6. Het Zal Bestaan

Felicia was genoodzaakt om Catia aan iedereen voor te stellen als haar zusje. Als ze nu op zoek ging naar ingrediënten, dan was ze zogenaamd bloemen plukken voor haar ziekige zusje. Dormas wilde best meespelen met deze leugen, hoewel hij steeds minder vaak wakker was, en steeds minder vaak helder van geest.

Inmiddels was Catia al een week bij haar. Dus vandaag probeerden ze alweer het zevende medicijn, een oranje drankje dat flink moest worden verhit boven een kaars.

Catia had tijd nodig om haarzelf voor te bereiden op de volgende poging. De pijnstillers dronk ze nog gretig, de rest minder.

“Ik heb minder pijn. Maar word ik echt beter?” vroeg ze voorzichtig.

“Het is zo moeilijk te bepalen voor mij,” zei Felicia. “Van buitenaf. Ik kan niet in je lichaam kijken.”

Ze bood het drankje opnieuw aan. De kom hing in de buidel rond haar nek, want die was veel te heet om aan te raken.

Catia slurpte het toch maar weer op. Ze kokhalsde van de smaak en spuugde het bijna weer uit.

“Ik drink alleen maar smerige dingen! En het helpt niks!” krijste ze. “Waarom doen we dit nog? Dit was allemaal voor niets.”

Felicia bleef rustig. “Allemaal voor niets? Een week geleden had je echt niet de energie gehad om zo te schreeuwen.”

Dat was Catia niet opgevallen. Ze dacht terug en moest toegeven hoeveel beter het nu ging. Waarom zag ze dat zelf niet?

“En niets is ooit voor niets,” zei Felicia. “We hebben nu zeven medicijnen gevonden die in ieder geval niet werken. We hebben honderden dingen gevonden die je ziekte niet is.”

Catia blies de kaars uit met een nors gezicht. “Ja, en straks ga ik dood voordat we alle duizenden dingen hebben geprobeerd die het niet zijn. Lekker handig.”

“Elke ziekte kent een medicijn. Het zal bestaan.”

“Daar denkt Aria anders over.”

Bij het noemen van de naam viel het hele gesprek dood. Vandaag was Aria’s rechtszaak. Ze zou vast doorgaan met liegen dat hij het was. Oh, hoe ver de ooit grote leider van de Raad van Kame was gevallen.

Zoveel was Felicia toch niet waard? Of wist Aria beter, want zij had het Boek der Betekenis?

Ze liepen samen naar buiten, waar ze Fonza en de rest tegenkwamen. Enkele dieren uit een ander deel van het Rivierdistrict kwamen langs om te roddelen over het nieuws van Aria’s arrestatie.

“Was jij niet in de buurt Fonza?” vroeg een klein uitgevallen giraffe.

“Nee joh! Ik en lieve Felicia liepen een blokje om, zoals we elke avond doen, helemaal bij het district van de landheer.”

“Ja,” zei Felicia met tegenzin. “Altijd heel gezellig, elke avond samen lopen op een plek heel ver weg van de rivier.

“Och,” zei Fonza speels, “Felicia gaat door de puberteit. Ze is wat chagrijnig.”

Felicia rolde haar ogen en sprak zonder enige emotie. “Sorry, Fonza, je bent een echte inspiratie voor mij en ik ben blij dat je voor me zorgt.”

“Zie je wel, van binnen is ze een schatje,” babbelde de vos alles aan elkaar. “En een héle goede heksenspeurder. Dankzij haar hebben ze Dora snel te pakken gekregen!”

Felicia’s gezicht vertrok bij het horen van die naam. Ze draaide zich om alsof ze Catia iets gaf, en keerde pas terug toen haar gezicht weer in de plooi zat. “Ja, ik heb veel ervaring met heksen vanuit Amor. Als je iets verdachts ziet, laat maar weten. Ik houd ons allemaal veilig van dat grote grote gevaar.”

