1. Verdachte Handel
Toen Prebuha wakker schrok, haar ogen stijf dicht, wist ze al dat de rivier flink was overstroomd.
Je denkt nu natuurlijk dat haar huis was ondergelopen. Dat ze niet meer in haar bedje lag, maar was weggedragen door de golven naar niemandsland. Als iemand daar doorheen kon slapen, dan was het Prebuha wel.
Maar nee, ze wist het omdat de Indus elk jaar twee keer overstroomde, en altijd precies op dezelfde dag. Het water zou alle planten weer aansterken en belangrijke stofjes afzetten op het strand.
Nog belangrijker, het betekende werk aan de winkel. Dus Prebuha bleef lekker liggen en—
“Opstaan luilak!” riep haar moeder. “Je moet vóór Middenzon je taken uitvoeren.”
Ze gromde. “Ik ben ziek.”
“Je bent niet ziek. En je taken zijn ditmaal héél belangrijk! Kom op!”
Prebuha was een luiaard met grote sterke klauwen die haar slaaptak nu stevig vastgrepen. Moeder trok haar eraf, hardhandig, maar dat verstoorde haar flauwe glimlach niet.
“Belangrijk? Ben ik eindelijk Gebiedsleider geworden? Mag ik commando’s geven aan anderen? Moeder, bouw nu 3 badhuizen in mijn naam en—”
“Ophouden nu!” Zo boos had ze haar mam nog nooit gezien. En normaal was ze zo lief!
Ze werd haar kamer uit geslingerd. “Je moet handelen met Sumiser.”
“Ugh. Dát noem je belangrijk?” Had ze niet moeten zeggen.
Moeder explodeerde. “Als het mislukt, zitten wij zonder kleding, eten, bouwmaterialen, alles!”
Prebuha schuifelde met hoofd omlaag hun huis uit. Had moeder iets verkeerds gegeten? Iemand op haar staart getrapt?
Het gebouw van kleistenen was drie verdiepingen hoog en, speciaal voor de luiaards, gebouwd rondom een boom met stevige takken. Het kwam uit op een dun slingerweggetje dat alle huizen van hun Gebied verbond. Ze volgden het en kwamen uit op de kaarsrechte hoofdweg. Daar onderhandelden honderden wezens druk met verkopers.
Alles ging met handel, beste lezer. Geld was nog niet uitgevonden. Als jij nieuwe kleding wilde, moest je zelf verzinnen wat je ervoor terug wilde geven. Maar dat soort alledaagse handel was niet waarvoor Prebuha was uitgekozen.
Een jonge wolvenboodschapper beukte tegen haar schouder en rende paniekerig door. Hij werd pas afgeremd toen een oude Gostiman—een aapachtig wezen—hem staande hield en indringend in zijn oor fluisterde. Ze kon niks verstaan van hun verdachte gesprek.
Moeder leidde haar door de binnenste stadsmuren. Daarna de middelste stadsmuren. Elk Gebied was omringd door haar eigen muren, en een grote stad als deze had al snel honderd Gebieden. Prebuha wilde niet nog meer omlopen voor stomme muren, dus ze besloot eroverheen te klimmen in plaats van de poort te zoeken.
Ze landde in een plas water. Maar ze waren nog in de stad. En ze hadden haar verteld dat de stad was gebouwd op verhoogde grond en dus nooit moest overstromen! Pff. Leugenaars.
Tot ze eindelijk door de buitenste stadsmuren kwamen. In de verte lonkte de Citadel, een afgelegen gebiedje—omringd door muren, vanzelfsprekend—waarin de voorraden en belangrijkste gebouwen stonden.
Zuchtend begon Prebuha aan de zware tocht door het water naar de overkant. Om haar heen spetterden honderden wezens. De meeste verzamelden edelstenen en klei, zo ver voorovergebogen dat hun neus de golven raakte. Sommige leken in paniek, alsof ze iets kostbaars waren kwijtgeraakt op de bodem.
Maar moeder ging niet naar de voorraden. Ze stopten naast het hutje van de Kleischepper.
“Wat is dit nou weer? Een grap? Ben ik hiervoor uit mijn warme bed—”
Moeder sloeg ruw een poot tegen haar mond. “Schat, heb je me wel gehoord? Je gaat handelen met Sumiser. Zij spreken onze taal niet.”
