10. Epiloog

Ze hadden allemaal Felicia geadviseerd—gesmeekt—om het niet te doen. Ze deed het toch. Ze ging op audiëntie bij de landheer om haar eerlijke verhaal te doen. Want dat is wat ze moest zijn. Eerlijk en open, een voorbeeld voor anderen om zo de heksenjachten te stoppen. En niet zoals haar ouders, waar ze ook waren.

“Een maand geleden,” zei ze plechtig, “is een vrouwtjeshond genaamd Dora op het plein ter plekke getest en berecht voor het zijn van een heks. Dit werd gedaan doordat ik beweerde ooggetuige te zijn geweest van heksenpraktijken.”

De landheer kreeg wat documenten voor zijn neus van zijn knechten. Hij las het snel door en knikte.

“Dat was een leugen.” Ze keerde haar ogen naar de vloer. “Ik had haar nooit eerder gezien of van haar gehoord.”

Hij fronste en leunde voorover. “De Kraaien zeiden dat vijf andere ooggetuigen direct volgden. Ze zweerden het op ons heilige boek, de Bjib. Jij wilt beweren … dat iedereen toen heeft gelogen? Liegen op het heilige boek is een ernstig vergrijp.”

“Ik geef toe dat ik fouten heb gemaakt,” zei ze zacht. “Ik denk dat dat de eerste stap is tot de fouten in de toekomst niet meer maken.”

De wolf stapte naar Felicia toe. Hij gromde en mompelde in zichzelf. Zijn grote voorpoten klemden de hare tegen de grond, zijn gezicht dreigend boven haar.

“Als ik het vraag,” zei hij, “zou je die andere leugenaars kunnen aanwijzen?”

Felicia’s adem versnelde. Ze hadden haar wel onderdak en eten gegeven, ook Fonza die ze onlangs levend uit de Rivier hadden gevist. “Met een zwaar hart, ja.”

Hij fronste nog dieper. “Jij zou degenen beschermen die jou hebben opgejaagd en op een brandstapel gezet?”

“Misschien,” zei Felicia heel voorzichtig, “is het grotere probleem dat de wezens die het kunnen stoppen het laten gebeuren.”

De wolf gromde. Hij draaide terug naar zijn niet al te indrukwekkende troon. “Vertel mij wat. Die Kompanen hebben echt nooit iets voor mijn stad gedaan, en Chef was bijna te laat gekomen!”

Felicia stond zuchtend op. Het zoveelste dier dat een illusie voor zichzelf in stand hield. Dit ging ze later wel oplossen.

“Mag ik gaan?”

“Ik moet je veroordelen tot de dood,” zei de wolf plots serieus. “Maar alle inwoners hebben me gevraagd om je te laten gaan.”

Haar stem trilde. “Dat, eh, nou, dat is aardig.”

“Ze hebben geen gelijk,” zei de landheer. “Maar ze zijn met veel. Ga.

De landheer leek meer geïnteresseerd in het lekkere eten dat voor hem klaarstond en zijn kont op een zachte troon.

Ze haalde opgelucht adem en liep terug naar huis—Catia’s huis. Villa. Nee, landgoed. Ze was gewoon een dochter van Cartin! Zij beheerden het halve platteland rondom de stad en stuurden duizenden knechten aan. Ze moest glimlachen bij het idee dat zij, op een of andere manier, bij Felicia was uitgekomen.

En dat zij daarom nu mocht wonen op die mooie plek, met veel lievere ouders.

Maar toen ze binnenkwam, vond ze als eerste Chef en Aria verwikkeld in een ruzie.

“Je hebt het Boek ten schande gemaakt,” zei Chef. “Je verdient het niet. Het was als eerste van mij gestolen en ik neem het weer terug.”

“En hoe ben jij eraan gekomen?” vroeg Aria uitdagend. “Het is Bella’s boek, niet de jouwe.”

Chef keek geïrriteerd. “Je hebt gelijk. Zal ik het teruggeven aan de dode godin die de Uilen niet konden redden?”

Aria sprong woedend van haar plek en schreeuwde: “Waag het niet daarover te beginnen!”

Chef glimlachte stout. “Ah. Ik wilde alleen weten of er nog wel ergens vuur in je zat. Misschien wordt het nog wat met jou.”

Haar armen namen het Boek der Betekenis liefkozend terug. “Misschien is kennis een vloek. Misschien zijn er ziektes die niet kunnen worden opgelost.”

Ze keek naar Catia, die opgerold sliep op het zachte tapijt, soms zachtjes miauwend van de pijn. “Maar de enige manier om dat op te lossen, is door elke dag op te zoek te gaan naar meer kennis.”

Of zoals de wijze Ardex ooit opschreef, beste lezer: geen groei zonder verlies. Geen vooruitgang zonder tegenslagen, geen successen zonder falen. Hoewel ik natuurlijk nog altijd wens, elke dag, met mijn hele hart, dat de godenkinderen nooit waren verslagen en verwijderd van Somnia.

Ze tikte Felicia aan. “Had je al het Dondermedicijn geprobeerd?”

“Ja, als eerste.”

“En de Simmersaus? Misschien een Krekelbehandeling?”

Felicia knikte en voelde de moed weer in haar zolen zakken. “Allemaal gedaan, ja.”

Maar Chef glimlachte opgewekt. “Mooi! Dan hoeven we dat dus niet meer te proberen. Nu we weten wat niet werkt, vinden we sneller wat wel werkt.”

De chimpanzee waggelde terug naar haar houten huisje op wielen en rommelde erin. “Ik heb nog wel wat bijzondere planten over van een avontuur met de Leeuwenkoning. Oh, ja, deze moet je horen! We waren dus bij het koninkrijk van de Luiaards en toen …”

“Chef, heel leuk verhaal,” zei Felicia. “Maar hoe wist je eigenlijk dat je moest komen?”

Chef ging door met haar verhaal alsof ze het niet had gehoord.

Aria stond op en wapperde haar vleugels. “Misschien … misschien kan mijn perfecte hemel nu nog niet bestaan. We hebben nog niet de kennis, de technologie, de grondstoffen. Ik dacht dat de Kompanen het antwoord waren. Alle diersoorten één stem geven over alles. Maar misschien kon het gewoon nog niet.”

Haar snavel trok scheef en ze zette alle drie haar brillen weer op. “Misschien kan ik daar nog iets in betekenen.”

Ze sprak een vluchtig vaarwel en vloog richting de blauwe hemel.

Catia opende één oog. “Oh ach en wee, wat horen mijn oren, moet ik nog meer medicijnen slikken, die mij niet gaan bekoren?”

Felicia glimlachte en schoof naast haar op het warme tapijt. “Alleen als je wilt.”

“Kom maar op. Over een week ren ik harder dan jou over de daken.”

Chef kwam terug met een hele boodschappenlijst aan ingrediënten die ze nodig hadden, klaar om Catia te redden voordat het te laat was.

“Laten we dan maar snel beginnen.”

 

En zo ging het leven door …

Ander verhaal?

Deze knoppen gaan naar de verhalen hiervoor (links) en hierna (rechts).

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

10. Epiloog

Ze hadden allemaal Felicia geadviseerd—gesmeekt—om het niet te doen. Ze deed het toch. Ze ging op audiëntie bij de landheer om haar eerlijke verhaal te doen. Want dat is wat ze moest zijn.…