10. Epiloog

Een houten klok flitste door Ardex’ beeld en plofte in een boom. De Godin van de Tijd—een witte panda—rolde eruit, gevolgd door de zonnedas Didrik waarop ze zo smoorverliefd was.

“Ik heb, ironisch genoeg, weinig tijd.”

Ze stonden voor elkaar. Ismaraldah was een halfgodin, de dochter van een familielid van hem. En dat voelde raar, zeker omdat ze zo klein was en toch veel machtiger dan hij. Zij controleerde tijd!

“Gelukkig heeft Feria in de toekomst mij verteld wat je probleem is, zodat ik naar het verleden kon om je hier te ontmoeten.”

Het viel weer stil.

“Ardex, lieve Ardex,” zei ze. “Het is niks om je voor te schamen.”

“Jij kan de toekomst zien, toch? Dus jij weet of ik de juiste keuze maak?”

Zij en Didrik zuchtten tegelijk. Ze liepen nerveus rondjes om de klok. Hoe kon zij nou te weinig tijd hebben?

“Dat is niet hoe het werkt. Elke keer als wij ergens naartoe reizen en iets veranderen, verandert de hele tijdlijn om zich aan te passen. Ik heb inderdaad een toekomst meegemaakt waarin ik jouw wens had vervuld. Dat is de reden waarom we nu haast hebben.”

“Dus mijn wens is slecht?”

“Nee. Zoals ik net zei: alles is steeds anders. Als ik je wens deze keer vervul, kan de tijdlijn op een héle andere manier eromheen veranderen. Daarom moeten we voorzichtig zijn met wat we veranderen. Haal het verkeerde steentje weg en ineens heeft Schola nooit bestaan!”

“Maar, eh,” zei Didrik, “het kan zomaar zijn dat de regels van tijdreizen binnenkort, eh, veranderen.”

Wat? Wat zijn jullie van plan?”

“Geen tijd!” piepte Ismaraldah. Ze was … was ze aan het gloeien? “Wil je dat ik het doe of niet?”

Hij keek naar de sterrenhemel. Hij had iets over zichzelf geleerd de afgelopen jaren. Blijkbaar kon hij zijn zware taken als God van de Dood uitvoeren of de gevolgen ervan herinneren—maar niet allebei.

Naar buiten toe moest hij zijn andere reden vertellen. “Ja. Ik heb overal over nagedacht. Zodra ik deze macht heb, kan ik een einde maken aan wij tegen zij. Zonder dieren het geluk te ontnemen van samenzijn of in een groep leven.”

Ismaraldah reikte met gepijnigde blik naar de Vlamvreter, Ardex’ Hemelvoorwerp dat altijd rond zijn poot of nek hing. Ze sloot haar ogen en prevelde woorden in de originele taal van de godenkinderen, die lang geleden was vervangen met Duifs door de dieren.

Zijn vlamvreter trilde en gloeide. De bevroren vlam kwam even tot leven, voor een paar flakkeringen, maar bevroor daarna in een nieuwe toestand—iets groter dan eerst.

“Het … het is gedaan.”

Ismaraldah slingerde om zijn nek voor een warme knuffel. Didrik deed, verrassend genoeg, precies hetzelfde. Daarna hobbelden ze zoenend terug in hun houten klok en zoefden naar een andere tijd.


Ashorra haalde plezier uit het op afstand drijven van iemands Dood.

Vandaag had hij een arme boerenfamilie bezocht aan de rand van de stad. Bij binnenkomst hing de donkere kamer vol geesten, als standbeelden die langzaam uit het behang kwamen en bovenop de ziekelijke inwoners vielen. Hij bracht ze genoeg voedsel. Hij liet soldaten het huis verschonen en opknappen. Hij beloofde dat ze altijd langs mochten komen als er weer problemen waren.

Toen hij verdween, hing de Dood van elk familielid ergens op een heuvel ver weg, gefrustreerd de tijd te doden.

Hij was Buhast geworden. Het was lastig, maar langzaam leerde hij loslaten en niet meer willen. Niet meer land, niet meer rijkdom, niet meer wraak. Hij was.

