7. Gesloten Geesten

Zijn onderdanen lachten Asherro nog lang uit. Verzonken in gedachten over Marili, was hij vergeten om zijn houten bruggen mee te nemen. Zijn voltallige leger staarde een dag naar een wijde rivier zonder een manier om eroverheen te komen. Eerst deed hij nog alsof het allemaal deel van het plan was en beweerde dat de rivier ondiep was. Toen meerdere soldaten bijna waren verdronken moest hij toch omdraaien en naar huis.

Sterker nog, de Tamli koningen waren gierend en brullend zonder weerstand een ander deel van Schola ingelopen en hadden een paar steden veroverend.

Je bent een mislukkeling.

Iedereen zal je herinneren als een voorbeeld van hoe het niet moet.

De volgende keer loop je in onhandigheid zelf tegen een speer van de tegenstander.

Asherro kwam zijn paleis niet meer uit. Marili was juist altijd weg.

Ze bezocht zijn onderdanen, maakte rondjes door de stad, sprak met iedereen en vroeg wat ze nodig hadden. Ze drukte elk dier op het hart dat de koning te druk of ziek was om zelf te komen. Hij hoorde zijn soldaten praten over dat ze eigenlijk stiekem al een koningin hadden, en nog wel eentje “van de vijand”.

Maar vanuit zijn veilige kamers, hoefde hij tenminste niet ieders Dood te zien. Of de echte stemmen van echte dieren te horen over wat een mislukkeling hij was.

Ardex was vaak de enige die bij hem mocht zijn om oorlogsplannen door te spreken. Hij geloofde nog steeds dat de God van de Dood aan zijn zijde zou helpen.

Ook al waren zijn oorlogsplannen nogal hetzelfde: val de Tamli aan, blijf aanvallen, en ken geen genade.

Dat was hun fout geweest, ja. Denken dat één flinke klap in het gezicht van een Tamli koning ineens zou betekenen dat ze zich overgeven. Denken dat één of twee overwinningen genoeg waren om zijn lust naar wraak te vervullen.

“We winnen langzaam grond in alle drie de gebieden,” zei Ardex. Hij leek permanent uitgeput door het voortslepende Eerste Conflict. “We verliezen veel soldaten, Asherro.”

“Ze moeten niet zo zeuren!” Hij verschoof een paar houten pionnen over de kaart. Elke pion stond voor tienduizenden soldaten; Ardex haalde er vier weg uit een gebied waar ze het gevecht hadden verloren. “Die paar stervelingen? Ze sterven voor een goede zaak. Ik weet zeker dat de Tamli er nog meer verliezen.”

“Dat … dat maakt het niet beter.”

“Dat laat mij veel beter slapen. Anders …”

Wees de eerste die aanvalt, anders ben je al dood.

De Tamli zijn duivels. Drijf ze weg, koste wat kost.

“Ja, ja, weet je wat? Ik stel vanaf nu een wet in dat iedere jongen die bijna volwassen is verplicht in mijn leger moet.”

Ardex gromde. “Hebben die stemmen in je hoofd dat gezegd?”

“Misschien.” Asherro zette nog wat pionnen in op het gebied van Beeris, de beste vechter. “Ik had gehoopt dat, als ik de geesten buitensloot, ik ook niet meer hun eindeloze stemmen hoefde te horen.”

“Nee,” zei Ardex streng, alsof hij een eigen kind toesprak. “Dat zijn niet de stemmen van andermans Dood. Die stemmen zijn van jouw Dood.”

Zijn dood?

Waarom zou … maar … zijn dood was in alles het tegenovergestelde van hem … dus die gedachten waren dan toch juist het omgekeerde van wat hij echt wilde?

“Goede truc, Ardex. Werkt niet op mij. Bovendien kan ik echt niet ineens compleet omdraaien en stoppen met al mijn missies—dát zou pas zwakte en onzekerheid uitstralen. Een koning mag dat nooit doen. Geen enkele koning in de hele geschiedenis heeft het gedaan.”

