7. Barbaar tegen Barbaar

Verbazing trok door de Grapi stammen toen de spionnen terugkwamen … en niks hadden gedaan. Waren ze wel in het paleis gekomen? Jazeker. Hadden ze de kans de koning te doden? Jazeker.

Het maakte de situatie nog onbegrijpelijker voor degene die achter de missie stonden. De rest knikte tevreden hun hoofd, alsof ze wisten dat de vredelievende ziel van Asha zou zegevieren.

“Zie je wel,” zei de oudste van een andere stam. “Uiteindelijk maakte jullie hart de juiste keuze.”

“Ons hart maakte de keuze, ja,” zei Bar-Bar. “Maar of het de juiste was …”

De Roddelrat in Amor gebleven om de situatie bij te houden. Bar-Bar en Solong gaven uitleg over de hamster, die zeker was dat hij met regels ging winnen, en een opgesloten Kompaan.

Ze zaten of lagen rondom een kampvuur, onder de open lucht. De paar tenten die ze hadden waren vooral om praktische reden, zoals het beschermen van waardevolle voorwerpen tegen regen. Het was een ware Wildernis vergeleken met de glimmende gebouwen en dikke muren van Amor.

De Amori hadden een groot aandeel in het uitwissen van de godenkinderen, maar als er iets is dat ze maar graag overnamen, dan was dat het idee van de Wildernis. Binnen stadsmuren was elk dier beschermd, prooi of niet. Buiten de stadsmuren—in de Wildernis—was het ieder voor zich en mocht je nog jagen voor je eigen vlees.

Met regelmaat werden stukken uit het vee van de Barbaren gehapt. Het was een dreiging die nooit eindigde, maar toch bleven ze op dezelfde manier leven en weigerden een eigen stad op te richten. Zelfs al hadden ze meer dan genoeg dieren en macht ervoor.

De Grapi bestonden al voordat de Amori kwamen, beste lezer, ze waren altijd al groter geweest, en ze zouden blijven bestaan lang nadat Amor was gevallen. Maar bijna niemand zou dat weten, want ze schreven niks op en lieten dus niks achter.

Nieuwe vreemdelingen kwamen bij het vuur, zoals bijna elke avond. De armste dieren van Amor. Een paar verdwaalde lieden van een andere stam. Een schaap die een oog miste, een geit waarvan één hoorn was afgezaagd—waarschijnlijk door dieven die het voor veel geld wilden verkopen. En zelfs een wolf met een gezicht vol littekens en een mank loopje, die alsnog aantrekkelijk werd gevonden en veel fysieke aandacht kreeg van de rest.

Ze kwamen vaak gehuld in zwarte kleding, alsof ze bang waren te bestaan. Maar Bar-Bar wist dat ze na één avond bij het warme vuur hun schaamte afdeden en bij de stam wilden horen. Elke keer dat dat gebeurde, voelde het als magie, sterker dan zijn echte magie die hij nog steeds weigerde te gebruiken.

Allemaal mochten ze erbij zitten. Want het Grapi gebied was één gebied en het was van iedereen. Elke stam had een oudste, die een soort van leider was, maar verder werd vrijheid en zelfstandigheid altijd aangemoedigd.

Sterker nog, Bar-Bar had de regel dat je niet langer dan een maand op hetzelfde stukje land mocht blijven. Iedereen moest steeds verhuizen, om te voorkomen dat ze te comfortabel werden en een stad begonnen te vormen.

Maar vanavond kwam een wel erg bijzondere vreemdeling. Een Hen in een halve soldatenuitrusting. De enige echte vijand die alle dieren op dit continent leken te hebben.

Iedereen stond meteen op hun poten.

De vrouwelijke kip gooide haar vleugels omhoog. Ze hijgde nog na van de sprint. “Ik ben een deserteur. Ik hoor niet meer bij de Hennen.”

Ze deed haar helm en vleugelharnas af om het te bewijzen. “Ik breng alleen waarschuwing. Ze komen eraan. De hele stam, allemaal soldaten, komt recht op jullie af. Ze zijn vlakbij.”

“Waar halen ze al die wapens vandaan?” bromde Bar-Bar. “En het geld?”

Zelf hadden ze al hun bezittingen binnen een minuut verzameld. Het kampvuur werd gedoofd door konijnen die een bak water brachten. Tegen de Hennen konden ze niks beginnen, nee, dat hadden hun vele vorige ontmoetingen wel aangetoond. De eerste ontmoeting, waarin Bar-Bar zijn verschrikkelijke magie had misbruikt om duizenden dieren tot zijn slaven te maken, had dat aangetoond.

