9. Alleen maar verliezers

Kesho vond vechten met één vijand al chaotisch. Een dier dat vreest voor diens leven kan schoppen, bijten, of slaan op manieren die je verrassen. En als je alleen maar kijkt naar je vijand, mis je misschien de hyena die wacht in je rug.

Het slagveld dat nu explodeerde voor zijn ogen bestond uit tientallen vijanden.

Het bewoog te snel om te begrijpen. Dieren krijsten. Speren werden gegrepen. Pijlen draaiden om hem heen als een dichte mist die nooit meer opklaarde.

Murfa schreeuwde iets onverstaanbaars. De jaguar naast hem, waarmee hij net nog de samenwerking vierde, twijfelde geen seconde en beet naar hem. Murfa struikelde achterover en zocht bescherming achter het vuur.

Voordat Kesho iets kon zeggen landde een pijl diep in Murfa’s rug. De grote man viel voorover om niet meer op te staan.

Het maanlicht kon niet meer doorbreken. Het gevecht verliep in het duister, silhouetten getekend door oplaaiende vuren, vriend en vijand één vage waas. Gegrom en gestamp bereikten Kesho van alle kanten en maakten hem duizelig.

Hij zocht steun bij zijn zus naast hem.

Maar Misha rende schreeuwend bij hem weg. Ze zag rood van woede en hief haar vuist. Onderweg trok ze haar speer uit de dode koning en jaagde op de prinses die vluchtte voor haar leven.

Kesho sloot zijn ogen. Hij wilde dit niet zien.

Iemand greep zijn arm.

Zijn moeder Helera. Hij kon haar gezicht niet zien, alleen haar geur herkennen.

“Weg! Farshar nog vast! Stop je zus!”

De woorden kwamen binnen in stukjes, alsof het geluid onderweg door een speer was gebroken. Een vuurbal rende krijsend langs—een dier dat in brand stond.

De meeste leden van Asha probeerden te vluchten. Ze stapten opzij als een jaguar hen aanviel, zochten beschutting tegen de pijlen, maar deden niks.

Maar ze konden nergens heen.

De rendieren werden met hun rug tegen een voedselvoorraad gedrukt, stapje voor stapje achteruit, totdat er geen volgend stapje mogelijk was. En op dat moment veranderde de blik in hun ogen. Ze steigerden en sloegen met hun voorpoten meerdere jaguars tegen de modder.

Kesho strompelde richting zijn vader. Farshar was naar een boomstam gerold en probeerde op te staan door zijn rug ertegenaan te drukken. Hij wilde zijn vader ondersteunen, maar met zijn ene zwakke arm ging hij niks bereiken. Samen met Helera kregen ze hem eindelijk op eigen poten.

“Misha! Hier!”

Misha hoorde niks meer. Of ze wilde het niet horen. Ze rende over het slagveld als een wervelwind van woede en stak alles wat bewoog door het hart.

Een pijl landde in haar kuit.

Ze zakte even door haar knieën en rolde door de modder. Met een grom rukte ze de pijl eruit en stond op om door te vechten, haar pupillen rood glinsterend als een zonsondergang.

Ze ging op in de duisternis.

“Laat me,” gromde Farshar. “Vlucht! Ik red me wel!”

“Nooit,” zei Helera’s trillende stem. “Nooit, lieverd.”

Ze greep Kesho’s speer en brak hem tegen een boom in twee stukken. Met de scherpe punt probeerden ze de dikke gevlochten planten door te snijden die Farshars poten bij elkaar bonden. Het andere stuk gaf ze aan Kesho, die probeerde te helpen, maar niks bereikte.

Een pijl landde vlak boven hun hoofd in de boomstam en trilde lang na. De aarde leek in stukken te breken door alle vallende lichamen en stampende jaguars. De vuren laaiden hoger op, alsof ze naar de hemel reikten voor hulp van de goden, gevoed door wapens die erin landden.

En er was een god aanwezig—maar Ardex deed niks.

Kesho gooide gefrustreerd zijn stuk afgebroken speer tegen de grond. De splinters deden hem zelf meer pijn dan de botte punt zou doen bij een vijand. Zelfs dit lichte wapen leek een zware steen die hem uit evenwicht haalde.

