dat de mensen magisch waren en allemaal een eigen kracht hadden, terwijl andere dieren juist vonden dat ze die kracht dan met iedereen moesten delen. Sommige voelden dat er een eerste conflict op komst was …
Misschien vonden ze ergens het vertaalapparaatje van de wolf en konden ze het uitpraten. Niemand die de toekomst wist, maar de holbewoners zouden zeker elke dag op ontdekking gaan en proberen dingen te bereiken.
Misschien verloor Tibre toch ooit de moed, over een week, of een jaar, en gaf definitief op. Hij kraste een extra streepje in de grot en na 729 pogingen was het uit.
Maar het was niet vandaag.
Toch was Tibre een held, beste lezer, dat is wat ik zeker weet. De mens vraagt het universum elke dag wanhopig wat de zin van het leven is; het universum antwoord met niets dan eeuwig zwijgen. De enige conclusie is dat het leven geen zin heeft en geen doel. Er is niks in die koude ruimte, er is niks buiten dit moment op deze aarde. Zij die dit weten, en toch elke dag opstaan en vol moed proberen, zijn absurde helden.
En zo ging het leven door …