7. Naast Jou Te Sterven
Helderblauwe luchten werden donkergrijze donderwolken. Zachte golven werden hoge overstromingen. De maan groeide driemaal groter, als een lantaarn opgehangen door de goden om het schip eens beter te bekijken. Totdat ze plotseling helemaal verdween.
Binnen een paar hartslagen schudde het schip heen en weer. Bemanningsleden vielen overboord, samen met tonnen en touwen. Het dek stroomde onder. Enra en Chonib hielden elkaar stevig vast en rolden samen van de ene naar de andere kant.
Olombos landde vlak naast hen. De spetters van zijn zware pootstappen dompelden Enra helemaal onder. De anderen riepen om hun koning; Enra zag de leeuw nergens meer.
Er was geen bliksem, geen tornado, niks van dat alles. Chonib kon alleen de maan betoveren en daarmee de golven. Het was genoeg om het schip bijna ondersteboven te kantelen. Schilderij na schilderij landde in het water en de hoogste mast brak af, maar Olombos was te zwaar om van het schip te krijgen. De andere reizigers gebruikten hem om staande te blijven.
Enra probeerde te helpen. Zijn kracht over de zon was ongecontroleerd en leverde een lading bliksemschichten op.
Het schip brak doormidden, het voorsteven in brand. Daarmee klapten Enra en Chonib ook uit elkaar, hun aanraking verbroken.
De donderklappen die volgden overstemden het geschreeuw van de reizigers die in het water belandden.
Enra hapte een laatste adem en viel in zee. Zijn armen en benen sloegen in alle richtingen, maar Chonib was nergens te voelen. Zijn ogen openden, ook al prikte het water, maar vonden slechts duisternis onderbroken door halve schilderijen.
Of toch. Een licht?
Hij keerde in zichzelf, zocht naar zijn magie, totdat hij ook gloeide.
In het donkerblauwe, troebele water zochten twee lichtjes elkaar op.
Enra’s adem raakte op. Hij zwom met alles dat hij had, omringd door stromen van luchtbellen. Het andere lichtje bewoog eerst nog, maar nu niet meer.
Zwemmen. Zwemmen. Zwemmen. Zijn lichaam sloot af en weigerde werk door gebrek aan zuurstof.
Zijn poten voelden twee andere poten.
Een sterke waterstroming trok de twee beren, in elkaars armen, terug naar de oppervlakte.
Enra en Chonib hadden niet verwacht zo lang te overleven. Maar toen ze jarenlang samen in een gevangenis hadden gezeten, geloofden ze dat ze hier misschien wel levend vandaan kwamen.
De koning van Esprante was die nacht gestorven, net als hun Maanlezer. Ook hadden ze een flink deel van de vloot vernield in het geweld. Olombos had het overleefd en alle middelen gekregen voor die ontdekkingsreis, dus Chonib probeerde vanuit de cel zijn schip de verkeerde kant op te sturen.
De opvolger van de koning was diens zoon, Carlos de Tweede, die pas drie jaar oud was. Zelfs toen het arme jochie volwassen werd, waren zijn bevelen inconsistent en meestal genegeerd. Want hij was niet goed bij zijn hoofd.
Zelfs de vorm van zijn hoofd was niet goed. De koningsfamilie van Esprante had al jarenlang de regel dat ze alleen kinderen kregen met elkaar. Ze zeiden dat ze het bloed “puur” en “koninklijk” wilden houden. Het gevolg was een kind met defecten over het hele lichaam en niet het vermogen om kinderen te krijgen.
Een week nadat Carlos stierf—op zeer jonge leeftijd—viel Otto aan. Maar Esprante was eigenlijk al die jaren eerder al verslagen.
Chonib stond op Enra’s schouders, zodat ze door het tralies de veldslag in de stad kon zien.
“Hoe gaat het?” zei Enra, kaken op elkaar van inspanning.
“Niet zo goed als je zou denken,” zei ze. “Die Espranti hebben een soort … kanonnen die ze in de hand kunnen houden!? Ze schieten onze boogschutters met gemak neer!”
Onze boogschutters. Zelfs na alles wat er was gebeurd, na al die tijd, konden ze niet anders dan Ottojon als hun groepje zien. Hun rijk.
Chonib doelde natuurlijk op handgeweren, beste lezer. Een uitvinding die Kina lang geleden deed en expres niet aan Otto had verhandeld. Dankzij ontdekkingsreizigers als Olombos kwam het in plaats daarvan in de landen van Origina terecht.
De enige reden dat Otto toch de stad innam, was simpelweg dankzij de hoeveelheid soldaten. Allemaal jongens die de afgelopen vijfhonderd jaar via Devirma waren gehersenspoeld.
Chonib gaf Enra een zoen op de wang. Zelfs al die jaren in gevangenschap had hij nooit gezegd van haar te houden. Nooit haar liefde beantwoord met meer dan een knuffel. Alle ogen op wraak jegens Otto.
En toch gaf ze niet op. “We kunnen samen in vrijheid leven. Samen weglopen, als je wilt.”
“Ik ga alleen,” zei Enra zoals altijd. Chonib had er moedeloos van moeten worden en ze begreep zelf ook niet waarom dat niet gebeurde. “De laatste keer dat we samen wilden reizen gingen we bijna allebei dood.”
Toen Otto hen kwam bevrijden, was hij niet in een jubelstemming. Ze hadden een groot deel van Esprante teruggewonnen, maar wat had het gekost? Bijna al hun schepen en soldaten. Hij had nu gezien hoeveel verder de andere landen waren. Hoe lang Ottojon op hun luie reet had gezeten en niks had gedaan om militair sterker te worden.