Hij had publiekelijk zijn fouten toegegeven, hoe hij ernaast had gezeten, en hoe hij nu alles zou veranderen. Alle geloven waren toegestaan. Alle meningen. Handel voor henzelf en Tamli was volledig vrij, wat genoeg geld opleverde om Schola te helpen opbloeien.

Sterker nog, Ashorra dacht erover om de regels van troonopvolging te vernietigen. Om naar een nieuwe koning te kijken buiten zijn eigen koninklijke familie. Natuurlijk noemden velen hem nu zwak en gek. Maar dat was prima. Hij wenste niet meer door iedereen te worden geliefd en geaccepteerd, en stond elke mening toe.

Al ging Marili nooit meer uit zijn hoofd. Hij stond vaak ’s avonds op het balkon met Ardex, die moest toegeven dat hij ook gesteld was geraakt op zijn gespreken met die lieve olifante.

“Je Vlamvreter ziet er anders uit,” merkte Ashorra op. Ardex reageerde niet. “Soms … soms zou ik willen dat ik Marili kon vergeten. Dat ik het verleden kon vergeten. Als die stemmen en slechte herinneringen weg zouden gaan, zou het bijna makkelijk zijn om een aardige koning te spelen.”

Ardex fronste naar hem. Ashorra knikte opnieuw naar zijn Vlamvreter.

“Er zijn enkele geruchten ontstaan dat sommige goden, sommige Hemelvoorwerpen, die kracht hebben om uit te wissen …”

De sabeltandtijger stapte snel opzij, zijn Vlamvreter uit Ashorra’s bereik.

“Nee, je wilt Marili niet vergeten. De herinnering aan haar is juist wat je op het goede pad houdt. Weten wat het is om iemand te verliezen, zorgt dat je meer van iemand kan houden. Geen liefde zonder verlies.

Ashorra lachte. Ardex klonk zo bijna als zijn grootvader. “Waar haal je al die uitspraken steeds vandaan? Is er een handleiding voor het spelen van een wijze god?”

Ardex trok zijn wenkbrauw nog verder op. “Je vindt mij … wijs?”

“Ah. Natuurlijk. Je hebt die uitspraken zelf verzonnen.” Ashorra glimlachte en porde zijn slurf in de zij van een god. “Vergeet dat ik iets heb gezegd.”

“Ik kan er wel nog eentje geven.”

“Oh, alsjeblieft, houd ze voor je.”

Geen verbinding zonder kwetsbaarheid. Die leerde ik van een of andere koppige olifant.”

“God oh god.” Ashorra klom de trap af. Hij kon vanavond nog wel een paar huizen afgaan om te vragen of ze iets nodig hadden. Het was een kwetsbare vrede, maar de Tamli leken inderdaad totaal niet geïnteresseerd in binnenvallen, zelfs nu ze praktisch geen leger meer hadden. Ze zwommen liever in hun goud.

Geen vrijheid onder dwang, wat dacht je daarvan? Zo uit de losse pols hè.”

Ashorra’s bulderende lach vulde de sterrenhemel. “Het ga je goed, God van de Dood. De wereld is nog niet klaar om zonder jullie door te gaan. Als ik iets kan doen om Bella te helpen herstellen …”

“Je kan een goede koning zijn. En jouw Dood nog even op afstand houden.”

Ze schudden elkaars poot. Hij zwaaide Ardex uit terwijl hij onder vuur en bliksemschichten terug rende naar de Troon van de Toekomst op Origina.

En daarmee, beste lezer, leidde Ashorra een tijdperk in dat ze later het Gouden Tijdperk van Schola zouden noemen. Ongekende vrede, welvaart, en vooruitgang. Totdat, natuurlijk, de Hennen kwamen met een groter leger, en de goden er niet meer waren om ze te redden. Behalve de Tamli natuurlijk, die werden nooit overwonnen. Maar gelukkig voor Ashorra en de rest, duurde dat nog een hele tijd.

 

En zo ging het leven door …

Ander verhaal?

Deze knoppen gaan naar de verhalen hiervoor (links) en hierna (rechts).

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

10. Epiloog

Een houten klok flitste door Ardex’ beeld en plofte in een boom. De Godin van de Tijd—een witte panda—rolde eruit, gevolgd door de zonnedas Didrik waarop ze zo smoorverliefd was…