“En haar zusje,” zei Fonza, “die is dus vervloekt door een heks. Echt waar!”

Catia kon wel kotsen. “Ach en wee, kommer en kwel, die heks raakte mij aan, en nu slaat mijn hart te snel.”

Felicia moest een lach inhouden. “De vloek zorgt ook dat Catia altijd in rijm praat. Heel gek.”

“Pijn vreet mij op, een ware catastrofe,” zei Catia terwijl ze haast een toneelstuk opvoerde inclusief pootgebaren. “Maar het was een heksenvloek, of ze stopte me in de oven.”

De dieren lieten met gegrom weten wat ze vonden van deze half geslaagde rijm.

“Felicia’s ouders werken in de kerk,” loog Fonza lekker door. “Daarom heeft ze zo haar … eigen gebeden ontwikkeld.”

“Dat klopt,” zei Felicia terwijl ze gefrustreerd aan haar snorharen pulkte. “En als ik later groot ben, dan word ik een non. Oh wat zie ik daarnaar uit. Ik kan niet wachten.”

De anderen gaven haar en Catia allemaal een aai over de bol. Ze leken wel de nieuwe attractie om iedereen te vermaken. Ze wachtten totdat de hele groep weg was, op pad naar Aria’s rechtszaak.

“Ik word gek! Ik wil het van de daken schreeuwen,” siste Felicia tussen geklemde kaken, haar ogen vlammend. “Alles dat hier wordt gezegd is letterlijk onzin en leugens.”

“Waarover spreek jij zus, negeer je mijn vloek dus?” zei Catia.

“Niet. Grappig.”

Catia vond van wel. Felicia was altijd zo serieus. Met moeilijke woordjes en dingen over wetenschap die ze nooit begreep. Ze plaagde haar de hele weg met rijmende zinnen, totdat Felicia ook glimlachte en even niet bang leek voor de uitkomst van de rechtszaak.

Rechtszaak was een groot woord. Aria’s status als beste heler was de enige reden dat er een zaak was, en dat ze de landheer zelf hadden gevraagd om te komen en een oordeel te vellen. Ze deden dit op het publieke plein voor zijn landgoed. Iedereen mocht erbij zijn, want de landheer liet graag zien hoe rechtvaardig hij was en hoe criminelen op gepaste manier werden bestraft.

Iedereen wás ook erbij.

Felicia moest in een boom klimmen en Catia met veel moeite achter haar aan trekken. Dichterbij dan dit gingen ze niet komen.

Aria liep naar het midden, haar poten geketend aan een paal, maar haar vleugels vrij. Ook iets dat ze dieren met minder status écht niet zouden gunnen.

“Aria de Heler staat hier vandaag terecht,” zei de landheer, een wolf met luide stem. “Zij wordt verdacht van maandenlang vissen uit de Rivier doden en opeten. Eén zo’n moord zou God misschien vergeven. Twee moorden zou levenslang zijn. Al deze moorden betekenen de doodstraf.”

Een paar Kraaien vergezelden hem vanaf zijn rijkelijk versierde troon, die speciaal door al zijn knechten hiernaartoe was getild.

“Zij is gevonden op het plaats delict, omringd door zojuist gedode vissen,” zei de ene.

“Zij heeft schuld bekend!” zei de ander.

“Maar Aria, mijn vriend,” zei de landheer iets vriendelijker. “Ik geloof er niks van. Waarom zou jij dit doen? Jij met al je rijkdom en je genialiteit? Spreek en leg jezelf uit.”

Aria keerde op haar plek. Ze draaide een rondje om alle aanwezigen, elke hoek van de dierenmassa, even aan te kijken.

“Ik heb het niet gedaan,” zei ze kalm.

“Zie je wel,” zei de landheer.

Maar de Kraaien overstemden dat: “Waarom dan eerst schuld bekennen? Dat betekent dat je nu sowieso één keer hebt gelogen tegen de Kraaien! En dat is strafbaar!”