Op de lange bootreis naar huis legde Chonib alles uit. En ze kon eerlijk zijn. Wat ze hadden gedaan was een dappere en gevaarlijke poging om Otto’s rijk wat langer sterk te houden.
Dus hij beloonde ze allebei opnieuw. Enra werd zijn allerbelangrijkste commandant. Chonib zijn allerbelangrijkste adviseur.
Na de aankondiging lachten ze zich stuk. Het voelde alsof ze urenlang over de grond rolde en niet konden ophouden met lachen. Ze hadden hun hele leven Otto tegengewerkt en willen vernietigen—in plaats daarvan hadden ze hem keer op keer gered en waren nu de machtigste personen in het rijk.
Dat lachen hield op toen ze weer die vertrouwde woestijngrond onder hun voeten voelden.
Chonib bevroor, ogen wijd open. De prachtige straten waren weg. De kunstige gebouwen, de kleurrijke decoraties, de acrobaten en dichters, alles was weg. De meeste huizen en paden waren in verval, en wat nog overeind stond was grijs en had maar één doel: wapens maken of eten maken. Geen kinderen speelden op straat. De fontein zat vol met zand.
Toen ze de vergaderkamer weer binnenkwamen, vertelde de kaart op de muur de rest van het verhaal. Grote delen van het rijk waren alweer afgepakt. Ze hadden Compana nog best stevig in handen, maar dat continent had aan alle kanten natuurlijk water om zich heen. En aan de overkant van dat water stond een vijand met een vloot schepen die véél sterker waren dan hun eigen boten.
Otto had de pech om een rijk te beginnen middenin alle andere rijken. En zoals Enra jaren geleden werd verdrukt toen hij de macht wilde overnemen, werd nu heel Ottojon verdrukt.
Enra en Chonib waren in oorlog met zichzelf. Was Ottojon nu hun thuis of niet? Stonden ze aan de goede kant of simpelweg aan de enige kant die ze kenden?
Toen ze even alleen waren, aarzelde Enra geen seconde. “Ik moet sowieso de macht overnemen. Dan kan ik nog beslissen of we Ottojon verdedigen of uiteen laten vallen. Vannacht ga ik in gevecht met Otto. Want de slang die mij alles afpakte en als slaaf behandelde ga ik nooit verdedigen.”
Chonib barstte in tranen uit. Tranen die ze droogde tegen zijn borstkas. “Ik kan dit niet meer. Ik wil gewoon leven, met jou, ergens in vrijheid. Dat is wat ik hoor te doen, dat is altijd het doel van mijn leven geweest! Maar jij … jij …”
Scherp maanlicht drong door tot alle hoeken van de kamer.
“Een rijk valt al uiteen als de hoofdstad valt,” zei ze. “Hoe lang denk je Ottojon te leiden als niemand je leuk vindt of steunt? Of denk je dat wéér alle wetten kan verwijderen en helemaal opnieuw schrijven?”
“Nee, dat was Otto’s eerste fout,” zei hij. “Je kan het verleden niet negeren, het zou onlogisch zijn. Alles dat eerder is gebeurd heeft gevolgen in het nu.”
Chonib maakte een gezicht dat haar onenigheid toonde met deze uitspraak. Toch bleef ze aan hem kleven.
“Ga niet alleen. Je hebt anderen nodig. Je hebt mij nodig.”
“Ik heb anderen nodig?” zei Enra terwijl hij omdraaide om te vertrekken. “Zodat ik weer allerlei dieren voor me kan laten sterven? Zodat ik jou weer in gevaar breng!?”
Chonib gaf hem een laatste zoen. “Dat je zo bang bent om mij in gevaar te brengen,” fluisterde ze, “is dat niet het grootste teken dat je van me houdt?”
Enra viel stil, ongeduldig spelend met het wapen in zijn klauwen.
Ze glimlachte flauwtjes. “Zoals een halfgod van de zon ooit zei: Het is niet logisch.”
Hij glimlachte terug en liet het wapen vallen om haar poten te pakken. Maar de woorden kwamen niet over zijn lippen, vroeger niet, nu niet, en misschien nooit niet.
Alle ogen op wraak, zelfs nu, vooral nu.
Chonib keerde om en verborg de tranen.
“Zolang mijn licht brandt, mag je komen en ben ik van jou. Als het licht uit is, hoef ik mijn zon nooit meer te zien.”
Enra had duizend dingen daarop te zeggen, te veel om er eentje te kiezen. Ze hield niet echt van hem, alleen van zijn magie. Hij zou haar teleurstellen. Hij zou haar kwijtraken, want hij bracht iedereen in gevaar. Het was niet logisch. Op liefde zonder reden kon hij geen plannen bouwen.
En het grootste deel dat hij altijd geheim had gehouden: hij kon haar geen kinderen geven.
Dat hadden ze hem afgepakt bij die operatie toen hij nog een jochie was. Want geen kinderen betekende geen opvolgers die problemen veroorzaakten, zo luidde de filosofie van Devirma.
Dus hij zei niks.
Ze liep de kamer uit, richting de slaapvertrekken van Otto en zijn zonen.
“Achter elke machtige man uit de geschiedenis stond een vrouw die een muntje opwierp,” zei ze. “De helft van de tijd was ze gestoord en manipuleerde de man eindeloos. De andere helft van de tijd was die vrouw de enige reden dat het koninkrijk niet allang in elkaar was gestort.”
“En welke ben jij?” vroeg hij zacht.
“Beide.”