Helera duwde hem terug in zijn ene hand.

“Haal je zus.”

“Ik kan niet—”

“Je kan het.”

“Ik heb één arm!”

Helera keek plotseling achterom. Ze rolde weg, samen met Farshar, nog voordat Kesho de aanstormende jaguar had gezien. Vader was bijna los. Ze konden vluchten—ze moesten vluchten—anders was straks iedereen …

Hij rolde de andere kant op. Uit de ruis van geschreeuw probeerde hij de stem van zijn zus op te pikken.

Dat was makkelijk. Ze riep om hulp, op een manier die Kesho kippenvel bezorgde.

Hij sprong over obstakels. Vriend of vijand, het was niet meer duidelijk. Hij kon er niet meer aan denken. Voor zijn gevoel had het gevecht niet langer geduurd dan een paar hartslagen, en nu al was hij verdoofd voor al het bloed en gekrijs.

Het geluid kwam van de rivier. Kesho versnelde zijn pas, steeds zekerder dat het zijn zus was.

Gezoem vulde zijn oren. Hij dook instinctief omlaag. De pijl die voor hem bestemd was, landde in een ander stamlid van Asha een boomlengte verderop. Daar stond zeker de helft van zijn stam op een kluitje, bezig de hekken af te breken.

Weg, ja, ze moesten weg.

“Misha! Misha!

De schreeuw gaf hem weg. Een jaguar vlakbij spitste zijn oren en wist precies waar Kesho stond. Twee klauwen scheerden door zijn zicht. De vlijmscherpe nagels misten zijn gezicht op een haar.

Zijn hoofd was stil van angst. Zijn lichaam herinnerde alle oefening.

Hij dook weg voor een snelle beet en sloeg zijn staart in het gezicht van de vijand. Terwijl een scherpe nagel naar zijn ogen prikte, stak hij zijn gebroken speer omhoog. Het hout kwam vast te zitten in de tanden van zijn aanvaller.

Maar Kesho kon niet winnen op kracht. Hij moest winnen met zijn verstand. Het enige dat de Gosti voor hadden op andere dieren. Het enige voordeel dat hij kon hebben.

Hij greep zijn speer met alle drie zijn poten, zo stevig als hij kon. Daardoor kon hij met zijn volledige gewicht aan het uiteinde hangen. De jaguar had moeten loslaten, maar daar dacht het beest niet aan. Hij werd opzij getrokken, eerst op twee poten, daarna op nul poten.

Met een doffe plof landde de jaguar op zijn rug. Kesho twijfelde geen seconde en duwde de speer door, zoals hij zou doen als hij jaagde op vlees.

De jaguar stopte met bewegen. Kesho rende door.

Het slagveld klaarde op. De Gosti boogschutters waren naar beneden gehaald. Bij de rivier was het rustiger en de maan zo fel dat het bijna ochtend leek. Alle …

Alle jaguars waren dood.

Ze hadden gewonnen.

Ze hadden gewonnen.

Alle voedselvoorraden waren van hen. Dit hele terrein was van hen. Stuk voor stuk realiseerden de overgebleven Asha hetzelfde.

Er was geen gejuich. Geen vreugde. Geen kreet van overwinning.

Van de zes wezens die over waren, zakte de helft uitgeput op de grond, en ging de andere helft door met het hek afbreken.

In de rivierbed lag een Gosti. Bij elke golf werd haar lichaam licht opgetild en ietsje verder neergelegd.

Misha was ten onder gegaan in de strijd met een jaguar drie keer haar grootte.

Zijn ouders renden langs hem en tilden hun dochter huilend uit de modder. Kesho was té verdoofd, té bevroren, om nog iets te denken of doen.

Uiteindelijk kon maar één gedachte doorbreken.

Moesten we nou echt die speer naar de koning gooien?

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

9. Alleen maar verliezers

Kesho vond vechten met één vijand al chaotisch. Een dier dat vreest voor diens leven kan schoppen, bijten, of slaan op manieren die je verrassen. En als je alleen maar kijkt naar je vijand, mis je…