8. Valse Gids

Prebuha dacht het te begrijpen. De commandant was de wrakstukken van de vernielde vloot tegengekomen en durfde niet meer verder te varen. Ze waren nu druk in gesprek over of ze Indus moesten betreden als vluchtelingen of als leger.

Zelf had ze maar één doel: overeind blijven, stapje voor stapje, maak jezelf nuttig voor deze groep. Nu ze eeuwig wegrenden voor de angstaanjagende Akradi, had ze elke wens voor oorlog of geweld verloren. Het idee dat het makkelijker was om andere steden in te nemen voor je eten, in plaats van ervoor te werken, leek kinderachtig nu.

Mamotas vergezelde haar, zoals altijd. Hij smokkelde eten voor haar, maar als er geen eten was hield dat ook al op. De graanvelden van Indus waren niet ver meer. Dan kon ze wel—

Nee, ze was géén dief. Geen rinkelende botten of rammelende maag ging dat veranderen.

Het gedreun en geschreeuw van de Akradi bleef hen achtervolgen, steeds een stukje dichterbij. Alles bij elkaar waren ze met een paar duizend wezens. Dat was toch niet zo belangrijk? Waarom bleven ze volgen?

Ze probeerde het uit te beelden aan Mamotas, door hun maskers en gestamp na te doen.

Hij lachte en deed mee. Hij trok enge gezichten en maakte zich groot. “Ja, de Akradi zijn echte monsters. Maar goed dat je niet in hun poten bent gevallen!”

“Maar waarom?” Ze hadden inmiddels een gebaar vastgesteld dat een vraag zoals waarom of hoe betekende.

“Hun stadsgod is Ardex. Die jaguars geloven dat ze altijd moeten oorlog voeren, anders gaan ze ten onder. Ze zullen niet stoppen, zelfs al is hun buit slechts één konijntje.”

Jaguars. Natuurlijk. Ze realiseerde nu wat Megitas bedoelde in hun gesprek lang geleden. De Akradi vochten met iedereen, ja. Maar ze wilde specifiek wraak jegens de Asha voor iets lang geleden, een of ander onrecht waarover ze nog steeds boos waren. Misschien waren al die vernietigde steden van Sumiseri slechts voorbereiding voor hoe ze Indus zouden vernietigen.

Hij deed nog wat imitaties, zoals een Akradi die een speer werpt en eentje die boos een steen platstampt. Prebuha lette niet meer op.

Ze leidde niet alleen deze wezens naar Indus—wat al erg genoeg was nu ze die commandant had gezien. Ze leidde ook de Akradi hierheen.

Haar stappen werden steeds kleiner, steeds trager. Mamotas riep naar achteren dat ze weer moesten pauzeren. Daar wilde de stier niks van weten.

Hij ging op kop lopen. Iedereen moest achter hem aan marcheren, in de richting die Prebuha als laatste had aangewezen.

Ze zag het met lede ogen aan. Wat moest ze doen? Nog een paar dagen lopen en ze zouden de stad met hun eigen ogen zien. Dan zouden ze aanvallen en winnen, want de Indus weigerde wapens op de muren te zetten, en dan zou de Akradi iedereen uit zogenaamde wraak afslachten.

Wat kon ze doen?

Iedereen marcheerde langs haar. Ze bleef achter in zandwolken, samen met een verbaasde Mamotas.

Och, wat sprong ze makkelijk van groep naar groep. De Indus wilde haar niet? Dan ging ze zoeken naar de Akradi. Die kon ze niet vinden? Dan ging ze maar de Sumiseri helpen met haar eigen beschaving ten onder brengen.

Zo werkte het natuurlijk niet. Als ze ooit ergens bij wilde horen—als ze ooit ergens veilig en verzorgd wilde zijn—moest ze loyaal zijn aan de groep. Als het moeilijk werd, moest ze harder werken voor de groep, niet weglopen. Als een dief iets van een ander stal, moest ze de dief ook tegenhouden. Alleen dan zouden die andere wezens datzelfde voor haar doen.

En als ze luisterde naar haar hart, was er maar één groep waar ze bij hoorde: de Indus.

Ze zwaaide haar armen en schreeuwde. “Nee! Ik heb me vergist! We lopen verkeerd!”

Op vier poten rende ze vooruit. “De Indus hebben de sterkste wapens ooit! Ze zullen ons vernietigen als we ook maar in de buurt komen, zoals ze jullie vloot vernietigden!”

Ze probeerde zwaarden en bogen uit te beelden, waarmee ze Mamotas zogenaamd dood sloeg. Ze krijste zo hard ze kon en wees in een compleet andere richting. De Indusbeschaving was zó groot; de enige manier om hem te ontwijken was om compleet van het continent Garda af te lopen.

“Onzin! Ze zijn een vredig volk. En ze leven langs de rivier, dat weten we zeker,” zei de stier.

De rest keek haar aan met samengeknepen ogen.

“Ik meen het!” ze bleef de andere kant op wijzen. “Ik … wij … wij kunnen in gedachten met elkaar communiceren! En ze lieten me net weten dat jullie niet welkom zijn!”

Nou, ze probeerde dát uit te beelden—zonder succes.

De groep botste tegen elkaar aan omdat de helft wilde doorlopen en de andere helft haar wilde uithoren.

Mamotas keek sip. Hij begreep niet precies wat ze zei, maar wel waar ze heen wilde. In zijn ogen zag ze de prachtige muren van de Indus en de knappe uitvindingen die Mamotas eindeloos interessant had gevonden.

