2. Vers Bloed

Toen Enra de schepen van Otto zag komen, wenste hij dat zijn ouders gewoon Berenherders waren gebleven. Dan waren ze allang gevlucht toen ze Ottojon—de nieuwe naam voor het Rijk van Otto—steeds verder zagen groeien. Dan waren ze geen doelwit geweest van het nieuwe systeem dat Otto van de ene op de andere dag had verzonnen.

Na de val van Amor aan de Barbaren, ging dat rijk eigenlijk naadloos over in het nieuwe Traferia. Na vele jaren van groei, overwinning en kruistochten … botsten Traferia en Ottojon op elkaar en was de ruimte op. Jammer genoeg lag Enra’s stad precies op de lijn van die botsing.

Traferia had echt wel een vloot. Ze hadden vast ook kanonskogels, maar ze kregen niet eens de kans om die te gebruiken. Iedereen wist dat deze wateren van Ottojon waren. Als het stormde, waren hun boten de enige die veilig erdoorheen vaarden. Maar als Traferia dan probeerde op klaarlichte dag de kust van Ottojon te plunderen, ontstond er ineens een draaikolk die alle schepen opslokte.

Dus de stad haalde de schouders op en liet Ottojon en zijn leger binnenstromen. Inmiddels hadden ze geleerd de meeste huizen overeind te laten staan, anders moesten ze steeds alles opnieuw opbouwen. Enra vond dat ze dit ook wel van tevoren hadden kunnen bedenken en hij was niet onder de indruk van de intelligentie van veroveraars.

Alle jongensdieren werden bij elkaar gezet. Otto cirkelde om hen heen, alsof hij de lekkerste appel uitkoos om te plukken. Enra’s vader, een grote beer genaamd Himnib, keek vernietigend toe en greep zijn magische wandelstok steviger vast.

“En ze zijn allemaal Kristijnen?”

Otto’s soldaten knikten.

“Is het niet genoeg dat je onze landen inneemt?” schreeuwde Himnib. “Moet je ook nog onze kinderen pakken? Je raakt arrogant. Overmoedig! Dat zal je ondergang worden!”

Otto vond dit grappig. “We zijn nu al bijna even groot als Traferia, klein beertje. Jij ziet toch ook dat we over een paar honderd jaar de hele wereld hebben?”

Enra was bang dat dit géén overmoedige uitspraak was. Die heerschappij over alle omringende zeeën maakten Ottojon zowel rijk—vanwege handel—als onmogelijk te veroveren. Elk ander rijk was in elkaar gestort als ze plotseling alle wetten hadden herschreven, maar Ottojon leek met elke beslissing alleen sterker te worden.

“Genoeg geklets,” siste Otto. “Die, die, die, die, en, ja die ook. De rest is te zwak of te koppig—dood ze maar.”

Alle ouders renden naar hun kinderen toe, probeerden ze nog weg te trekken. Maar Otto was onverbiddelijk. Als hij mannen niet kon meenemen in zijn plan, waren ze waardeloos of zelfs gevaarlijk voor hem.

Enra had pas laat door dat hij ook was uitgekozen.

Himnib richtte meteen zijn wandelstok en schoot een krachtige spreuk richting Otto. De slang wervelde om zichzelf heen en ontweek zo precies de aanval. Dat was nog nooit gebeurd.

Het was … het was also hij de toekomst kon zien?

Himnib stond ook versteld en wachtte te lang met een volgende aanval. Enra werd weggesleept. Zijn vader moest hopen dat hij nog kon vluchten, samen met zijn moeder. Zijn lieve ouders. Hij ging ze nooit meer zien—dat voelde hij aan alles.

Hij keerde zijn ogen naar de modderige grond, platgestampt door de vele gevangen jongens vóór hem. Als hij nog langer naar zijn ouders zou kijken, zou hij hen te veel missen en iets doms en onlogisch doen, zoals huilen of terugvechten.

Totdat zijn gedachten werden onderbroken, want zijn ogen zagen iets dat niet klopte. Een beeldschone beer, ietsje ouder dan hij, die veel te lief leek om bij de Ottojon te horen.

Zij leek Enra ook op te merken. Of, nee, alle verslagen jongens. Ze keek bezorgd toe hoe ze werden weggesleept en had zelfs het lef om een bewaker te vertellen om voorzichtiger te doen. Een meisje! Dat een grote mannenslang boos toespreekt!

Otto glibberde op haar af. Maar hij gaf haar geen preek; integendeel, hij was dolblij met haar. “Je had weer gelijk! Zonder jouw advies was ik gedood door een gekke magische beer. Wat moest ik toch zonder jou? Hoe kan ik je ooit bedanken, Chonib?”

“Door goed voor die jongens te zorgen,” mompelde ze.

Hij nam haar vraag niet serieus. Enra werd van links naar rechts gegooid, vastgeketend in een donkere ruimte zonder frisse lucht maar met enorme stank. Hij werd langzaam gek. Hij kon niet bewegen, niet ademen, nauwelijks eten. Zijn ogen begonnen witte vlekken te zien om de duisternis maar af te wisselen. Twee jongens stierven tijdens de reis; de zonen van een schapenvriend van Himnib.

Hij wist niet hoeveel uren, dagen, weken voorbij waren gegaan toen hij eindelijk weer zonlicht zag. Ze waren aangemeerd vlakbij het paleis van Otto. Hij was te moe om de reis naar binnen te herinneren en de tocht naar kamers die steeds griezeliger werden. Hij vertelde zichzelf eerst dat hij dapper zou zijn en zou ontsnappen; nu wilde hij slapen en dat alles voorbij was.

