9. Brandstapel
Catia was meteen klaarwakker, net als ze dat niet meer wilde zijn. De vlammen likten bijna aan haar trillende poten. Zelfs over het lawaai kon ze precies de stem van haar ouders horen.
Aria deed niks meer. Alle hoop was uit haar gedruppeld en haar vacht leek wel alle kleuren verloren.
Felicia lag er hetzelfde bij.
“Doe iets!” schreeuwde Catia. “Alle Kompanen nog aan toe! Ik zit hier met de twee slimste scheikundigen van het continent, en jullie doen niks?”
“Wat wil je dat we doen?” riep Felicia. Ze kwam eindelijk in beweging, maar alleen om de hitte die op haar afkroop nog iets langer te ontwijken.
“Doof het vuur! Bescherm ons!”
“Ben je achterlijk?” riep Felicia bitter. “Als we overleven, dan doden ze ons alsnog, want we zijn bewezen heksen!”
“Dat zien we dan wel,” zei Catia zachtjes. “Het enige dat telt is vandaag en het volgende dat we gaan proberen.”
Felicia viel stil.
Het vuur was nu ver genoeg opgelaaid om het zicht op de menigte grotendeels weg te halen. Het geknetter overstemde de waas van schreeuwende omstanders. Toch dacht Catia nog steeds haar ouders te horen, alsof ze bij haar op de brandstapel waren geklommen.
“Het heeft voor jou geen zin,” mompelde Felicia met tranen in haar ogen. “Catia … jouw ziekte is ongeneeslijk.”
Nietes. Dat was Catia’s eerste gedachte. Nee, gewoon nee, het was niet waar, het was een grap, ze weigerde.
Maar dat zou een leugen zijn tegen haarzelf. Een illusie die niks zou opleveren. De enige goede reactie was een simpele vraag.
“Dus?”
Hun lichamen raakten nu al oververhit. Hun kelen vulden met smerige rook, waardoor ze moesten kuchen en met steeds meer moeite praatten.
Felicia schudde haar lichaam totdat haar buidel niet meer op haar rug zat, maar rond haar buik.
“De Vuurvlecht. Het middeltje dat ik maakte op weg om Aria te bevrijden! Als het in aanraking komt met vuur … "
Catia reikte naar voren, trok de paal zoveel mogelijk mee, maar kwam niet bij de ingrediënten.
“Auw!” Een deel van haar staart raakte de vlammen. Ze kromp ineen, plat tegen de paal, om zoveel mogelijk afstand te krijgen.
Felicia kon hem zelf ook niet pakken.
Ze keken allebei naar Aria.
“Het zal bestaan, beste uil,” zei Catia. “En als je dit doet, kan je misschien nog daarmee helpen.”
Ze zuchtte en stak haar snavel in de buidel. De lading Vuurvlecht zat in een kom, afgedekt met een houten deksel die erop klemde.
Terwijl het drietal de paal nog steviger knuffelde, deed Aria uiterst zorgvuldig de deksel open.
Catia krulde haar staart helemaal om haarzelf om te voorkomen dat het uiteinde verbrandde. Felicia moest haar tranende ogen sluiten tegen de rook.
Aria tilde de kom op met haar snavel, nog altijd langzaam en zorgvuldig.
En daarna gooide ze een flinke plens over Felicia heen.
De volgende plens ging over Catia, en de laatste over haarzelf. Ze wierp de kom in de vlammen om het bewijsmateriaal te vernietigen.
De vuurzee bereikte hen. De roodoranje vlammen grepen naar alle delen van hun lichaam, happig naar stukjes om te verbranden, en ze brachten de hitte van duizend zonnen.
Alle drie sloten hun ogen. Alle drie krompen in elkaar. En alle drie wachtten.
Totdat alle stro was opgebrand, het vuur uitgeraasd en gedoofd, en ze nog leefden.
Het goedje had hen beschermd tegen het vuur. Ze voelden zich allemaal ziek door de rook en de hitte, sommige stukjes van hun lichaam alsnog verbrand, maar ze leefden.
Catia opende haar ogen en keek naar een stilgevallen menigte met wijd open monden van verbazing.
“Dat is ook de eerste keer,” mompelde Fonza.
Catia’s ouders krijsten van opluchting en beukten verder. Ze hadden bijna de voorste rij bereikt.
“Heksen dus!” riepen de Kraaien. “Het is bewezen! Het bewijs is onomstotelijk!”
De meeste wonden hadden ze rond hun poten. De touwen waarmee ze waren vastgebonden, waren wél door het vuur weggebrand.
Ze konden proberen te vluchten—maar ze waren omringd aan alle kanten.
“Voor heksen geldt directe doodstraf!” riep Fonza. “Pak ze!”
De helft van de menigte volgde het commando graag. De andere helft deed niets, behalve fluisteren naar elkaar en wijzen naar Aria.
Catia’s ouders stormden naar de brandstapel en sprongen op het zwarte stro, schuivend door de laag as.
