6. Wedergeboorte

Enra en Chonib hielden elkaar overeind op het dek van een schip. Ze maakten goed vaart, dankzij Enra’s navigatie met de zon overdag, en Chonibs navigatie met de maan in de nacht. Ze probeerde hem te leren Zonlezen, maar al haar kennis van Maanlezen bleek nutteloos. Totdat ze realiseerden dat het natuurlijk omgekeerd werkte voor hem, waarna hij het snel te pakken kreeg.

Ze leerde hem ook om overdag de zon te schilderen, maar Enra was een hopeloze kunstenaar. Nadat Chonib hem drie dagen op rij had uitgelachen om zijn poging tot een zontekening, gaf hij het op.

Hun eerste stop was Vennis. Deze havenstad in Itta was stinkend rijk geworden door de handel met Ottojon. Ze lagen net buiten Ottojon—maar Otto kennende was dat niet lang meer waar.

Ze waren zo rijk zelfs dat ze ook Chonibs liefde voor kunst hadden overgenomen. Ze konden geld uitgeven aan gigantische tempels, onnodig mooie gebouwen, en kunstenaars zoals Da Vennisi die met wiskunde en formules allerlei uitvindingen deden.

De Kristijnse kerk was er niet blij mee. Maar het volk in Vennis was dan ook niet meer blij met hen. En ze hadden nu genoeg geld om dit uit te drukken in daden, zoals het afschaffen van heksenjachten en het bevorderen van wetenschap. Ze noemden het de Wedergeboorte.

Jammer genoeg moest Chonib hun leven verpesten.

De handelaars wachtten het schip al op. In het ruim lagen honderden maanschilderijen van haar, stuk voor stuk prachtig en een fortuin waard. Op dat soort momenten wenste Enra toch dat hij meer schildertalent had. Maar misschien kon hij standbeelden van de zon maken of zoiets, die vonden de dieren in Vennis ook leuk.

“Ah, de muze zelve!” zeiden ze opgewekt. “Vertel ons alsjeblieft dat dit bericht van Otto een grap is?”

“Ik ben bang van niet,” zei ze, terwijl ze van het schip op de kade sprong. Ze hadden veel verder kunnen varen—Vennis was immers gebouwd op het water en kende vele kanalen voor bootjes—maar Chonib wilde meteen verder naar hun eigenlijke missie.

De handelaren, voornamelijk wolven, keken zuur. “Dus dit is de laatste? Otto stopt alle handel definitief?”

“Dit is de laatste,” zei ze. Slechts tien schilderijen werden naar boven gehaald, alsof dat alles was dat ze hadden. De handelaars betaalden goed en hielden zich aan de afspraak, maar gezellig was het niet.

“Het spijt me, echt. Ik vertel hem al maandenlang dat de Maan duidelijk zegt dat dit een slecht idee is.” Ze sprong weer aan boord met hulp van Enra. “Maar hij luistert steeds minder naar me.”

“Honderd stemmen die zeggen dat je onoverwinnelijk bent,” zei een oudere wolf plechtig, “bedelven de ene stem die je waarschuwt voor je ondergang.”

Chonibs snorharen krulden op van plezier. “Je hebt ook de werken van Ardex en Bella gelezen, hoor ik?”

De oudere wolf glimlachte. “Officieel heb ik niks te maken met die godslasterende boeken, natuurlijk. Maar onofficieel …”

Ze voeren door naar de tweede stop: Esprante. Het land dat dicht tegen Ottojon aan schuurde en het meeste te verliezen had nu de handel plots stopte. Tevens het land waar Enra was geboren en hoopte zijn familie terug te vinden—als ze nog leefden.

“Wat zal je tegen Otto zeggen?” vroeg Enra diep in de nacht, toen Esprante nog een vlekje aan de horizon was. “Dat je me bent kwijtgeraakt op zee?”

Chonib zuchtte. “Wanneer leer je het nou? Als jij achterblijft, dan blijf ik ook achter. Als we jouw familie vinden, dan is Otto zijn Maanlezer kwijt.”

Enra begon weer te gloeien. De andere scheepslieden hadden ze verteld dat dit een symptoom was ven zeeziekte. “Je zou dat voor me doen?”

