8. Terug Naar Schaduwen

Fonza kreeg de hele wijk uit hun bed. Iedereen wilde wel wat heksen vangen, of minstens verdrijven. Aria dacht eraan om met de twee poezen het luchtruim te kiezen, maar die was geïnfesteerd met Kraaien. Dus ze renden door donkere steegjes en renden een onvoorspelbaar pad door het Rivierdistrict.

De stampende poten van dieren waren nooit ver weg. Fakkels werden aangestoken en verspreid. De Kraaien konden moeilijk door de nauwe steegjes vliegen en een aanval inzetten, maar ze konden makkelijk volgen waar het drietal heen ging.

“We moeten naar binnen,” zei Aria buiten adem. “Uit het zicht van de Kraaien.”

“Ik kan niet meer,” piepte Catia. Haar miauw werd snel een grom. “Je kan niks als je ziek bent! Je kan—”

“Houd vol,” zei Felicia snel. “Je zal beter …”

Ze kon het niet zeggen. Niet nu ze wist dat Catia ongeneeslijk ziek was.

Aria verloor ook zijn zekerheid. Ze waren verstrikt geraakt in het doolhof van scheve huizen en stinkende steegjes, ver van de Rivier. Overal om hen heen begon de avond te gloeien door fakkels van achtervolgers, alsof de zon veel eerder opkwam. Hun geschreeuw groeide in volume.

Maar zelfs boven al die stemmen, was Fonza nog het beste te horen. “Toon jezelf! Of ga terug naar de schaduwen waarvandaan jullie monsters komen!”

Catia kwam niet meer vooruit. Ze lag trillend op de grond, haar ogen gesloten van de pijn in haar lichaam. Aria keek grimmig en stond op het punt aan te kloppen bij—

De deur vloog uit zichzelf open. Drie wolven kwamen eruit. De voorste droeg een fakkel: een horizontaal stuk hout in diens bek dat brandde aan beide kanten.

Aria drukte haarzelf plat tegen de muur en nam de poezen mee. Catia moest haar gemiauw van pijn inhouden.

Vijf heksen, ja!” zei de jongste wolf enthousiast. “Betrapt op heterdaad bij het ritueel slachten van een geit! Dat heb ik gehoord!”

“Het waren drie heksen, sukkel,” zei de wolf met de fakkel, en daardoor moeilijk te verstaan. “Twee zwarte katten—natuurlijk—en die gekke uil met drie brillen.”

“Wij moeten ze eerst vinden,” zei de derde. “De beloning van de landheer is van ons.”

Aria’s vleugels gleden weg. Felicia kreeg een regen van kleine steentjes op haar hoofd, terwijl Catia de controle over haar lichaam kwijtraakte. Slechts een houten deur scheidde hen van de wolven.

De wolven liepen weg—totdat ze plots bleven staan. “Ruiken jullie dat ook?”

“Dat is verbrand hout van jouw fakkel, sukkel.”

“Nee, nee, een andere geur …”

Een groep Kraaien kwam deze kant op. Zelfs in de schaduwen waren de felle ogen van Aria niet te missen. Ze moesten inderdaad naar binnen, en snel.

De wolven snuffelden in alle richtingen, hun snuit vlakbij de vloer. Degene met de fakkel ging achter de deur kijken.

Aria kwam tot leven en mepte haar vleugel op het wolvenhoofd—meteen bewusteloos. De vallende fakkel zette alle dorre planten in de omgeving in brand.

“Rennen!”

In een reflex, echter, probeerde Felicia eerst het vuur te doven met de Vuurvlecht die ze eerder had geplukt. Het werkte maar half. Dus het was nog niet helemaal het juiste recept of de juiste balans.

Ik kan niet meer,” schreeuwde Catia. Ze moest gedragen door Aria, die daardoor vele malen langzamer werd. De wolven gingen meteen in de achtervolging en duwden het drietal nog dieper in het doolhof van steegjes.

Catia zag alleen flitsen. Een waas van maanlicht, duister, muren, en soms plotseling een fakkel. Totdat ze merkte dat het doolhof ophield en de straten breder werden, de huizen netter en minder afbrokkelend.

Aria en Felicia vielen uitgeput tussen een paar bosjes in de schaduw. Catia werd neergelegd.

“We zijn de wolven kwijt,” mompelde Aria, verslagen in de modder. “Maar het maakt niks uit. Het maakt allemaal niet uit. Inmiddels zoekt de hele stad naar ons. En het zal snel weer ochtend worden …”

“Eerst naar binnen,” zei Felicia, “dan zien we verder.”

Zodra ze zeker wisten dat niemand toekeek, liepen ze rondom een chique villa en vonden een raam aan de achterkant die half openstond. Binnenin het huis was het donker en uitgestorven. Een betere plek gingen ze niet vinden.

Ze doken door het raam en vielen op een tapijt. Catia miauwde luid, waardoor ze pas laat de Kraaien hoorden die overvlogen. In doodse stilte bleven ze liggen, zelfs hun ademhaling gestopt, totdat ze zeker waren dat niemand hen achterna kwam.

“Ik ga niet verder,” zei Aria definitief. “Volgens het Boek zijn in de hele geschiedenis maar twee dieren ontkomen aan een heksenjacht. De ene moest daarvoor een been kwijtraken, de ander is daardoor later knettergek geworden. Ik blijf zitten tot ze me vinden.”

Felicia bolde haar rug en krulde haar staart. “Jij verdient dat Boek niet!”

“Jouw ouders verdienden hem zeker niet!”