“Stop!” riep haar moeder. “Wij zijn de familie Cartin, edelen van de hoogste orde. Ja, je kent ons. Wij beheren je land en wij geven je te eten. Wie ook maar een háár van onze dochter aanraakt, zal dat betreuren!”
Haar vader nam haar en Felicia meteen beschermend in zijn poten. Aria was nog altijd niet in staat om iets erom te geven. Meerdere Kraaien landden op de paal, maar vielen nog niet aan.
Felicia keek bedrogen. “Catia. Je had niet even kunnen vertellen dat je haast uit een koninklijke familie komt?”
De menigte schuifelde onrustig. Sommige liepen weg. Sommige herhaalden dat het wel Aria was, de Wijze Uil, die zoveel voor hen had gedaan en zoveel patiënten had geholpen. Felicia en Catia waren enigszins populair geworden in het Rivierdistrict, met hun grapjes en behulpzame instelling.
De meeste dieren, echter, bleven herhalen dat het bewezen heksen waren en kropen toch dichterbij, Fonza als hun aanjager.
“Dit is nou precies wat heksen zouden doen. Machtig worden en dan die macht misbruiken!”
“Oh volgens jou doen heksen alles,” bromde Felicia.
Links van het plein, in de verte, verscheen een volgende stoet bewakers. Om te kijken wat hier allemaal aan de hand was én de landheer in zijn koets te vervoeren.
Vanaf de andere kant kwam ook een koets. Maar deze reed uit zichzelf? En was meer een soort huisje van hout?
Fonza’s vacht kleurde van oranje naar rood. She nam de commando’s van de Kraaien over.
“Pak ze! Dood ze!”
Weer bewoog de helft om aan te vallen. De andere helft deed niet niks deze keer, maar blokkeerde actief Fonza’s pad. En het was precies de groep dieren die werkten of leefden onder de familie Cartin.
“Prima,” krijste Fonza. “We zullen je dochter niet aanraken, oh beste familie Cartin, maar die andere twee …”
“Wat hebben ze nou eigenlijk gedaan?” vroegen enkele dieren. “Geprobeerd medicijnen te maken voor een ander ziek dier? Is dat genoeg om de Wijze Uil te doden?”
“Aan de kant!” Fonza beet om haar hen en maakte een pad vrij om Felicia te grijpen.
De landheer arriveerde. Hij stapte uit zijn koets aan de rand van het plein. Hij had niet gehoord waarover het ging, en de Kraaien en de Cartin familie gaven beide een compleet andere uitleg van wat er was gebeurd, dus hij durfde niks te besluiten.
“De regels rondom Heksentesten zijn duidelijk,” sprak hij langzaam. “Dus—”
“Als de landheer het niet verbiedt, gaat de doodstraf dus door!” besloten de Kraaien voor hem.
Geschreeuw van “Nee!” en “Laat ze gaan!” steeg op uit de menigte. De landheer stapte terug, veilig in een cirkel van bewakers, zijn ogen angstig op zoek naar iets van zekerheid in de chaos.
Uiteindelijk, nog altijd verward, koos hij de veilige kant. “Ik bedoel, natuurlijk, dat ik achter de elite familie Cartin sta! Zij hebben gelijk. Al deze zogenaamde heksen staan onder hun bescherming.”
Steeds meer dieren liepen weg. Een gevecht tegen de elite ging je niet winnen. Die konden inderdaad vrijheden of bescherming krijgen waar alle arme burgers slechts van konden dromen.
Uiteindelijk bleef alleen de harde kern over. En die accepteerden even helemaal niks.
Fonza opende haar bek en sprong naar voren. Felicia paste er helemaal in; Aria reageerde nergens meer op. Een drietal wolven sprongen gretig met haar mee.
Hun schaduwen vielen over de doodsbange poes. Een wolvenklauw sloeg een diepe wond in Felicia’s gezicht.
En toen werden ze ondersteboven gereden door de andere koets.
De wolven landden tegen een boom. Fonza landde in de rivier en zwom voor haar leven. De koets werkte als een muur tussen de brandstapel en alle anderen.
Een kleine chimpanzee, met stompjes in plaats van volgroeide ledematen, rolde uit de koets.
“Ach, dat is nou onhandig van mij,” zei Chef.
De landheer keek furieus. De Kraaien wachtten op zijn oordeel. Dit was overduidelijk een poging tot moord! De situatie liep uit de hand en moest worden bestraft!
Maar de menigte, die met honderd maal zoveel waren en daadwerkelijk de wensen van de stad weergaven, hielden van de Goede Chef en wilden complete vrijheid voor deze heksen.
En zo zien we, beste lezer, dat groepsdruk wreed en verschrikkelijk kan zijn, maar ook soms de enige manier om iets goeds te bereiken tegen alle verwachting in. Om onrecht recht te buigen, om anderen te dwingen zich op een minder egoïstische manier te gedragen.
De landheer stapte snel terug in zijn koets en vertrok. “Ik zag niets en er is niets gebeurd. Los het op, Chef.”
Felicia, Catia en Aria vielen tegelijkertijd flauw van de opluchting.