Meerdere dieren schuurden langs de wolf met littekens, en sommige kusten hem zelfs zonder schaamte of twijfel, maar kregen geen reactie. Hij leek niet geïnteresseerd in hen, of iets dat gebeurde rondom—

“Ik weet waar ze het geld vandaan krijgen,” mompelde hij. “De Amori.”

Solong fronste. “Die twee zijn de grootste vijanden.”

De wolf schudde zijn mantel af. Door de littekens hadden ze hem niet eerder gekend. Maar daar in het donker, omringd door de vluchtende Grapi, stond Wolzam—de jongste prins.

“Al sinds de Hennen bestaan, worden ze ingehuurd door de Amori om hun vuile zaakjes te regelen. De dingen waarvoor zij zichzelf te goed vinden. Zoals het langzaam uitroeien van al die andere vervelende Barbaren.”

“Zoals … wij?”

Wolzam zag er angstaanjagend uit in het maanlicht. Zijn diepste litteken ging als een bliksemschicht over zijn gezicht.

“De Amori kunnen zichzelf vertellen dat ze aardig zijn en jullie nooit iets aan hebben gedaan. De meeste inwoners van Amor geloven het ook nog. Och, wat zijn ze goed. Och, wat zijn we beschaafd en die andere barbaars. Maar in werkelijkheid zijn al jullie doden door de Hennen … doden door hen.”

Ze konden niet langer blijven praten. Het gekakel van de Hennen klonk al door de avondlucht. Bar-Bar zweerde hun kleine silhouetten al te zien aan de horizon, bovenop de heuvel.

Hun kracht zat niet in grote klauwen of vuurspuwende adem. Hun kracht zat, net als alle andere rondtrekkende Barbaren, in aantallen. Hun macht werd gemeten in hoeveel vee ze hadden en hoeveel poten ze op een stuk land konden zetten.

En, blijkbaar, zakken met geld van de hersenloze heerser.

Iedereen zette het op een rennen. Maar waarnaartoe? Amor hoorde bij de Hennen! Toch was het de dichtstbijzijnde muur om achter te schuilen.

En als de Hennen echt bij Amor hoorden … dan zouden ze niet aanvallen, toch?

Bar-Bar hoopte dat het element van verrassing het grootste deel van de Grapi binnen kon brengen voordat alarm werd geslagen. En dan moesten ze nog voorkomen dat ze direct werden gearresteerd of vermoord door hun idiote wetten.

De vlucht leek eindeloos, de zeven heuvelen van Amor een verafgelegen doel. De Hennen wonnen terrein; kippen waren snel.

De zwakste en langzaamste van hen werden op een kar gelegd, die werd getrokken door koeien. Wolzam werd ook erop geplaatst, waarna de andere dieren meteen tegen hem aan drukten voor warmte. Hij verstijfde, alsof hij niet begreep wat er gebeurde, mompelend dat dit niet normaal was en dat hij al verliefd was op een ander.

Toen twee vermoeide konijnen lagen even later ook plotseling op zijn buik, realiseerde hij dat dit hier normaal was. Uiteindelijk ontspande hij en genoot van de simpele warmte van dieren die tegen hem aan slapen.

Ze bereikten de muren. Daar wachtte een Roddelrat hen op.

“Ik heb, eh, goed nieuws en slecht nieuws. Ginsea heeft de waarheid naar buiten gebracht en heel Amor in opstand gebracht tegen de koning en Wolfar. Hij zit ook op dit moment in een cel te wachten op zijn dood. Samen met, eh,” de rat probeerde met zijn dunne pootjes te tellen, “honderd anderen.”

Toen de dieren uit de kar sprongen, blafte Wolzam zachtjes en reikte naar hen, zijn ogen halfdicht en hopend op nog iets langer knuffelen.

Toen het nieuws werd herhaald, ontwaakte hij wel en sprong ook uit de kar.

Bar-Bar keek weer duister. Magische vonken verschenen rondom zijn poten, die steeds van kleur veranderden en ieder in de buurt schrik aanjoegen. “Mijn wollig wolvenprinsje, hoe zeer ben je gehecht aan je vader en broer?”

Wolzam keek opzij. “Niet zoveel als zou moeten, denk ik.”

“Mooi.”

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

7. Barbaar tegen Barbaar

Verbazing trok door de Grapi stammen toen de spionnen terugkwamen … en niks hadden gedaan. Waren ze wel in het paleis gekomen? Jazeker. Hadden ze de kans de koning te doden? Jazeker. Het…