2. Dodelijke Leugens
Felicia stond klaar om het vlees uit de kraam te stelen. Het was eindelijk eten, het was eindelijk warmte, het was alles. De zwarte poes leek verschrompeld, een bedorven stuk fruit dat was weggegooid aan de zijkant van de weg.
Eerst liepen de andere dieren nog met een grote boog om haar heen. Als ze durfde naar iemand toe te stappen, werd ze meteen weg geschreeuwd. Nu deed iedereen alsof ze er geheel niet was.
Het enige voordeel daarvan was dat ze dus ongezien warm vlees kon pakken als de verkoper niet oplette. Ze wilde geen dief zijn. Ze had het zo lang mogelijk uitgesteld, sinds het plotse verdwijnen van haar ouders weken geleden.
Een koets ratelde voorbij. Zo’n gouden ding dat glom in het maanlicht, met daarin arrogante dieren die hun rijkdom weigerden te delen. Iedereen stond meteen op spanning en viel de koets aan, met woorden en tomaten.
Het was de afleiding die ze zocht.
Ze schoot uit de schaduwen, trippelde geruisloos over het scheve houten afdak boven de kraam, en zwaaide precies over het vuur met het vlees. Niemand zag haar. Ze hengelde naar het vlees, maar kwam nagellengte te kort.
Dus ze wachtte tot ze terugzwaaide en opnieuw—
“Hé!”
Ze viel meteen plat op haar buik, onder de kraam. De verkoper greep naar haar. Maar ze had geen vel meer over om vast te grijpen en glipte makkelijk weg.
De verkoper ging in de achtervolging totdat ze de boze massa bereikten. De vele poten en snavels duwden Felicia heen en weer, waardoor ze bijna onder de wielen van de koets kwam.
Toen de koets vluchtte, krabbelde ze overeind. Nu was ze slechts één dierenkop tussen velen; de verkoper was haar kwijt.
Ze drong haarzelf tussen een paar dieren die eruit zagen alsof ze beter te eten hadden—en ze nam klakkeloos hun roep over.
“Ja! Weg met de elite! Gelijk geld voor iedereen!”
De dieren om haar heen trokken hun neus op. Ze keken haar boos aan en namen afstand.
Wat moest ze doen? Wat moest ze doen om te worden geholpen? Ze moest erbij horen, maar ze hoorde er niet bij. Felicia kwam van een familie geniale uitvinders en wetenschappers, deze dieren—
Twee agenten—kraaien—doken van bovenaf op de massa en pikten er één vrouwelijke hond tussenuit. Ze zag er doodnormaal uit. Voor deze plek, voor deze tijd. Vele lagen vieze kleding, uitgeputte ogen, en een mand vol broden op haar rug.
De kraaien vielen haar lastig totdat ze in elkaar zakte op de grond. De broden vlogen als spetters water door de massa, waar ze gretig werden gepakt door hongerige omstanders.
“Heb je het gehoord?” fluisterde een mannelijke hond die heen en weer zwalkte. Hij keek moeilijk uit de ogen en brabbelde. Een walm van alcohol hing om hem heen. “Ze zeggen dat Dora hekserij beoefende.”
“Hekserij?!” De woorden gingen als een schokgolf door het tiental overgebleven dieren. Allemaal fluisterden ze in elkaars oren, alsof ze allemaal meer wisten.
“Meerdere ooggetuigen zeggen dat ze ’s avonds magische toverspreuken hoorden rondom de bakkerij,” fluisterde de hond.
“Nee!” krijste Dora. “Ik was aan het zingen!”
“Oh, ja,” zei een oudere bever naast hem. “Ik heb haar altijd maar vreemd gevonden. Zo anders.”
Dit sentiment werd overgenomen door de andere dieren. Felicia stapte toch maar weer vooruit, bibberend en met een rommelende maag. Ze knikte mee en mompelde: “Ja, zo raar. Rare kleding. Echt een heks.”
“Ik kom oorspronkelijk uit Amor!” probeerde Dora, nog steeds ingedoken voor de pikkende kraaien. “Een andere cultuur!”
“Ja, een cultuur vol heksen,” zei Felicia voordat ze het wist. Dat kreeg een beetje aandacht. Ze probeerde nonchalant te kijken en zei: “mijn familie, eh, kwam erg vaak in Amor”.
“We hebben een aanklacht nodig,” kraaiden de agenten. “Wie is bereid te zweren op het Heilige Boek van Bjib dat ze Dora hekserij hebben zien bedrijven!?”
De omstanders fluisterden graag in elkaars oor, en keken graag vol afgunst, maar niemand stapte naar voren.
Dus Felicia deed het.
“Sorry, Dora, ik wilde het niet geloven. Maar ik heb je gisteravond gezien, toen je een toverdrank maakte en een kikker … veranderde in een aap! En toen betoverde je de hele bakkerij om al het brood te vergiftigen!”
