6. Wij tegen Zij
Marili stapte uit haar schuilplek in de donkere bosjes. De Tamli koningen keken op met een grijns op het gezicht, zakken met geld om hun schouders.
“Hoe kan het toch,” zei Beeris met buiging, “dat je nog elke dag mooier wordt?”
“Ik heb weinig tijd. Ashorra zal merken dat ik weg ben,” zei ze.
Ook de andere koningen gaven haar een buiging. Marili keek zuur.
“Wat doen jullie nou weer oliedom?” snauwde ze. “Nee, sorry, dat is gemeen. Ik ben het. Ik. Schattige Marili.”
“We bereiden ons simpelweg al voor,” zei Beeris, “op de vrouw die snel koningin van Schola zal worden.”
Snel koningin? Ashorra was gezond en pas net volwassen. Het zou nog eeuwen duren voordat—
Ze kneep haar ogen samen en fluisterde: “Wat … suggereren jullie daarmee?”
Are opende zijn geldzak om te onthullen dat er helemaal geen geld in zat. Hij overhandigde haar een glas met een stinkende vloeistof. “Poeh, gif zoals dit kan snel een einde maken aan een leven. Het komt rechtstreeks van de Gifgordel. Laten we hopen dat het niet zomaar in iemands avondeten terechtkomt.”
Marili nam het goedje aan met een trillende slurf. Wilde ze dit echt? Het zou zoveel oplossen. Maar—
De koningen keken haar verbaasd aan.
“Dit is toch wat je wilde? Je berichten aan ons vertelden dat Ashorra helemaal gek was geworden. Dat je wanhoop nabij was.” Beeris duwde zijn kop tegen de hare. “Ga me nu niet vertellen dat het overdreven geratel was van een meisje met liefdesverdriet.”
Are duwde het gif steviger in Marili’s greep. “We hadden een stemming, Marili. Gupra’s actie had indruk gemaakt op heel Tamli. Een leider bereid om niet te eten totdat zijn onderdanen eten? We waren het erover eens dat we misschien toch samenwerking met de Gupramils moesten zoeken.”
“Tot jouw bericht kwam,” zei Beeris. “Met Gupra hadden we samen kunnen werken. Ashorra de Gekke moet zo snel mogelijk verwijderd.”
Verwijderd? Haar hart sloeg op hol en haar stem donderde over de open plek. “Dit is wel mijn man waarover jullie praten.”
Ja, Ashorra was steeds wreder geworden. Zeker zonder tijgercommandant Mero was er niemand meer om hem in toom te houden. Maar ze geloofde nog steeds dat hij een lief hart had, eentje waarmee ze gelukkig zou worden. Ze wist niet of dat waar was, of dat ze doodsbang was voor de gevolgen als ze nu haar belofte brak.
De koningen stapten achteruit. “Het spijt ons. We dachten dat je nog iets gaf om je eigen volk, de Tamli.”
Marili bestudeerde de geldzakken. Zoveel geld had ze in al die jaren niet eens gezien bij de Gupramils. Gupra leefde van bijna niks; wat hij had was uitgedeeld onder de inwoners van de stad. Ze leefde pas een jaar in de hoofdstad, maar was nu al gewend aan het simpelere leven—het leven dat iedereen die niet rijk was moest leven.
“Ik geef om de Tamli! Ik geef meer om hen dan jullie,” zei ze verbitterd. “Waarom delen jullie je geld niet uit, hè? Waarom moeten zoveel dieren in Schola sterven van honger, terwijl jullie op stapels goud zitten, hè?”
Candya schuddebuikte van het lachen. “Gekke Marili. Geen rijkdom zonder armoede!”
Are viel hem bij, tikkend op zijn geldzak. “Wil je deze hebben? Je mag hem hebben hoor. Maar niet meer, want dan denk ik dat Candya meer goudstukken heeft dan ik, en dat zou ik niet—”
“Stelletje prutskoningen!” schreeuwde Marili. Ze gooide de fles met gif terug. Beeris ving hem gevaarlijk op in zijn bek.
Ze draaide om. “Geef die zak geld aan de armen zonder eten. En de volgende zak geld. Misschien kan ik dan geloven dat jullie beter zijn dan de Gupramils.”
“Daar was ik al bang voor,” zei Beeris met een grom. “Elke seconde in hun buurt maakt je meer van hen, en niet van ons.”
Tetterend rende ze weg—maar ze lieten haar niet gaan. Beeris versperde de weg vooruit; de andere koningen de paden aan de zijkant.
Ze sprong de bosjes in. De koningen doken achter haar aan.
Ze worstelden in het duister. Takken prikten in haar zij, afgewisseld met hoorns. Gefrustreerde kreten mengden met elkaar, totdat ze werden overstemd door een loeiharde klap.
Het gevecht stopte. Ze keken allemaal opzij, naar een lichtpuntje dat buiten de bosjes was ontstaan. Iemand had een vuurkogel afgevuurd, precies gericht op waar ze een paar tellen geleden nog stonden, en de open plek nu in brand gezet.
De volgende moordpoging op de Tamli koningen om domme redenen mislukt. Dom geluk. Verdacht geluk.
Marili greep de giffles in haar slurf en vluchtte.