“De geschiedenis van koningen is nog behoorlijk jong,” zei Ardex. Hij liep rond de kaart en haalde nog meer pionnen weg. Ja, Asherro’s idee van die nieuwe wet om meer soldaten te krijgen was écht nodig. Desnoods accepteerden ze meisjes en kinderen ook.

“Hier op Somnia leeft iedereen erg lang,” zei de sabeltandtijger. “Mijn zusje Bella, godin van de Wijsheid, beweert dat het niet hoort. Dat olifanten maar een schamele 70 jaar horen te worden, geen 700. Jullie denken dat dit goed is; ik weet dat het niet zo is.”

“Je wilt ons eerder dood laten gaan? Ons Langleven afpakken? Ardex, je bent een ware god van de—”

“Het maakt niet uit wat ik wil! Omdat we zoveel met leven hebben geknoeid toen we het maakten, bestond de Dood eerst helemaal niet op Somnia! Tenzij je gewond of ziek raakte, leefde je voor eeuwig. Daar heb ik een eind aan gemaakt door magie in te voeren die je van ouderdom laat sterven. Maar voor een god die eeuwig leeft, is het moeilijk inschatten wat een normale leeftijd is.”

“Eeuwig leven?” Ashorra keek hem diep in de ogen. “Er zijn een paar Prijskatten die beweren …”

“Het is waar,” zei Ardex haast onverstaanbaar. “Ik denk dat we kunnen worden verslagen. En als ik eerlijk ben? Ik had liever honderd jaar geleefd en alleen maar goeds gedaan, dan al het nare dat ik nu heb meegemaakt.”

Ardex slofte weg. “Het houdt nooit op, het houdt nooit op. Ik zie de Dood van ieder dier. En ze praten misschien niet tegen jou—ze praten zeker tegen mij.”


Ashorra probeerde er een gewoonte van te maken om zijn grootvader elke week te herdenken. Nu hij altijd in het paleis bleef, dacht hij dat het makkelijker zou zijn. In plaats daarvan waren Ardex’ opmerkingen nodig om hem te herinneren om het voor het eerst in een half jaar weer te doen.

Hij stond in grootvaders oude kamer en speurde door zijn vele boekenkasten. Hij had altijd aangenomen dat de boeken vooraan. glimmend en kleurrijk, zijn favoriet waren, dus die had hij eerst bekeken. Maar nu wist hij beter.

De boeken achterin, versleten en opgebruikt, waren zijn favoriet. Tussen die kaften vond hij een woord dat hij herkende: Buha. Had zijn grootvader niet een keer gezegd dat hij daar veel van had geleerd?

Hij sloeg het open en begon te lezen.

De Buha leefde een opgesloten leven, veilig in rijkdom en achter de muren van het paleis. Zijn ouders deden alsof iedereen in het land het zo goed had als hij. Alsof muntstukken vloeiden net als drinkwater. Totdat hij las over een luiaard, een simpele jonge luiaard die iets bijzonders beleefde, genaamd Prebuha.

Luiaard. Bedoelden ze niet luipaard? Voor zover hij wist waren de meeste luiaards vertrokken toen natuurrampen en oorlogen het gebied onleefbaar maakten voor hen.

Inmiddels zat hij helemaal voorovergebogen over het boek.

Een deur ging open en weer dicht. Voetstappen in zijn rug. Maar hij ontspande meteen, want deze herkende hij uit duizenden.

Deze luiaard was onverwacht uit haar groep gegooid. Plots moest ze leven buiten haar veilige muren. Was het haar dood? Haar ondergang? Nee, het toonde haar de waarheid. Het maakte haar sterker en wijzer dan eerst. Het verhaal maakte zo’n indruk, dat Buha zichzelf ernaar vernoemde en op een dag stiekem uit het kasteel sloop. Daar zag hij hoe het land er echt voor stond.

Een warme olifantenhuid schuurde tegen hem aan. Marili draaide haar slurf rond de zijne en gaf hem een warme zoen.

Armoede was overal. Dieren wensten voedsel, of liefde, of rijkdom. En al die dieren waren ongelukkig, of ze het nou kregen of niet. Buha concludeerde dat het leven niets anders was dan lijden, en dat lijden werd veroorzaakt door dingen willen. De enige oplossing, natuurlijk, is om te stoppen met dingen willen en alles laten gebeuren zoals het universum het bepaalt.