“Pff. Luilakken,” zei ze chagrijnig. Maar haar hart sloeg op hol. Hoe ging ze dat ooit doen? Waarom kozen ze haar en niet, weet je wel, iemand die het kon en gemotiveerd was?
Ze waadde het hutje in. De Kleischepper had wijselijk alles op hoge schappen gestald. Daar pakte moeder de ene na de andere brok en wierp ze in een mand. Prebuha stapte dichterbij en zag dat deze brokken Bulla waren: harde klei met symbolen erin getekend.
De Kleischepper, een echidna van middelbare leeftijd die altijd dingen uitrekende, was op dit moment bezig met de volgende kleibrokken. Zodra de klei nog zacht was, drukte hij het symbool erin met een paar dunne takjes. Daarna legde hij ze op het dak om te drogen in de zon. Ze zouden hun tekening voor altijd dragen; zo rond Eindzon
Prebuha had het vaker gezien. Nu pas begreep ze dat de Kleischepper niet gewoon creatief wilde zijn.
Alle symbolen werden aan haar uitgelegd. Een vogel stond voor vogelvlees. Een vis voor visvlees. Een zaadje stond voor plantenzaadjes. Nou, ja, het sprak dus eigenlijk voor zichzelf.
Het was al bijna Middenzon toen ze, met een mand vol zware stenen, uit het hutje stapte. Opnieuw hoorde ze gefluister om haar heen. Ze had sterk het idee dat de angstige wezens haar aankeken terwijl ze het deden.
De laatste kleibrokken waren gehard in de zon.
Dit was haar laatste kans.
“Mam, wat als het mis gaat? Ik heb dit nooit gedaan. Waarom moet ik, een klein luiaardmeisje, deze oh zo belangrijke handel doen?”
Moeder keek streng. “Je hebt geen idee hoe hard ik moest handelen om jou deze kans te geven! We … hebben niet zo’n sterke positie deze keer. We hebben weinig te bieden, maar vragen veel.”
“Maar … maar waarom?”
Moeders glimlach was van korte duur. “Geen van ons heeft jouw geweldige … vaardigheid om eigenwijs je zin door te drukken.”
“Nee. Ik zeg nee. Te veel werk.”
Moeder liet vier Bulla in het water vallen. Een andere vrouw sprong erachteraan om ze te pakken voordat ze voorgoed waren verloren aan de golven.
“Geen optie. Duizend dagen straf als je niet doet wat ik zeg! Denk erom!” Een hele kudde leek wel op moeders staart getrapt vanochtend.
“Jullie vinden jezelf toch zo geweldig? Praten over beschaving en alles? Nou, hoe geweldig kan je zijn als je geen vrijheid hebt om te doen wat je wilt!?”
“Schat, beschaving betekent juist een beetje vrijheid opgeven om samen geweldig te worden. Niks beter om dat te leren, dan het ontmoeten van een andere beschaving.”
Ze vertrok naar de haven. Larsh, de zoon van hun huidige Gebiedsleider Larsham, werd meegestuurd om te controleren of ze wel écht naar de haven ging en niet terug naar haar warme bedje. De hyena was nerveus. Rode ogen en diepe wallen verraadden dat hij slecht had geslapen. Hij fluisterde ook zo mysterieus, maar tegen zichzelf.
Daar zag ze het schamele bootje dat ze had gekregen, plus vier jonge wolven die de voorraden hadden opgehaald en ingeladen. Moeder porde in haar rug totdat ze op de boot stond. Toen ze de zware mand liet vallen brak ze een plank in de bodem.
Ze vertrokken met haastige spoed, terwijl Larsh hen afwezig uitzwaaide.
Ze had de neiging om eerst langs Omako te gaan. Veel dichterbij, en dan kon ze onderhandelen voor kamelen. Die wilde ze altijd al hebben en zouden betekenen dat ze niet meer hoefde te lopen. Ze hadden toch alle tijd! Het zou nog—
“Schepen in zicht!” riep een wolf.
“Onmogelijk,” zei ze. “Die luie Sumisers komen nooit uit hun eigen gebied. Wij zijn veel te aardig dat we altijd helemaal naar hen toe komen.”
Toch volgde ze de uitgestoken poot. Verdraaid. Een schip van Sumiser.
Ze controleerde het symbool op het zeil met een speciale blauwe Bulla. De handtekening paste bij die van de handelaars die ze moest ontmoeten. Wat deden ze helemaal hier?
Niet veel later stonden twee Gosti op haar dek. Hun eigen schip zag eruit alsof een peuter het in elkaar had getimmerd, dus ze begreep het wel.