Ashorra stond met Ardex op de stadsmuren. Sinds hij wist dat die geesten iemands Dood voorstelden, kon hij ze beter herkennen en plakken bij de persoon bij wie ze hoorden. Gek genoeg maakte het hem minder bang, want het was niet zijn Dood. Hoe vaak hij ook achterom keek, zijn eigen schaduw kon hij nooit zien.
“Precies als je wordt geboren,” zei Ardex, “wordt er tegelijk een tweede wezen geboren. Jouw Dood. Het is alles wat jij niet bent. Daarom hebben mannen een vrouwelijke dood, daarom hebben sterke wezens een zwakke dood.”
“Maar waarom?” Ashorra keerde terug naar het paleis. Hij wilde Marili verrassen door een keer eerder thuis te komen en de avond samen door te brengen. Ze hadden zo weinig tijd samen en hij wilde haar een zoen geven.
“Waarom? Nou, tja, omdat mijn ouders, de Oppergoden, het zo hebben gemaakt. Het is een wet van de natuur. Net zoals zwaartekracht, of licht, of—”
“Jij bent de god van de dood, Ardex. Je moet toch een idee hebben?” Ashorra liep in harnas door de straten, kop omhoog en borst vooruit. Soldaten salueerden hem, verkopers stapten opzij. Eindelijk respect, zoals hij altijd wenste. Betaald met angst. Maar hij zou degene zijn die eindelijk heel Schola verenigd en wraak neemt op de Tamli.
“Mijn … mijn ouders zijn ook een soort tegenovergestelden van elkaar. De een kan alleen maken, de ander alleen vernielen. Dit is ongeveer hetzelfde. Als het universum leven maakt, moet het precies evenveel dood maken, anders is het uit balans. Dus je Dood is altijd bij je. En hoe dichterbij jouw Dood komt …”
“Kan ik praten met mijn Dood?”
Ardex schudde zijn hoofd. “Ik ben verbaasd dat je ze kan zien. Je moet wel afstammen van de Asha, die hadden altijd bijzondere giften. Maar nee, ik denk niet dat je met je Dood kan praten, totdat je haar echt begrijpt.”
Ze stapten door de paleisdeuren. “Marili? Ik ben thuis!”
Zijn stem galmde door de lege hallen. Hij trompetterde luid genoeg om Ardex schrik aan te jagen. Geen reactie.
“Als die Tamli haar iets hebben aangedaan,” mompelde hij. “Ik maak ze allemaal kapot. Allemaal!”
Hij rende de trappen op, naar de slaapvertrekken. Zijn bewakers stonden voor de deur te niksen. Was dat een goed teken of niet?
Hij beukte de slaapkamerdeuren uit elkaar.
Marili stond middenin de kamer met een rood hoofd. Ze legde een flesje drinken op een tafel en deed met haar staart subtiel het raam dicht.
Een last viel van zijn schouders. Nee, niet laten zien. Jij bent de koning, zij alleen een knappe olifant.
“Marili, waarom reageerde je niet op mij?”
“Ik ben moe.”
“Je bent altijd moe.”
“Welterusten, lief.” Ze plofte op het gigantische zachte vierkant in de vloer dat ze een olifantenbed noemden.
Ashorra trok haar bijna eruit, maar hield zich in. “Morgen sta je naast me op het slagveld! Zoals een vrouw van de koning hoort te doen!”
Ze keek naar de grond en sprak zacht: “Ja, mijn koning.”
“Ik ga onze plannen aanscherpen. De Tamli horen onze wraak te voelen in het diepst van hun botten.”
“Wraak gaat niks goeds opleveren,” bromde Ardex, vuur in zijn ogen.
“We zijn in oorlog!”
“Oorlogen bestaan alleen omdat domme dieren de hele tijd wraak willen! Omdat iedereen denkt in wij tegen zij.” Ardex keerde zich af. “Iedereen in Schola stamt af van dezelfde paar groepen jagers en verzamelaars, zoals Asha. Jullie zijn allemaal familie, maar jullie … jullie trekken een willekeurige lijn en besluiten elkaar erover te vermoorden!”
De kaarsen in de kamer laaiden hoger op door zijn woede. De luiken voor het raam klapten open.
Ashorra rende de slaapkamer uit, richting de oorlogskamer, maar bleef stiekem wat langer luisteren.
Ardex sprak zacht tegen Marili. “Als ik … als ik toch een manier had om dieren niet te laten denken in wij tegen zij.”
“Stop daar nou eens mee, lieve Ardex. Je kan niet alles oplossen. Je doet al het juiste door je nergens te veel mee te bemoeien en je krachten niet te misbruiken.”
“Mijn ouders noemden me de koudste godenzoon. Soms ben ik bang dat ik ze gelijk zal geven.”
Ze zijn wel erg vriendelijk met elkaar geworden, of niet?
Ardex gaat je vrouw afpakken.
Lieg niet tegen jezelf. Als je Ardex boos maakt, dood hij je in één seconde in je slaap.
Ashorra dwong de gedachten uit zijn hoofd. Hij zou Marili verbieden om nog met Ardex om te gaan, maar voor nu had hij een Schola om met bloed en wapens te verenigen.