3. Harde Bewijzen

Ginsea bezocht de buurt van Amor die hij normaal gesproken uit alle macht ontweek. Himnib moest over een week de Vlam ervaren. De Berenherder wás een crimineel—hij had al die reglementen gebroken!—maar zo’n hoge straf was absurd. Onwettelijk. Hij moest op tijd deze rechtszaak tegen de koning winnen.

Dus de hamster rende met alle haast naar de buitenbuurten. De plek waar dieren géén zak met goud hadden om elke dag uit te geven zoals ze wilden. De plek waar soldaten alleen kwamen om dieren te arresteren, niet om ze te beschermen. De plek waarvan de koning volgens hem allang niet meer wist dat het deel van “zijn” stad was.

Wolven sjokten langszij, hun skelet zichtbaar onder hun dunne uitgehongerde huid. Het publieke plein was overgoten met afval en kapotte spullen, waardoor Ginsea nauwelijks een pad naar het midden kon vinden. De waterput die daar stond had zo’n laag peil dat hij twijfelde of er wel ooit water in had gezeten.

Hij was van plan vanuit dit middelpunt iedereen toe te schreeuwen. Dat hoefde niet; zijn reputatie ging hem voor.

“Je tekent je eigen dood,” bromde een Reuzenwolf die lag te zonnen op een laag muurtje. “Een zaak tegen de koning? Hamsters zijn gestoord.”

“Waarom niet? De wet is er voor rechtvaardigheid. En hoe kan het rechtvaardig zijn als één dier overduidelijk meer mag dan de andere?”

Drie schapen kwamen langs; soms glipten leden van Bar-Bars stam de stad in. Maar Ginsea had ze nooit kunnen betrappen op het breken van een wet, hoe hard hij ook wilde en hoe vaak hij ze ook stiekem had achtervolgd.

Deze keer had hij belangrijkere zaken aan zijn hoofd. “Als jullie denken dat ik de zaak niet kan winnen,” riep hij luid, “help me dan zoveel mogelijk bewijs verzamelen!”

De hamster was kleiner dan alle andere dieren op dit plein. Zijn hoge piepstem kwam nauwelijks uit boven het geklets tussen vier kakelende kippen en het gejammer van kinderen die honger hadden.

“Bewijs?” krijste een kip. “Kijk om je heen!”

Ginsea rolde zijn ogen. “Dat is geen sluitend bewijs bij een rechtszaak. Ik moet bewijs hebben dat de koning vele regels heeft gebroken. Genoeg om hem op te sluiten, en volgens de wet mogen criminelen niet de koning zijn.”

Niemand hielp hem. Ze haalden hun schouders op en sjokten verder. Nog langer hier, en hij had het idee dat zijn ogen alleen nog een bruine, smerige waas konden zien.

Hij had verwacht dat geen van de rijke inwoners iets met hem te maken wilde hebben. Maar deze buurt? Die het meeste last had van de gestoorde koning? Die letterlijk niks te verliezen had? Ze moesten hem kunnen helpen.

Dus hij drong aan.

“Alles helpt. Een verdachte inbraak? Iemand opgepakt zonder goede reden? Een geheim gesprek dat je hebt afgeluisterd?”

Ah, natuurlijk zeiden ze niks, want kritiek leveren op de koning was natuurlijk óók strafbaar. “Ik beloof je volledige bescherming, wat je ook aan mij vertelt.”

Oh ja? Zoals hij Himnib had beschermd?

Hij schudde zijn hoofd en probeerde zekerheid uit te stralen, terwijl hij opkeek naar de menigte. De wolven leken één verkeerd woord verwijderd van hem uit woede opvreten.

Het moest lastig zijn voor hen. Hamsters waren een klein, heerlijk hapje om te eten—te vangen zonder enige moeite. Maar dáárom hadden ze nou juist wetten nodig!

Een beer liep recht op hem af en ging pas op het laatste moment opzij.

“Goh, Ginsea,” fluisterde een beer in het voorbijgaan. “Ik stel voor dat je eens … een kijkje neemt onder het aquaduct.”

Ginsea hield zijn gezicht strak. Hij wachtte een stuk of dertig hartslagen, maar deed daarna alsof hij teleurgesteld was en rende naar het aquaduct.