De aapachtigen met grote ogen hadden een doek omgebonden tegen de snikhete zon. Ze wezen naar de mand en zeiden iets onverstaanbaars tegen elkaar. Daarna lachten ze haar uit.
Prebuha negeerde het. Aandacht erbij. Laat je niet gek maken. Als ze haar dwongen om te onderhandelen, nou, dan ging ze de beste handel ooit drijven!
Ze had geen eigen Bulla handtekening—daarvoor deed ze niet genoeg belangrijke dingen—dus ze had die van haar Gebiedsleider meegekregen. Een hele eer, zeiden ze tegen haar. Raak hem niet kwijt. Toen ze die liet zien, namen de Gosti haar serieus.
Ze pakte de juiste beige kleibrokken uit haar mand. Ze wees eerst naar haarzelf en daarna naar de Gosti—het teken dat dit haar aanbod was. Een berg klei, een berg vlees en plantaardig voedsel, een berg blauwe en rode stenen. Zij hadden er niks aan, maar voor de Sumiser was dit blijkbaar een teken van macht.
De Gosti fronsten. Zij pakten hun eigen stenen—iets groter en blauw getint—en gaven hun eigen aanbod. Een beetje katoen en voedsel, altijd goed. Een paar stukjes brons en ander metaal, waarvan haar moeder beweerde dat ze er veel sterkere dingen mee konden maken. En dat was het.
Belachelijk!
Ze trok een deel van haar aanbod in: het voedsel. Dat was toch altijd het belangrijkst. Daarna toonde ze haar eigen Bulla die een zwaard lieten zien. Ze wist niet wat het was, maar ze hadden van de Gosti geleerd dat het metaal betekende. Ze wees eerst naar hen, en dan naar haarzelf.
De Gosti schudden hun hoofd.
Prebuha schokschouderde en draaide om alsof ze wegliep.
Eén van de handelaars krijste. Toen ze omkeek, hadden ze hun aanbod van metaal verhoogd met vijf brokken.
Ze glimlachte. Nu kwamen ze ergens. Ze wist dat Sumiser veel diersoorten had die geen vlees aten, dus ze verhoogde haar aanbod van plantaardig voedsel, maar alleen in ruil voor meer katoen.
De handelaars praatten lange tijd met elkaar. Zuchtend werd haar aanbod geaccepteerd.
Hoe ver kon ze gaan? Wat—ze besefte waarom de handelaars helemaal hiernaartoe waren gekomen. Zij waren nog meer in paniek! Ze wilden de handel niet langer uitstellen.
Kon ze daar misbruik van maken?
Ze haalde al het vlees uit haar eigen aanbod. Ze moesten zelf ook nog te eten hebben! Vervolgens eiste ze iets waarvan ze wist dat Sumiser het ook had: kamelen. Vijf stuks, dan hoefden ze haar de komende tijd niet meer op onderhandeling te sturen. En nog meer katoen voor een héél zacht bedje.
Ze grinnikte bij het uitstallen van haar nieuwste bod.
Hun monden vielen open. De Gosti speelden met de brokken in hun kleine vingers. Hun gesprek groeide luider en bozer.
Totdat zij al hun brokken terug pakten en wegliepen.
Niet toegeven. Zij speelden ook een spelletje. Zij—nee, ze liepen echt weg.
“Wacht!” riep Prebuha.
Ze wachtten niet. De kleinste van de twee rommelde in hun mand en vond een veel groter, platgeslagen brok klei.
Hij wierp het terug, bijna in haar gezicht. Daarna klommen ze in de touwen van hun schip, zoals ze behendig in bomen klommen, en voeren weg.
Het was geen aanbod, geen Bulla. Het was een bericht geschreven van rechts naar links, opgesteld dankzij de paar symbolen die ze hadden, verbonden met pijlen en stippen. Geen echte taal, maar genoeg voor handel bijhouden.
Daardoor had ze moeite het bericht in haar eigen taal te ontcijferen, totdat ze haar beste gok waagde.
Iedereen moet nu vertrekken! Grote rampen zijn aanstaande, dat weet ik met zekerheid. Ik ben zelf al gevlucht naar Sumiser. Maak haast!
Eronder stond de handtekening. Drie golfjes, de middelste langer en dikker, om hun geliefde Indusrivier aan te duiden.
De handtekening van haar eigen Gebiedsleider.