Maar ze lieten hem niet met rust.

Ze brachten hem naar een operatietafel. Een koud stuk steen waar zijn berenlijf werd vastgebonden en vele geneeskundige uilen over hem heen hingen.

Zodra de operatie begon, schreeuwde hij van de pijn en viel enkele hartslagen later flauw.

Toen hij wakker werd, wist hij opnieuw niet hoeveel tijd voorbij was gegaan. Alleen dat zijn lichaam nooit meer hetzelfde voelde en dat hij voor eeuwig wilde slapen.

Maar ze lieten hem niet met rust.

Hij werd naar andere kamers gesleept. Eentje vol tapijten, doeken, en stukken geschrift met symbolen die hij niet herkende. Daar moest hij op de knieën zitten en buigen als de leraar binnenkwam, anders kreeg hij harde klappen met de stok.

“Jullie zijn allemaal Kristijnen, toch?” zei de dikke slang.

De jongens mompelden. Alleen Enra vond de kracht om trots ja te zeggen.

De leraar gaf hem slagen met de stok. Hij spuugde op Enra’s gezicht tijdens het schreeuwen, en hij hoopte maar dat dat niet giftig zou zijn.

“Vergeet het! Vergeet je verleden! Het Krysnadom is een complot, een toneelstuk, een verraad. Er is maar één waar geloof, dat van de Mira.”

“Ja, meester,” zeiden alle jongens braaf.

Enra hield zijn mond. Instemmen voelde als zijn ouders verraden, zijn thuis verraden. Dit paleis zou nooit voelen als zijn thuis.

Dat kwam hem op nog meer slagen te staan.

Ze moesten hun heilige boek lezen. Ze moesten het allemaal onthouden en op de juiste manier leven. Enra realiseerde dat hij het niet echt hoefde te geloven. Hij deed aan de buitenkant mee om aan de straf te ontkomen—van binnen bleef hij een Kristijn die alleen maar dacht aan thuis en zijn ouders.

Elke ochtend werd hij wakker gemaakt in complete duisternis om alle bevelen op te volgen. Elke avond struikelde hij uitgeblust en gewond in dezelfde duisternis terug naar zijn smerige bed.

Totdat Otto persoonlijk langskwam en vertelde dat ze naar nieuwe vertrekken mochten. Blijkbaar hadden ze iets bereikt. Hun loyaliteit bewezen, genoeg verzen uit een heilig boek in hun kop gestampt, wat het ook was. De nieuwe vertrekken waren veel ruimer en netter.

Dus Otto vond het ook tijd om meer uitleg te geven.

“Jullie, beste jongens, zijn onderdeel van mijn nieuwe systeem genaamd de Devirma. Dat is iets om trots op te zijn. Jullie vechten nu voor Ottojon en als nodig zullen jullie sterven voor Ottojon, begrepen?”

De jongens knikten. Enra vroeg: “Vechten? U bedoelt …”

“Het leger is het belangrijkste deel van een rijk. Zij zorgen voor veiligheid van buitenaf … maar zijn het grootste gevaar van binnenuit. Elke avond staan mijn soldaten voor mijn slaapkamer om mij in leven te houden tegen spionnen en sluipmoordenaars. Wat als iemand ze omkoopt? Wat als mijn eigen verraderlijke zoons het leger omkopen? Dan nemen ze zo het rijk in, want zij zijn het leger. Niemand houdt ze tegen.”

Enra was verbaasd over de eerlijkheid van Otto. Over de kwetsbaarheid die zo’n grote slang durfde te tonen tegen deze jongens. Een beer, een neushoorn, een paar geiten, allemaal nauwelijks oud genoeg om zijn woorden te begrijpen.

“Dus ik heb het leger afgeschaft. In plaats daarvan worden jullie mijn nieuwe soldaten.”

Hij cirkelde weer om de groep, zoals hij zo graag deed. “De Maan vertelde mij dat het tijd was. Dat jullie genoeg zijn hersteld van de … operatie. Dus vanaf morgen worden jullie getraind met wapens. Werk hard, werk voor Ottojon, en binnen honderd jaar kan je deel van mijn persoonlijke bewaking zijn.”

Hij bleef langer hangen bij Enra. “Maar als ik een hint krijg van Kristijnse gevoelens, een flauw vermoeden dat je nog denkt aan thuis, ben je dood voordat je Otto kan zeggen.”

Enra slikte en knikte zo enthousiast mogelijk.

De nieuwe vertrekken zorgden dat hij nieuwe routes door het paleis moest lopen. Nieuwe routes waardoor de duisternis in de nacht plotseling één lichtpuntje had.

Hij bleef staan bij een halfopen deur en spiekte naar binnen. Daar zat ze, die mooie beer die hier niet thuishoorde. Ze had als enige de kaarsjes aangelaten en haar vertrek een warm uiterlijk gegeven. En ze schilderde de maan.

Toen Chonib plots opzij keek, dook Enra geschrokken weg en rende naar zijn bed. Maar hij wist nu welke route hij elke avond zou lopen. En dat hij eindelijk een reden had om al hun bevelen zo goed mogelijk op te volgen.

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

2. Vers Bloed

Toen Enra de schepen van Otto zag komen, wenste hij dat zijn ouders gewoon Berenherders waren gebleven. Dan waren ze allang gevlucht toen ze Ottojon—de nieuwe naam voor het Rijk van Otto—…