7. Sterven na Dood

Annatas was de weg kwijt. Ze hadden vastgesteld dat zij het beste richtingsgevoel had van de groep Sumiseri. Met water in de buurt was het makkelijk om plekken te vinden: je volgde de stroming of de rivier. Maar in een zee van droge zandbulten op het land, echter, kon zij de weg naar de Indusbeschaving ook niet ontdekken.

“Ik weet zeker dat we hier al zijn geweest,” zij haar man Perites.

“Nee,” zei een bange geit. “Die voetstappen zijn van de Akradi! Ze zijn dichtbij!”

“Ze zijn al de hele tijd dichtbij!” snauwde Annatas. Het was ongehoord voor een vrouw om zo over een man heen te schreeuwen. Maar alle oude regels werden snel vergeten als je dagenlang rende voor je leven.

“Mamotas, blijf dichtbij, vertrouw niemand, raak niet wéér afgeleid.” Ze voelde naast haar. Mamotas was alweer verdwenen.

Hij hoorde dit hele gesprek, maar hij had geen zin om te reageren. Hij had een nieuw spoor van voetstappen ontdekt. Hij had een fascinatie voor dingen uitzoeken en onthouden, dus hij kende alle pootafdrukken. En deze waren niet van hen of de Akradi.

Het spoor slingerde door de zandbulten. Hun eigen gebied was bijna helemaal vlak, gelegen tussen de Tweelingsrivieren. Ze noemden het Eden: platte vlakte. Maar hier? Hier kon hij elke paar minuten een glijbaan af. Overduidelijk de betere plek.

Misschien vind je het gek dat deze oude beschaving praat over minuten, beste lezer. Maar mensen hebben hun systeem van tijd van de Sumiseri. De reden dat ze zulke rare getallen kozen, zoals 24 uur per dag of 12 maanden, is waarschijnlijk omdat ze alles uitrekenden met veelvouden van 6 en 12.

De voetstappen hielden op bij een kleine grot, uitgehold met geweld in de zijkant van een heuvel. Daarbinnen, op de koude vloer, zag hij een lijk van een meisjesluiaard.

Een lijk dat hem flink liet schrikken toen het ademhaalde.

De botten waren zichtbaar op de luiaard. Onder haar splinterdunne vacht was haar kloppende hart duidelijk zichtbaar. Elke moeizame ademhaling leek te eindigen in gekuch en gerochel.

Toen Mamotas haar klauw pakte, schoten haar ogen open.

Ze zei iets, maar het was onhoorbaar zacht en in een andere taal. Hij glimlachte om niet bedreigend over te komen.

Hij opende zijn mond en gebaarde alsof hij er iets in gooide. Eten. Zijn ouders zouden hem vermoorden—hun eten was al zo goed als op—maar hij kon deze luiaard toch niet zomaar hier laten?

Ze ging gretig op het aanbod in, maar toen ze wilde staan viel ze direct weer om. Mamotas was nauwelijks sterk genoeg om haar te ondersteunen. Dus ze schuifelden en kropen terug naar zijn roepende ouders.

Met elke ademhaling die lang op zich liet wachten, vreesde hij voor haar leven. Hij vreesde al jarenlang voor zijn eigen leven in Sumiser, waar ze blijkbaar niets anders konden dan landjes inpikken. Slaap was zeldzaam voor hem. Toch was dit een nieuw gevoel, en op een of andere manier nog erger.

Ze struikelden de hoek om en vielen in Annatas’ armen. “Mamotas! Als je nog één keer—”

De twee Gostihandelaars schrokken en baanden zich een weg naar de luiaard. Zij was ook plotseling klaarwakker.

“Zij komt van Indus! Zij was degene die onze laatste onderhandeling liet mislukken!”

Annatas bestudeerde de wonden in Prebuha’s vacht en mompelde: “Ziet ernaar uit dat Indus ook niet blij was met die uitkomst.”

De grond trilde. Akradi. Namen ze nou nooit eens rust?

De hele groep kwam in beweging en rende eensgezind weg van de trillingen. Mamotas keek achterom. De eerste soldaten stonden alweer aan de horizon, als kwade geesten met hun angstaanjagende maskers. Mamotas zag het positief: die maskers zorgden juist dat ze meer motivatie en energie vonden om te vluchten!

Het hielp de luiaard niet. Ze moest worden getild door de Gostihandelaars en zijn klagende vader, terwijl ze weer buiten bewustzijn viel.

Na een uur rennen dachten ze veilig te zijn. De laatste stukjes eten en drinken werden uitgedeeld aan hijgende dieren.

De luiaard werd ruw in het zand gezet. Ze kreeg een paar nootjes, maar had niet eens de kracht om haar kaken van elkaar te halen. Hoe lang had ze niks meer gegeten? Mamotas hielp haar om toch te kauwen en door te slikken.

“Ik ben Prebuha,” zei ze, smekend. “Ik doe alles dat jullie vragen. Ik werk voor jullie. Maar laat me bij de groep, alsjeblieft.”

De rest moest haar boodschap ontcijferen uit haar gebaren. Een handelaar reageerde door een Bulla te pakken met daarin een huis en een toren.

“Waar ligt jouw beschaving? Zullen ze ons binnenlaten en beschermen?”

“Ja! Ik kan de weg wijzen. Ik leid jullie naar Indus en ken geheime ingangen!” Ze zocht een Bulla met een zwaard en deed alsof het zwaard de huizen aanviel, totdat ze verdwenen.

Dat begrepen ze niet helemaal.