“Praat niet over mijn ouders! De familie Felix zijn helers en helpers en hun verdwijning is vast een groot misverstand en—”

Herinneringen wilden zich opdringen. Felicia raakte erdoor verward en duwde ze weg. Onrustig cirkelde ze door het huis, steeds beter verlicht door de eerste stralen zonlicht.

Aria wees naar een kast. “Weet je echt niet waar we zijn?”

Felicia fronste en bestudeerde de kast. Ze trok de deuren open—houten deuren gegraveerd met prachtige schilderingen—en zag … een tekening van haarzelf als kitten. Met haar glimlachende ouders achter haar. Ze had zelfs haar eigen pootafdruk ernaast gezet en geprobeerd haar naam in het perkament te drukken: Felicia Felix.

Haar hoofd tolde. Ze wilde de tekening verscheuren; ze wilde hem voor altijd bij haar dragen.

“Wat is dit? Is dit een grap? Heb je ons expres hierheen geleid om mij … om mij …”

Nog meer herinneringen kwamen terug. Haar ouders droegen geen nette kleding meer, maar vieze vodden. Haar moeder hing niet meer boven een ketel in om een medicijn te maken in Amor, maar ze klom op een dak in een ander stad om … in te breken?

“Dit is waar je bent geboren, Felicia. "

“Nietes.”

“Je ouders waren dieven.”

“Mijn ouders waren—”

“Het Boek der Betekenis was eerst in handen van de Goede Chef. Toen is het gestolen, en toen hebben jouw ouders het opnieuw gejat. Al hun rijkdom, al hun kennis, alles hadden ze eraan te danken. Voor die tijd waren ze niemand.”

“Houd je snavel!” Felicia sloeg haar scherpe nagels naar Aria, zonder haar echt te raken.

Catia kermde en probeerde iets te zeggen, maar het was onverstaanbaar.

“Je bent slim, Felicia. Je hebt een goed hart. Maar zelfs jij liegt tegen jezelf over je familie en je afkomst, alleen maar om je goed te voelen.”

De volledige herinneringen kwamen nu naar boven, geholpen door de vele voorwerpen in de kamer. Vage beelden kwamen voorbij van spelen in de tuin, meubels omgooien als kleine kitten, en, ja, dat magische boek dat zwaar beveiligd in één van de kamers stond.

“Dus,” zei Aria met hangende snavel, “waarin zou ik nog moeten geloven?”

Catia had haarzelf dankzij de muur op de poten gekregen.

“Stemmen! Voetstappen!”

Felicia liep verder het huis in. Elke voorwerp dat ze aanraakte bracht haar nieuwe informatie. Het bracht haar de waarheid over haar ouders, en ze begreep niet hoe ze dat al die tijd compleet had omgedraaid in haar hoofd.

“We moeten weg,” piepte Catia. “Kom!”

Felicia liep nog verder het huis in. Aria weigerde om nog op te staan.

Catia kon haar wazige ogen niet geloven. “We kunnen vluchten. We kunnen levend uit deze stad komen. Felicia! Jij leerde me om hoop te houden! Dus waarom doen jullie niks?”

Felicia slikte en bevroor middenin de woonkamer. Ze richtte zich tot Aria. “Jij hebt mijn ouders verraden. Dankzij jou ben ik hen kwijt!”

“Onzin! Ik heb lang geleden, met toestemming van de Kompanen die nog over zijn, dat Boek van je ouders terug gestolen. Ik heb je ouders op het hart gedrukt om te verhuizen en op een ander continent verder te leven. Maar nee, ze gebruikten hun kennis van het Boek om nog rijker te worden en nog meer macht te hebben.”

“Wie zegt dat de Kompanen mogen bepalen wie het Boek heeft!? Zou die kennis niet voor iedereen moeten zijn!?”

Aria schudde haar hoofd, nog meer teleurgesteld in Felicia.

Catia trok aan Aria’s vleugels, ze sleurde Felicia’s poten van het veel te zachte tapijt, maar geen van hen wilde bewegen. “De Kraaien komen! Ik hoor ze overal! En de—”

De voordeur werd kapot getrapt. Alle kaarsen in de gang werden razendsnel aangestoken. Door het andere raam fladderden allerlei wezens naar binnen, te snel om te herkennen.

Een massa dieren dromde het huis in, vertrapte alle jeugdherinneringen van Felicia. Ze grepen Aria als eerste—die stribbelde niet tegen. Het schudde Felicia eindelijk uit haar waas, maar te laat om nog de dans te ontspringen.

Catia lag doodziek en hulpeloos op de vloer en werd bijna vergeten. Ze was blijkbaar zo klein als ze haarzelf voelde op dit moment.

Het drietal werd vastgebonden en meegenomen naar het plein.

De Kraaien kondigden een eerlijk Proces der Heksen aan. Och, wat waren ze eerlijk en rechtvaardig. Hun lange uitleg eindigde in het vonnis van de brandstapel.

“Als zij het vuur overleven of doven, weten wij wel zeker dat ze heksen zijn!” kraaiden ze. “Zo niet, geven we onze fout toe en gaan ze vrijuit!”

En ook hartstikke dood, dacht iedereen stilletjes.

De twee poezen en de uil werden op het stro gezet, vastgebonden met hun rug tegen een hoge houten paal. Meerdere fakkels staken de droge strohalmen tegelijkertijd aan.

Catia gaf de dierenmassa een laatste blik—en zag haar ouders paniekerig zich erdoorheen wringen en de naam van hun dochter roepen.

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

8. Terug Naar Schaduwen

Fonza kreeg de hele wijk uit hun bed. Iedereen wilde wel wat heksen vangen, of minstens verdrijven. Aria dacht eraan om met de twee poezen het luchtruim te kiezen, maar die was geïnfesteerd met…