1. Klif van Kaperij
Ashorra was 7 jaar oud toen hij voor het eerst een geest zag. Althans, hij dacht dat het een geest was. De zwarte schaduw achtervolgde zijn grootvader als een leeuw klaar om zijn prooi te bespringen.
Nee, hij hoopte dat het een geest was. Ook al kwam hij van een familie olifanten, het wezen dat zijn grootvader nu bekroop was even groot en veel angstaanjagender. Als het geen geest was dan—
“Moordenaar! Grootvader! Kijk uit!” krijste hij.
Gupra draaide razendsnel om, zijn koninklijke gewaden een wervelwind om hem heen. Daarna zuchtte hij—diep. Zijn bewakers doorboorden Ashorra met hun gefrustreerde ogen.
“Er is niks,” mompelde hij. “Er is zoals altijd niks. Kan iemand Ashorra bezighouden tot ik terug ben van de missie?”
Er was wel wat. Waarom zag niemand anders dat? Ashorra bleef wijzen en vergat te knipperen. De geest kwam écht recht op grootvader af, aangetrokken als een magneet.
Niemand zal naar je luisteren. Ze vertrouwen je niet—en terecht.
De stem in zijn hoofd sliep nooit. Dus hij had geleerd om ertegenin te vechten.
Hij verzamelde moed om zelf de moordenaar tegen te houden. Zijn dolk hadden ze al afgepakt nadat hij als zesjarige een van de prinsessen ermee had aangevallen. Dan maar met blote handen.
Zo ver kwam het niet, want een bewaker tilde hem op met zijn slurf en nam hem mee naar de oorlogskamer. Een plek waar de geest vooralsnog niet in durfde.
“Dat is het laatste gebied,” zei Gupra met een glimlach. Een gouden ring rond zijn poot tikte tegen een gebied op de landkaart. “Alleen deze moet nog met ons verenigd.”
“En … dan de Tamli,” zei de commandant weifelend.
Gupra’s gezicht verduisterde. “Dan de Tamli nog.”
Ashorra stopte met spartelen. Nadat hij lang genoeg stil was gebleven, werd hij weer op eigen benen gezet, waarna hij meteen naar de grote kaart op de stenen tafel rende. Bijna alle gebieden van Schola hadden nu de vlag van zijn familie: de Gupramils.
Behalve de drie gebieden van de Tamli, die jammer genoeg samen een kwart van Schola waren.
“Waarom kijk je zo raar als je de Tamli uitspreekt?” vroeg Ashorra onschuldig. “Jij zei toch altijd dat ze gewoon de volgende plek om te veroveren zijn?”
Gupra glimlachte naar hem. “Nou, als je spreekt over geesten As, dan moet je de Tamli eens zien.”
“We krijgen ze niet te pakken,” zei de commandant, een grote tijger. “Wat we ook proberen.”
“De drie gebieden worden geleid door drie stinkend rijke handelaren,” zei Gupra. “Als we hun eten afpakken, kopen ze meer. Als we hun wapens vernielen, kopen ze meer.”
“Waarom laten we ze dan niet met rust?”
“Omdat ze ons niet met rust laten! Niet al te lang geleden, een vredige en prachtige beschaving leefde hier, zo rond de Indus. Schola was verenigd. En toen besloten alle andere volkeren te veroveren, vechten, vernietigen.”
“We moeten wraak nemen en alles in balans trekken,” zei de tijger minachtend. “Elke andere handeling zou enorm zwak zijn. Iedereen met hersenen weet dit.”
De geest was terug.
Ashorra piepte weer en wijste naar het zwarte wezen in de deuropening. Angstaanjagend. Het had alleen oog voor Gupra, maar leek bijna het omgekeerde van zijn grootvader. Die was lief en lachte vaak; deze geest keek altijd ernstig en boos.
“Geest! Ze komt je vermoorden! Ze—”
Ze keken niet eens meer om.
Je bent gek. Ze hadden je lang geleden moeten verbannen.
Hij hoorde ze wel. Gekke As. As ziet weer spoken. As valt koeien aan zonder reden en kan niet worden vertrouwd met een dolk. Maar hij zag een—oh, het waren meerdere geesten geworden. Ze dromden door de deuropening, bijna gretig om hun moord te plegen, en kozen elk een ander persoon in de kamer.
De commandant schudde zijn hoofd. “Dit kan zo niet langer. Ik weet hoeveel je in je kleinzoon gelooft, Gupra, maar je moet je verlies toegeven met … wat hij is geworden.”
Ashorra’s schouders hingen omlaag. Wat hij was geworden. Hij moest zich bewijzen, maar hoe kon dat als hij de wereld anders zag dan de rest?
Een hoorn schalde door het paleis. Het sein dat ze onderweg moesten om het laatste niet-Tamli gebied te pakken.
“Oh! Hak ze in de pan, Gupra! Sla ze de grond in!” riep Ashorra aanmoedigend.