Prebuha keerde om, kuchend en trillend, om naar het water in de verte te wijzen. Daarna tekende ze met haar klauw meerdere schepen in het zand met de handtekening van de handelaars erop. Vervolgens keek ze hen vragend aan.

“Onze vloot? Je bent onze vloot tegengekomen?” Ze voegden iets toe aan haar tekening: een flinke vloedgolf onder de boten. “Al onze schepen waren weggedreven door een wilde overstroming van de Tigres. We hebben ze niet gestuurd. Daarom … daarom stond er ook niemand op.”

Prebuha zakte in elkaar toen ze het begreep. Met haar laatste krachten tekende ze haarzelf, of iets dat erop moest lijken. Ze veegde alle schepen agressief weg en tekende een pijl bij haarzelf.

“Jullie hebben een vloot vijandelijke schepen vernietigd? En daardoor moest jij weg?” vroeg Mamotas verbaasd.

De luiaard negeerde het en keek vragend naar de handelaars. Ze tekende een vierkant blok met daaronder drie golfjes, de middelste iets groter: de handtekening van haar leider.

“Ah. Je vraagt waar die boodschap vandaan komt.”

De voorste handelaar pakte een voorwerp uit zijn buidel. Als Prebuha erdoorheen keek, zag ze dingen in de verte alsof ze dichterbij waren. Hij had nog meer van dat soort voorwerpen. Eentje was een stuk steen met water erin dat je kon gebruiken om te controleren of iets precies recht stond. Een ander was een kleine weegschaal met bijbehorende gewichtjes van klei.

“De persoon die ons deze dingen gaf, zei ook—indringend—dat we de boodschap moesten afgeven bij de volgende handel.”

Prebuha sloeg op de grond. Ze tekende gehaast bliksemschichten en overstromingen overal in het zand. Niemand begreep het, want niemand had de inhoud van die boodschap kunnen lezen. Zij leek nu te weten van wie het kwam en dat het waarschijnlijk waar was.

“Nu wordt het tijd dat jij je waarde bewijst,” zei Annatas ongeduldig. Ze tilde Prebuha op en draaide haar om, in de richting die ze net zelf aanwees als Indus. “Leidt ons naar veiligheid.”

Ze knikte en kroop vooruit, alsof ze gehypnotiseerd was en alleen nog hun commando’s kon opvolgen.

Haar ogen vielen alweer dicht. Mamotas ondersteunde haar en hield haar klauw omhoog als ze ergens naartoe wees.

“Mamotas, ga bij haar vandaan,” zei moeder streng. “Misschien heeft ze wel een wapen!”

“Kom op, mam. Wat als ik daar in die grot had gelegen? Wat als ik ineens uitgehongerd bij de Indus terecht was gekomen? Dan had je toch ook gewild dat ze me hielpen?”

“Zeg dat maar tegen de Akradi als ze ons pakken en de keel doorsnijden!”

Ze liepen lange tijd in stilte verder op basis van Prebuha’s instructies. Mamotas sprak pas toen ze op veilige afstand waren van zijn ouders.

“Let niet op mijn ouders. Ze zien overal vijanden. Ze hebben vast niet eens gezien dat we net langs een zeldzame boomsoort zijn gekomen! Oh, ik kan niet wachten om Indus te zien. Ze zeggen dat het prachtig is. Toch?”

Hij keek haar aan. Ze leek iets ervan te begrijpen, want ze kreeg een droevige blik en keek verlangend naar de horizon.

Toen Prebuha definitief in elkaar zakte van vermoeidheid, besloten ze toch te stoppen voor de avond.

De rest van de groep zat samen rond een klein vuur, een uitvinding van de Gosti die ze inmiddels konden controleren.

“Wat als ze ons niet binnenlaten?” fluisterde Annatas.

“Dan nemen we ze in,” zei een olifant. “Lagaso viel ook met gemak toen we allemaal ervoor wilden vechten.”

“Ze zijn duizenden jaren door niemand ingenomen. De Indus moeten machtige wapens hebben!”

“Of niet,” zei een Gostihandelaar. “We kunnen alles krijgen dat we willen door te handelen. Door een paar dingen weg te geven die we zelf niet nodig hebben. Waarom zouden we wél aanvallen? Volgens mij houdt de handel van de Indus zo’n beetje alle beschavingen overeind!”

“Nou, ja,” zei Mamotas, “we konden onderhandelen …”

“Het maakt niet uit,” zei Annatas. “We vallen niet aan. Wij hebben familie daar, die oude Megitas en zijn kinderen. De geiten volgens mij ook.”

“Mijn zus is getrouwd met iemand uit hun andere grote stad,” zei een kleine kat. “Ze hebben echt veertig kittens gekregen. Elke aanval op de Indus zal een aanval tegen mijn eigen familie zijn.”

Maar wat als ze ons niet binnenlaten?” herhaalde Annatas.

Het viel stil. Prebuha kuchte en draaide op haar andere zij. Haar dromen waren in ieder geval goed genoeg om voor het eerst een glimlach op haar gezicht te toveren.

Een schreeuw. Nog meer geschreeuw. Het kwam van het water. Schepen, heel veel schepen.

Iedereen sprong meteen op en pakte hun wapen. Toen zagen ze de symbolen op de zeilen: het andere deel van hun groep, geleid door hun stierencommandant, weigerde verder te varen en was aan land gegaan.

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

7. Sterven na Dood

Annatas was de weg kwijt. Ze hadden vastgesteld dat zij het beste richtingsgevoel had van de groep Sumiseri. Met water in de buurt was het makkelijk om plekken te vinden: je volgde de stroming of de…