Dieren sloegen poten en vleugels voor hun verbaasde monden. De kraaien accepteerden het verhaal nog niet helemaal, maar stelden ook geen kritische vragen.
“Ik—” begon Dora.
“Ik weet dit omdat ik al een tijd bij Dora in de bakkerij woon en werk!” loog Felicia verder. “Mijn ouders hadden me daar afgezet om te werken als assistent! Ik zweer dit op de Bjib.”
“Ik heb deze poes nog nooit van mijn leven gezien!” riep Dora.
“Ja,” zei de dronken hond, “dat is precies wat een heks zou zeggen!”
“Ze spreekt de waarheid,” voegde de bever toe. “Ze werkt inderdaad al een tijdje als de bakkersassistente.”
Ineens stonden de dieren beschermend om Felicia heen, zo ver mogelijk van Dora. Een jonge vrouwenvos sloeg haar start om haar heen. “Kijk dan hoe dun ze is. Dora gaf haar assistente niet eens te eten! Of misschien is zij ook wel vergiftigd met haar … hekserij!”
Dora zakte in elkaar. De kraaien hadden genoeg gehoord. Samen tilden ze enkele loodzware stenen naar Dora, die met stalen kettingen werden vastgemaakt aan haar trillende hondenpoten.
“Bij deze vellen wij ons oordeel!” kraaide de grootste van de twee. “Dora is veroordeeld tot een Proces der Heksen! Zij zal met zware stenen in de rivier worden gegooid. Als zij haarzelf bevrijd en weer bovenkomt, weten we dus zeker dat ze magie bezit!”
Voordat Felicia kon vragen wat ze deden als ze niet bovenkwam, werd Dora de gore rivier naast het plein ingegooid. Alsof ze niets meer was dan de zakken afval die de dieren er stiekem in gooiden.
Iedereen keek toe hoe Dora naar de bodem zakte en de luchtbubbels krompen in grootte en aantal. Het water was zo groen en vervuild dat ze Dora al snel niet meer konden zien. De hele groep stond op de kade, samen met de kraaien. Die telden naar een of ander verzonnen getal.
Ze bereikten het getal—Dora kwam niet naar boven.
“Het Proces der Heksen heeft bepaald,” zei de kraai tevreden. “Misschien toch geen heks.”
“Hmm. Misschien was ze tóch aan het zingen,” zei de vos.
“Of ze is slim genoeg om niet te onthullen dat ze een heks was! Een eervolle dood,” brabbelde de hond.
Hij tilde Felicia voorzichtig op tussen zijn tanden, aan haar nekvel. Terwijl de groep nog napraatte over hoe verdacht Dora was, dacht Felicia maar aan één ding.
Een vrouw was dood en het was haar schuld.
Ze begon de avond met het voornemen geen dief te zijn, ze eindigde een moordenaar.
Kon ze Dora nog redden? Ze moest meteen teruggaan. De kade afgaan. Maar dat zou super verdacht zijn.
Kon ze niet iets uitvinden? Iets om langer adem te kunnen vasthouden onder water? Ze had laatst nog een mengseltje uitgevonden dat je een geweldige conditie gaf als je het regelmatig dronk.
Maar die gedachte dreef weg toen de hond haar mee naar binnen nam en bij een warm vuurtje plaatste. Ze kreeg extra hooibalen als bed en lauwe soep. Toch slurpte ze het op alsof het mals vlees was, omdat het ook kleine stukjes heerlijke vis bevatte. En terwijl ze ervan genoot, vertelde ze haarzelf dat ze dit niet waard was. Niet meer.
De andere volwassen dieren slurpten vooral drankjes met alcohol. Wisten ze niet hoe slecht dat was? Felicia durfde nu echt niet uit te leggen hoe die stofjes werkten, dan werd ze meteen ook beschuldigd van hekserij.
“Wat dapper dat jij je uitsprak,” zei de hond. “Ik ben Dormas. Welkom in mijn warme woning.”
Was iedereen het eens met de leugen? Waarom zeiden ze anders dat ze herinnerden dat ze de assistente was van de bakker? Of dachten ze echt dat Felicia de waarheid sprak?
Ze wist niet meer wat ze moest doen. Toen ze begon te huilen, werd ze getroost omdat ze dachten dat Dora “als een moeder voor haar was” en het “heftig is om zo’n Heksenproces te zien”. Dat liet haar alleen maar harder huilen.
Ze stond op het punt de waarheid te zeggen en terug te gaan naar de kade. Haar gevulde maag woog op dit moment niet op tegen haar geweten.
Maar toen nam Dormas een slok, slingerde heen en weer, gromde van verbazing en schok, en viel uiteindelijk buiten bewustzijn op de grond.
Felicia greep uit automatisme meteen naar een paar potjes op de kast om een medicijn te maken.