“Ik zou voor je sterven.”

Zijn gezicht trok samen. “Waarom? Je bereikt er niks mee. Ik ben maar één persoon zonder macht—en dan ben jij dood. Het is niet logisch.”

“Moet dat?”

Ja. We leven misschien in groepen, maar ook dat is egoïstisch. Als we aardig zijn tegen de groep, zijn ze ook aardig tegen ons. Als wij vechten voor ons rijk, dan beschermen ze ons ook. Maar sterven voor mij? Daar help je jezelf overduidelijk niet mee! Dus waarom?”

Ze pakte zijn handen en trok hem naar haar toe. “Liefde.”

Enra stapte bij haar vandaan om tegen de mast te leunen. Chonib volgde, bleef binnen zijn warmte. “Liefde is de enige uitzondering. Het laat dieren grootse dingen bereiken of anderen voortrekken, zonder te denken aan henzelf.”

“Dan snap ik niet waarom liefde bestaat,” mompelde Enra. “Het is niet logisch.”

De kust van Esprante was bereikt. Enra was nat van zweet, oncomfortabel en licht in zijn hoofd. Na al die jaren was hij gewend aan het klimaat van Ottojon, niet dat van Esprante, en hij wilde van het schip af voordat hij écht zeeziek werd.

Ook hier werden ze opgewacht: deze keer door een koninklijke delegatie en het indrukwekkende aangezicht van een grote vloot. Enra keek zijn ogen uit. Deze schepen waren veel groter dan wat Ottojon maakte, en—hoeveel kanonnen had de grootste? Telde hij er nou twintig?

“Daarom zijn we hier,” fluisterde Chonib. “Zoals verwacht heeft het afknijpen van handel de andere rijken boos gemaakt. Ze gooien al hun geld in het bouwen van de allerbeste vloot om Otto uit het water te knallen. Toen Otto hoorde wat zij konden, moest ik vrede bespreken.”

“Daar geloof ik niks van,” fluisterde Enra terug.

Chonib knikte. “En daarna hun blauwdrukken voor die schepen stelen en de vrede direct breken.”

Ze lieten het schip met schilderijen zwaarbewaakt achter. Een kleine selectie was meegenomen als bewijs van goede wil. Daarmee liepen ze richting een klein gebouw.

Daar hield een dik zwijn een pleidooi tegenover de koning van Esprante.

“Geef me een vloot,” smeekte hij. “Ik zweer dat ik een route zal vinden die niet door Ottojon gebied gaat. Een route naar Schola zodat we alsnog kunnen blijven handelen.”

“Door domweg de andere kant op te varen?” zei de koning met een lach. “Dat is je hele plan, Olombos?”

“Geef me die vloot en ik bewijs mezelf.”

Chonib verhief haar stem en liep langs het zwijn. “Hij heeft gelijk. Ottojon is groot, maar niet de hele wereld. Hij zal een route vinden die om ons heen gaat.”

De koning van Esprante, een leeuw, vond dat al helemáál hilarisch. “En de hoogste adviseur van Otto vertelt ons dit uit de goedheid van haar hart? Ik moet je geloven?”

“Ja,” zeiden Chonib en Enra tegelijk.

“We hoeven niet te discussiëren en elkaar te beschuldigen,” zei de leeuw. Twee Gosti tilden een zware kist met goudstukken naar Chonibs poten. “Geef ons de schilderijen tegen betaling, zoals afgesproken.”

Chonib fronste. “We kamen hier voor vredesbesprekingen. Om de vrede te bezegelen, stel ik voor om van schepen te wisselen. U krijgt ons schip—met alle schilderen—en wij varen naar huis op een van jullie.”

Enra vond het een geniaal plan en glimlachte naar haar.

“Niet nodig. De schilderijen zijn genoeg.”

De koning van Esprante bekeek de selectie van tien schilderijen en liet ze meteen verplaatsen naar een kamertje ernaast.

Enra stapte naar voren. Hij wist niet waarom hij dit zei, maar hij voelde dat het moest. “Laten we niet meer bloed vergieten. Als u denkt dat uw vloot de onze kan verslaan, dan zit u mis.”