Een prachtig bouwwerk, als een brug door de zeven heuvelen van Amor, dat schoon drinkwater naar iedereen zou moeten brengen. Gek genoeg bleef het vaak hangen rond het paleisdistrict.

Ja! De beer had hem al zijn eerste aanpak gegeven. Hij hoefde niet lang te zoeken om het afgebroken stuk aquaduct te vinden. De vertakking die water naar deze buurt moest brengen … bestond niet meer. In plaats daarvan waren stenen en klei tegen de opening gegooid om geen druppel water meer deze kant op te laten.

Ginsea was klein en behendig genoeg om omhoog te klimmen, door een paar kleine gaten in het aquaduct. De andere dieren hier zouden dat nooit kunnen.

“Achterstallig onderhoud aan publieke voorzieningen,” mompelde Ginsea. “Nauwelijks een boete, maar het is een begin.”

Toen ontdekte hij de echte reden om hier te komen.

Onder hem hakte een wolf op de stenen in. Hij hield een pikhouweel voor viervoeters tussen zijn tanden geklemd, en kon zo met flinke kracht slaan als hij zijn kop en lichaam bewoog.

Hij was iemands huis aan het vernielen.

Ginsea wilde precies schreeuwen welk reglement dit brak, toen hij zag wie het was.

“Wolzam?” Hij klom nieuwsgierig omlaag. Wat deed de jongste zoon van de koning hier?

“Oh, goedemorgen Ginsea,” zei hij op vrolijke toon, al toonde zijn gezicht vermoeidheid.

“Wat … wat bent u aan het doen, mijn edele prins?”

Wolzam moest lachen om die bijnaam. “Oh, dit is iets genaamd de Test van Prinsen. Elke prins moet dit doen als ze hun plek in het paleis willen verdienen.”

Ginsea groef door zijn geheugen. Nee, hij had nog nooit van deze test gehoord. “En de test bestaat uit arme Amori lastigvallen?”

“Nee, nee, nee,” zei Wolzam. Puffend, zijn lange tong uit de bek, liet hij het pikhouweel vallen. De zijmuur van het huis stortte volledig in, waarna even later het dak volgde. Drie konijnen snelden het huis uit voordat ze werden geplet.

“Deze hebben al maandenlang hun belasting niet betaald,” zei hij. “Dan is dit—”

“Ik ken de reglementen,” zei Ginsea nors.

“Wat gaan we nou doen?” huilde het konijnenkind. “Waar is ons nieuwe huis?”

“Het kan … het kan een tijdje duren voordat we een nieuw huis hebben, schat,” zei haar moeder.

De vader van de konijnen stormde dreigend op Wolzam af, maar kalmeerde zich toen hij Ginsea ernaast zag staan. “En hoe moeten wij belasting betalen als de koning weigert ons te betalen voor al het graan dat we leveren? Hè? Jullie zijn dieven!”

De familie slenterde weg.

Tot ieders verbazing, begon Wolzam ook nog in zijn eentje alle rommel van het ingestorte huis op te ruimen. Dat was toch geen taak voor een prins?

“Wat houdt deze Test van Prinsen precies in?”

“Oh, je weet wel.” Wolzams vrolijke kinderstem droop van uitputting. “Heb een keer het aquaduct moeten verbouwen. Heb een maand geslapen in het bos buiten de stad, zonder eten of drinken. Toen de koning laatst jarig was had ik de eer om de hele dag in een bloempot te zitten en een sierbloem te spelen. En dan heb je nog die brand die ik moest stichten en—”

“Meekomen. Nu.”

Natuurlijk had Wolfar had zichzelf aangesteld als rechter in deze zaak. Tot Ginsea’s verbazing had hij hem niet eindeloos uitgesteld, een vieze truc om rechtvaardigheid lang te ontwijken. Hij had alleen gewacht tot de hele Raad van Amor aanwezig kon zijn.

Dus toen Ginsea een dag later in de kamer van marmer stapte, zat de voltallige raad om hem heen, klaar om mee te doen. Deze piepkleine kamer verbleekte natuurlijk bij de Raad van Kame, het prachtige wereldwonder met alle honderden Kompanen. Maar als je er middenin stond, werd hij toch altijd nerveus.