“Nee, nee, dat deed ik alleen zodat ik een paar dagen later dit podium zou krijgen,” zei Aria met een scheve snavel. Ze keerde weer naar de omstanders.

“Jullie luisteren liever naar de woorden van een crimineel, dan dat van een wetenschapper. Jullie komen hier voor sensatie, niet voor gerechtigheid. Jullie verraden vriend en buren op niets anders dan de aanname dat ze een heks zijn! Jullie leven op de domste manieren en kloppen dan bij mij aan om jullie te genezen!”

De landheer schudde zijn hoofd. “Haal die schreeuwende uil daar weg.”

“En als ik jullie genees, ben ik een held. Als een andere vrouw het doet, is ze een heks en wordt zonder pardon vermoord.”

“Ze krijgt een eerlijk Heksenproces!”

“Een proces dat je niet kunt overleven!” schreeuwde Aria. “Luister naar jezelf. Kijk naar jezelf. Is er nog iets waar van wat jullie zeggen, denken of doen? Zijn er nog hersencellen over daarboven? Of hebben jullie die last ook overgedragen aan een God die blijft zwijgen?”

De Kraaien renden nu het plein op om Aria weg te slepen.

“Godslastering! Blasfemie! Dat wordt alsnog de doodstraf!” kraaiden ze, bijna blij dat Aria zo ver was gegaan.

Een aantal omstanders maakten dat ze wegkwamen. Sommige knikten zachtjes mee, of fluisterden hun mening tegen hun vrienden. Maar veruit de meeste besloten Aria na te roepen.

“Heksen bestaan niet, en als dat wel zo was, waren ze helden. Jullie medicijnen, jullie recepten, jullie drankjes, het is allemaal onzin om de armen arm te houden! Om de onwetenden onwetend te houden!”

Catia voelde de boom trillen onder het gestamp en geroep. De meeste dieren het dus hartstikke eens dat het onzin was. Felicia glimlachte breed en gaf Catia een knuffel.

Alleen was, jammer genoeg, Aria die haarzelf opofferde nodig om de leugen te breken.

Haar vleugels werden hardhandig op haar rug geduwd en vastgeplakt met een smerig zwart spul. De Kraaien pikten haar bijna kaal, terwijl de landheer het bevel gaf om haar naar de kerkers te brengen. Ook haar doodstraf moest nu natuurlijk een ceremonie worden en een voorbeeld zijn. Wel zo snel mogelijk: morgenochtend bij zonsopgang.

“Ik heb de pracht van de Raad van Kame gebouwd en gezien! Ik heb deze wereld en al haar prachtige dieren geleid in vrede voor vele, vele jaren. Ik zie wat jullie zijn geworden—en ik zou liever blind worden.”

Aria’s ogen, nog verder vergroot door zijn bril, vielen kort op Catia en Felicia. Ze riep Bella naar hen. Ze snapten niet waarom.

Ze vocht en schreeuwde. “Er zal een rijk komen waar God niet de macht heeft. Waar eerlijkheid en logica zegeviert, en iedereen mag zijn en denken wat ze willen. Geen leugens. Geen groepsdruk. Dát rijk durf ik een hemel te noemen. Arresteer zoveel je wilt, pak alle heksen, het maakt niet uit. Het—zal—bestaan!

Alle kraaien werden ingezet om de aanwezige dieren te verspreiden en te kalmeren. De landheer verstopte zich snel in zijn landgoed, terwijl Aria nergens meer te vinden was.

Iets schudde hun boom, zo hard dat Catia er bijna uitviel.

Fonza keek omhoog. Ze huilde.

“Het gaat helemáál niet goed met Dormas.”

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

6. Het Zal Bestaan

Felicia was genoodzaakt om Catia aan iedereen voor te stellen als haar zusje. Als ze nu op zoek ging naar ingrediënten, dan was ze zogenaamd bloemen plukken voor haar ziekige zusje. Dormas wilde best…