“Dit is wat al die Buhasten geloven,” mompelde hij. “Dat Buha een soort god met enorme wijsheid was over hoe je moet leven of gelukkig wordt. Mijn grootvader geloofde het.”

“De meeste denken niet perse dat hij een god was,” zei Marili, haar hoofd op zijn schouder. “Maar het helpt om de boodschap na te leven.”

“Niks willen? Dingen laten gebeuren?” Ashorra sloeg het boek dicht. “Dus jij zou zeker vragen dat ik de Tamli zomaar binnen laat lopen?”

“Nee, want dan zou ik iets willen. Laat dingen gebeuren en beweeg mee.”

Marili glimlachte alsof ze weer dat kleine meisje was. “Ik liet mij meenemen in jouw leven. Ik hield eerst niet van je—nu ben ik blij dat ik hier ben en deze kant van het leven heb gezien.”

“Ik snap het niet. Hoe kan je nou niks willen?”

Marili schoof dichterbij, haar ogen liever dan ooit. “Toen ik dit lelijke litteken kreeg, was ik maandenlang verdrietig en boos. Ik deed bijna niks meer en wilde niemand zien. Totdat ik besefte … dat ik dat niet kon doen? Ik wenste eeuwige schoonheid en dat iedereen mij mooi vond. Toen ik stopte met dat wensen, kon ik weer mijn gezicht laten zien en doorgaan met leven.”

“Je … weet hier veel vanaf.”

“De meeste Tamli zijn Buhast. Als je zou stoppen met vechten, zelfs als ze je uitlokken of nog eens wraak nemen, denk ik dat ze hun schouders ophalen en je met rust laten.”

Marili tilde een mand omhoog met haar slurf, met daarin vers fruit en brood. “Dus laat je nu vooral meebewegen met dit diner dat ik heb meegenomen voor ons twee.”

Iets ontwaakte in Ashorra. Een vuur dat weer begreep dat hij samen was met de liefde van zijn leven. Dat haar wilde knuffelen, zoenen, elke dag vertellen hoe mooi ze was.

Met knuffelen wordt Schola niet verenigd.

Als je haar dadelijk te veel zoent, ga je dadelijk nog houden van die Tamli.

Je grootvader was zwak en een huilbaby, kijk wat er met hem is gebeurd.

Marili stalde het eten uit op een kleedje. “Je kijkt weer naar mijn litteken,” zei ze zacht. “Vind je me nog wel mooi?”

Het vuur van liefde tolde en kolkte in hem. Een glimlach, dat was het enige dat hij toestond. “Er zijn veel olifanten met een mooi gezicht als jij. Er is er maar één met zo’n unieke slurf.”

Ze reikte hem een voorwerp aan: een drinkfles. Hij had inderdaad dorst. Hij bedankte haar met een zoen en haalde de dop eraf. Meteen rook hij een nare geur.

“Liefje, is dit—”

“Ik wilde eigenlijk iets vragen.”

Ashorra zakte omlaag.

Zie je wel! Ze was hier alleen maar omdat ze iets van hem wilde.

Ze houdt niet echt van jou, dus jij ook niet van haar.

“Ik ben bij de grens geweest, lief. Het is daar verschrikkelijk. Al dat vechten van jouw soldaten. Zoveel doden van de Tamli. Ik smeek—”

“Je denkt dat ik ga luisteren naar je emotionele geratel omdat je me wat eten brengt?” Ashorra stond op.

“Oh stop met je kinderachtige gedoe!” riep Marili. “Nee, sorry, dat was gemeen. Maar ik kan je nooit op een andere manier bereiken!”

Hij liep de kamer uit en liet Marili achter met het uitgestalde eten.

“Ik ben moe. Welterusten.”

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

7. Gesloten Geesten

Zijn onderdanen lachten Asherro nog lang uit. Verzonken in gedachten over Marili, was hij vergeten om zijn houten bruggen mee te nemen. Zijn voltallige leger staarde een dag naar een wijde rivier…