Gupra hield zijn stuiterende kleinzoon stevig op de plek met zijn slurf. “Heb je dan nooit geluisterd? We hakken ze niet in de pan. Als het kon, had ik Schola verenigd zonder geweld. Ook deze keer is het plan niet om iedereen—”
“Weet u zeker dat u dit plan aan uw gestoorde kleinzoon wilt vertellen?” onderbrak de tijgercommandant.
Gupra duwde hem moeiteloos opzij met zijn slagtanden. “Mero, noem mijn kleinzoon nog één keer gestoord en—”
De hoorn schalmde opnieuw. Ze moesten haast maken.
“Je moet dit leren,” zei Gupra tegen Ashorra. “Het plan is niet om alle dorpen in brand te steken totdat we heersen over het Land van Niks. We gaan recht op de hoofdstad af om de leider te dwingen zich over te geven. Nog één stapje dichterbij een verenigd Schola. En dat hebben we nodig, als we sterk willen staan in de rest van het Eerste Conflict.”
Gupra stormde de kamer uit. De geesten gingen er weer achteraan, gretig om te volgen, maar blijkbaar niet gretig om daadwerkelijk toe te slaan. Inmiddels had ieder persoon, belangrijk of niet, eentje achter zich aan.
Mero duwde de gestoorde kleinzoon naar een andere bewaker, een buffalo.
“Los … los dit op,” was zijn enige commando voordat de tijger naar de kop van zijn leger rende.
Ze hadden graag een heel leger van tijgers gehad, maar zo werkten die dieren niet. Ze hadden grote moeite met iemand anders boven of onder zich dulden, dus geen tijger wilde soldaat zijn onder een andere tijgercommandant. De rest van de soldaten bestond uit buffalos, neushoorns, geiten, en een paar leeuwen die de godenkinderen konden missen.
Ashorra was nu al te groot en lomp om te worden getild door de buffalo. In plaats daarvan werden zijn voorpoten en achterpoten vastgebonden, een blinddoek over zijn hoofd.
De buffalo trok hem mee aan een touw.
“Wat doe je? Is dit een spelletje? Gaan jullie verstoppen en dan moet ik—”
“Houd je mond, duivel.”
“Zo heet ik niet. Weet jij waar Gupra het over had? Waarom hakt hij ze niet in de pan? Hij is sterk genoeg.”
De buffalo draaide een hoek om. Ashorra’s kont voelde inmiddels een ruw pad en zijn gezicht voelde frisse wind van buiten. “Je bent te jong.”
“Ik ben al zeven ja!”
“Te jong om te weten hoe het was voordat Gupra kwam. Schola was verdeeld in tientallen stukken. Blijkbaar werkte die beschaving bij de Indus vroeger zo, met gebieden die zich alleen met zichzelf bemoeiden, zonder leider. Maar toen mengden ze met de Sumiser, en met de Akradi, en toen gingen ze allemaal oorlog voeren.”
Ashorra voelde dat ze een steile helling beklommen. De buffalo gromde van de inspanning terwijl hij een hele olifant achter zich aan trok.
Hij was een tijd stil. Uren en uren liepen ze verder met korte pauzes, totdat Ashorra zelfs door de blinddoek zag dat het diep in de nacht was.
Ver onder hem klonk het geluid van golven die tegen een stenen strand kletsen. Totdat de buffalo het touw losliet om uit te hijgen, waardoor Ashorra de vrijheid had om zijn blinddoek te grijpen.
“Elke dag,” sprak de buffalo, “werden duizenden vermoord door hun buren. Totdat Gupra kwam. Hij won de oorlogen en nam alle gebieden in om ze te verenigen. Want als iedereen bij hetzelfde land hoorde, zouden ze stoppen met vechten.”
“Dat slaat nergens op,” zei Ashorra meteen. “Ze zeggen dat de Sumiser oorlogen had tussen steden. Je krijgt vrede door iedereen die tegen je is te vermoorden, en zo is het, domme bewaker.”
De buffalo duwde Ashorra vooruit met een kopstoot. “En dat … is waarom ik dit met jou moet doen.”
Ashorra kreeg eindelijk de blinddoek af.
Hij lag op de rand van een klif.
Alleen de voet van de buffalo weerhield hem van een dodelijke val omlaag.
Hij zag weer geesten. Nee, één geest. Ze doemde op achter de buffalo, twee keer zo groot, met duivelse ogen.
“Het spijt me,” zei de buffalo. “Maar Schola moet verenigd in de toekomst, en dat moet zonder jou als de opvolger van de koning.”
Zijn poot gleed weg. Ashorra rolde over de rand.
De geest handelde snel. Ze stak een puntig mes door de buffalo, die vol verbijstering hapte naar adem en voorover viel.
Ze vielen alle drie omlaag—ook de geest volgde.
De buffalo knalde met een misselijkmakende plons in het water beneden. Ashorra had het domme geluk dat zijn touw bleef haken achter een steen.
In de verte kwam Gupra’s leger met spoed terug naar het paleis.
De geest was verdwenen als sneeuw voor de zon, alsof ze haar werk had gedaan.
Ah. Dus dát was hoe ze de Tamli koningen gingen verslaan.
Een geestverhaal voor de ene, beste lezer, kon een geestverhaal worden voor iedereen.