“Ik hoef jullie niet te verslaan,” zei de leeuw. “Als ik niet win, dan wint een van de andere vele landen wel die boos is op jullie. Jullie hebben je vingers in alle taarten gestoken—dus trek je hand terug of wees bereid om ze allemaal te verliezen.”

Enra stapte zo dichtbij dat de leeuwenbewakers hem terugduwden. Daardoor zag hij wel in zijn ooghoek wat er in het kamertje gebeurde.

Een beer las de schilderijen. Hij tekende allerlei lijnen, vormen en getallen op de maan die Chonib zo precies had nageschilderd.

Ze waren oh zo stom geweest.

De tegenstander kon ook Maanlezen inmiddels en gebruikte hun schilderijen om een voordeel te krijgen—terwijl Otto juist steeds minder ernaar luisterde. Maanlezen was ongelofelijk zeldzaam, en deze beer was waarschijnlijk verre familie van Chonib, maar het kon woorden geleerd, zoals Otto probeerde.

Chonib zakte door haar knieën bij dezelfde realisatie.

Beelden van een verwoestende aanval door Esprante speelden in Enra’s hoofd. De vernietiging van de prachtige Ottojon hoofdstad, de blauwe koepel van de moskee vervaagd tot puin, al zijn Devirme jongens opnieuw slaaf van een ander rijk, nog meer wezens opnieuw van hun huis gerukt.

Hij greep de scherf van de vaas die hij nog altijd in zijn uniform droeg, sinds die eerste ontmoeting met Chonib zo lang geleden. En hij waagde een gok.

“Weet u wie ik ben?” zei Enra zo zacht dat alleen de koning het hoorde. “Ik ben de persoon die een opstand tegen hem leidde en bijna won. Wij hebben geen liefde voor Ottojon. Wij zien dat u véél sterker bent. De schilderijen zijn van u en we stellen zelfs ons schip beschikbaar aan Olombos voor zijn ontdekkingsreis.”

Het bericht werd gefluisterd richting het kamertje. De Maanlezende beer probeerde te achterhalen of het waar was.

Even later stonden ze weer op hun schip. Mét alle schilderijen, hun Maanlezer, de koning van Esprante en Olombos. Een testvaart, als teken van vriendschap, richting het dorp van Enra’s ouders. Hij glimlachte kort toen hij de gezichten van Himnib en Solong weer inbeeldde, hoe hij naar hen toe zou rennen en eeuwig zou knuffelen—tot zijn glimlach moest verdwijnen.

“Ah,” zei het zwijn. “Ik heb altijd al willen zien hoe de schepen van Otto de zee besturen en zo snel kunnen bewegen. Ik vertrouw jullie dat we in een mum van tijd die route hebben gevonden!”

“Eh, ja, nou, het zit zo,” stamelde Chonib. Ze had Enra’s plotselinge zet niet verwacht en hobbelde nu achter de feiten aan. “Ik ben Godin van Geluk, ja, dat ben ik. En hij, eh, die van Goede Ogen.”

Ze speelden de rest van de dag mee. Ze kwamen een heel eind, in ieder geval buiten bereik van die flink uitgeladen oorlogsschepen. Maar ze konden niet te lang wachten. De buit op hun schip was te waardevol om in leven te laten. En dan spraken ze niet alleen over de schilderijen.

Ze voelden weinig loyaliteit voor Ottojon.

Ze voelden nog minder loyaliteit voor elk ander rijk waar ze nauwelijks hadden geleefd, en elke andere koning die ze niet kenden en hen niet te eten gaf.

Chonib greep Enra stevig vast, langer dan ze ooit had gedaan. Ze kon de woorden moeilijk vinden.

“Doen we dit echt?”

Enra keek vastberaden.

“Laat die zeestormen maar komen.”

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

6. Wedergeboorte

Enra en Chonib hielden elkaar overeind op het dek van een schip. Ze maakten goed vaart, dankzij Enra’s navigatie met de zon overdag, en Chonibs navigatie met de maan in de nacht. Ze probeerde…