Ginsea liep rondjes om elk raadslid een voor een aan te kijken. “Ik heb een luisterend oor gelegd bij de inwoners van Amor. En wat ik hoorde was schokkend. De koning heeft zijn onwettelijke tentakels gestopt in elk onderdeel van het leven!”

Deze uitspraak stuurde al een schokgolf door de raad. Elke vorm van kritiek op de koning was te veel.

“Maar vandaag wil ik focussen op één stuk bewijs dat ik in die korte tijd heb verzameld.”

Hij keek Wolfar in de ogen aan.

“De criminele behandeling van zijn eigen zoon, Wolzam.”

De raad schreeuwde door elkaar heen. Wolfar stampte en schreeuwde om orde.

Wolzam schuifelde naar het midden van de kamer, onder aanmoediging van Ginsea. Daar deed hij zijn verhaal. De hele lijst met dingen die ze hem hadden laten doen onder het mom van de “Test van Prinsen”.

De woede van zijn broer Wolfar groeide met elke aanklacht. Totdat de rechter met zijn neus bovenop hem stond, tanden ontbloot, en Wolzam de andere helft van de lijst maar inslikte.

“Je hebt het juiste gedaan,” fluisterde Ginsea toen hij stilviel. “Ik zal je beschermen.”

De hamster wees Wolfar met een priemende poot terug naar zijn rechterstafel. “Ik weet niet wat u denkt, maar ik hoor zeventien overtredingen. Kinderarbeid. Ontzeggen van dierenrechten, zoals eten en drinken. Niet betalen voor goederen. Innen van belasting, maar het juist gebruiken om een hele buurt te vernielen. Alle soldaten terugtrekken voor een plotse aanval op alle Barbaren. Moet ik doorgaan?”

“Ach,” zei Wolfar, “het woord van een klein kind met fantasie en een op hol geslagen hamster. Tegen het woord van alle anderen.”

“Laat de koning zichzelf uitleggen. Geef me meer tijd en ik kom met nog meer.”

“Dat is onnodig. De koning heeft het alleenrecht om de commando’s te geven die hij geeft. Hoe families hun eigen kinderen behandelen is nauwelijks onze zorg, en hoe wij belasting besteden is aan mijn broertje. Goed geprobeerd, Ginsea, maar je hebt wettelijk geen hamsterpoot om op te staan.”

Wolfar zocht steun bij de raad, maar vond het niet. Alle dieren in de kamer, gewikkeld in die onhandige witte doeken, waren druk met elkaar in overleg. Ze overwogen het bewijs. Ze bespraken hoe groot de kans was dat Wolzam de waarheid sprak.

Wolfar zag voor zijn ogen hoe de opening ontstond om zijn vader van de troon te stoten zonder geweld. Om netjes en volgens de rechtvaardige Amori regels een figuurlijke dolk in zijn rug te steken.

“Maar,” zei hij luid en gehaast, “ik leg mijn luisterend oor bij de wijze Raad! Wat stemt u?”

Ginsea hield zijn poten omhoog als gebaar voor geduld. “We kunnen niet stemmen zonder de gevolgen te bespreken. Als de koning wordt afgezet, is er plots een gat van macht. We moeten iets hebben om dat gat op te vullen.”

Hij keerde tot de raad. “Ik stel voor om volledig vrije verkiezingen te houden om de opvolger te bepalen. Iedereen kan meedoen en winnen.”

Pardon?” Wolfar schreeuwde naar Ginsea. “Je bent gestoord. Ik blijf bij mijn eerdere uitspraak: je hebt geen zaak. Verdwijn voordat ik je opvreet!”

Ginsea droop af en wilde Wolzam meenemen, maar die werd door zijn grote broer naar de andere uitgang geduwd.

Hij kon niks winnen en niemand beschermen, hoe goed hij de wet ook toepaste.

Zeker niet nu hij zag hoe het echt zat. Wolfar wilde best zijn vader kwijt, maar alleen als de originele regels van opvolging werden gevolgd: de oudste zoon van de koning werd automatisch de nieuwe koning.

Het was tijd om de regels van de wet nog radicaler toe te passen.

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

3. Harde Bewijzen

Ginsea bezocht de buurt van Amor die hij normaal gesproken uit alle macht ontweek. Himnib moest over een week de Vlam ervaren. De Berenherder wás een crimineel—hij had al die reglementen…