“Prebuha heeft me alles uitgelegd,” zei hij zacht. “Ze zegt dat ze niet had verwacht dat jullie echt zouden volgen. Ze was te verzwakt en niet goed bij haar hoofd—maar nu is ze weer helder. De Indus is levensgevaarlijk. Iedereen is dood voordat we dichtbij de muren komen. We lopen weg.”

De stier gromde en groef ter plekke een gat. “Wij kunnen iedereen overwinnen.”

“Ook een beschaving die vele malen ouder is dan ons en nooit overwonnen?”

Steeds meer wezens draaiden om en liepen in de nieuwe richting, weg van Indus, maar ook nog weg van Akradi. De stier bleef grommen, maar een commandant zonder leger was niks waard, dus hij sjokte erachteraan.

Prebuha glimlachte naar hem en kneep zacht in zijn poot als bedankje. Misschien waren niet alle Sumiseri verschrikkelijk.

Ze hingen achteraan de groep. Prebuha deed alsof haar lichaam nog té zwak was en liep met minuscule pasjes.

Totdat de groep verdween achter de volgende heuvel en zij twee achterbleven.

Ze keken elkaar aan. Ze glimlachten en renden samen in de juiste richting.

“Oh, oh, is het echt zo mooi als ik denk?” riep Mamotas tijdens het rennen.

Prebuha knikte enthousiast, vooral omdat hij enthousiast was. Ze hoopte dat iemand had opgelet en had gezien hoe ze de vijand had afgewend. Of misschien kon Mamotas dat bewijs leveren.

Ze renden dagenlang door. Alsof uitputting niet bestond. Alsof eten niet meer nodig was. Totdat ze tegen de avond door de graanvelden stuiterden en uiteindelijk bijna voor een buitenmuur stonden. De ogen van Mamotas stonden al permanent omhoog, naar de bouwwerken, vlaggen, en lichtjes in de stad. Ze sprankelden als sterren in zijn pupillen.

“Die gebouwen! Die van ons lijken wel grotten. Die van ons drijven weg bij elke overstroming, maar dit …”

“Nou, nou, er is wel het probleempje van … tja … dat ze mij hebben verstoten.” Prebuha had ook al een gebaar voor gevaar of probleem of kijk uit! vastgesteld met de Sumiseri.

“Dat,” zei een diepe grommende stem achter haar, “is niet het enige probleem. Vuile, vuile verraders.”

De commandant stond hijgend voor hen. De stier was uitgedost in volledig harnas, met tientallen wapens en een helm die zijn hoorns nog groter maakte.

“Dacht je echt dat ik het niet door had?”

Prebuha keek naar Mamotas. Die vertaalde in woord en vooral gebaar. “Hij is erg onder de indruk van hoe snel we kunnen rennen.”

“Duizenden Sumiseri naar hun dood sturen en zelf lekker teruglopen?”

“Hij complimenteert je vacht. Het herstelt mooi van je wonden,” zei Mamotas.

“Wij zullen de Indus innemen en platbranden!”

De stier gromde en sprong plotseling vooruit. Prebuha hoorde geschreeuw van boven. Een aantal katten liep over de stadsmuren.

“Is hij alleen?” vroeg Prebuha terwijl ze achteruit sprong en op de muur begon te klimmen.

“Eh, ja, ja. Wat … wat?”

De stier greep haar achterpoot. Mamotas, als Gosti, kon beter klimmen dan zij en was al boven haar. Hij liet zich vallen op de stier om hem los te rukken, maar daarmee rukte hij hen alle drie los.

Ze ploften op de grond en spatten als druppels uit elkaar.

“Hij is de commandant van Sumiser,” riep Prebuha terwijl ze overeind krabbelde. “Als hij wegkomt, gaan we eraan.”

De stier besefte het nu ook. Hij hoefde dit gevecht niet te winnen. Hij moest teruglopen en zijn leger halen om de hele oorlog direct te winnen.

De katten sprongen van de muur, landden precies op hun pootjes, en versperden zijn weg. Maar één zwaai met de hoorns en ze lagen allemaal verspreid in de modder.

Prebuha herinnerde losse bakstenen in deze muur. Ze greep blind achter haar, rukte er één los, en stormde op de vluchtende stier af.

Misschien was het egoïsme. Misschien was het een oprechte, diepe haat jegens Prebuha en wat ze had gedaan. Misschien waren de Sumiseri gewoon dom.

Maar hij stopte en draaide om, klaar om zijn hoorn door haar kwetsbare buik te prikken.

Ze sloeg de baksteen in zijn gezicht.

Zijn ogen vielen dicht; zijn lichaam plofte voor haar neer.

“Oh. Oh nee. Oh—”

Haar zicht werd wazig. Haar poten vielen gevoelloos naar de grond. De baksteen landde op haar eigen tenen. Wat had ze gedaan? Ze was nog erger dan een dief—ze was een moordenaar.

Ze strompelde weg, weg van hier, weg van dit alles. Maar Mamotas en de katten stuurden haar de andere kant op, terug naar de poorten van de Indus.

Even later werd ze binnengelaten en toegejuicht.

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

8. Valse Gids

Prebuha dacht het te begrijpen. De commandant was de wrakstukken van de vernielde vloot tegengekomen en durfde niet meer verder te varen. Ze waren nu druk in gesprek over of ze Indus moesten betreden…