8. Maar Eén Oplossing

Sotho dacht dat de ogen van een tijdreizigster alles wel zo’n beetje hadden gezien. Dat ze konden voorspellen wat er gebeurde en niks haar verbaasde. Maar Ismaraldahs ogen glommen op dit moment slechts van angst en onwetendheid, als een pasgeboren kind, op zoek naar het bewijs dat ze de wereld niet was vergeten.

Didrik hield haar vast. Ze keken elkaar in de ogen en glimlachten. Ze kenden elkaar nog, dat was het belangrijkste.

De glimlach viel weg.

“Ik voel het,” zei ze zachtjes.

“Ik ook,” zei Didrik. “De belofte dat ik je nooit zou vergeten moet ik … ben ik bang …”

“Nee, nee, nee. We lossen dit op.”

Ze hielpen elkaar overeind en waggelden naar Sotho, die zich over Lothan had gebogen. Zijn vriend leefde maar had een vervelende wond in zijn schouder. Hij sliep om te herstellen.

Zijn vriend leefde. Sotho had er nooit over na hoeven denken—had geweigerd erover na te denken. Maar het had weinig gescheeld of Lothan was weg. Al die opgespaarde momenten, uitgestelde dingen die ze samen zouden doen, zouden per direct zinloos zijn geworden.

Hij gaf zijn vriend een knuffel en fluisterde dat hij bij hem bleef totdat hij wakker werd, keer op keer, ook al brandde dat de relatie sneller op.

Ismaraldah en Didrik hadden een discussie die liefdevol begon maar nu steeds luider werd.

“Het is te gevaarlijk,” zei Didrik. “We zijn maar net met ons leven hieruit gekomen. We hebben ongelofelijk geluk dat de machines op elektriciteit werken en nog niet verder het bos in konden. Maar de mensen komen terug, en snel.”

“Geef me geen preek over de toekomst,” zei Ismaraldah bitter, ook al gaf ze hem meteen een zoen.

“We weten niet eens of het werkt. Hoe het werkt. Wat het is. Wij kunnen niks beginnen tegen de machtige mensen en hun stalen wapens!”

“Maar het is de enige oplossing.”

“We gaan niet terug, zeker niet nu we gewond zijn.” Het was een definitieve uitspraak. Van de stoere atletische zonnedas was nu weinig meer over. “Er is altijd nog ons andere plan. Ik word nog steeds ziek van het tijdreizen en kan nauwelijks buiten mijn eigen leeflijn.”

Ismaraldah keek rond. Luiaards vielen links en rechts omlaag om precies de juiste takken te buigen, waardoor het water ging stromen en de brand werd geblust. De luiaards die gisteren nog beweerden dat ze hier wel veilig zaten, werkten het hardst van allemaal om de machines aan de gang te krijgen. Ze raakten zelfs buiten adem.

“Je zei toch dat er rond dit moment een vast punt was?” vroeg Sotho. “Een heel belangrijk moment. Wat jullie ook van plan zijn, kan dat het zijn?”

De tijdreizigster gaf Didrik nog een knuffel. “Nee. Volgens mij was het vaste punt … wat er net met ons gebeurde.”

Ze leek op iets te wachten, terwijl ze ene Jacintah vervloekte. Niet veel later, tussen de houten rommel van afgebroken bruggen en machines, verscheen haar klok.

Een zwarte panda strompelde eruit.

“Ik zei nog zo dat je voor het vaste punt terug moest komen!” krijste Ismaraldah.

“Ik kan geweldig plaatsvouwen, maar niet goed tijdvouwen. Hoe vaak moet ik het nog zeggen?”

De zwarte panda bewoog niet met stappen of sprongen, maar door kleine stukjes te teleporteren. Het ene moment klom ze uit de klok, het andere moment hing ze boven Sotho en keek bezorgd naar Lothan die kuchte en leek te ontwaken.

“Nou. Goed. Je bent er nu, zusje. We gaan meteen op missie.”

Didrik zuchtte diep en likte zijn wonden, maar volgde naar de houten klok. Het voertuig leek groter van binnen dan van buiten—en zelfs dan pasten ze er met z’n drieën net in. De klok leek origineel ontworpen voor precies één bestuurder.

“Wat is de missie?” vroeg Sotho.

“Ik zie maar één oplossing voor al deze problemen. We breken in bij de Wensvervuller en maken onze wensen werkelijkheid. Alles wat ik heb gehoord suggereert dat dit echt je wensen vervult!”

Sotho’s lichaam voelde twee kanten op getrokken. Bij Lothan blijven? Mee helpen en de Wensvervuller ontmoeten?

Lothan werd wakker. Hij kermde meteen van de pijn.

“Blijf rustig liggen joh. Je bent veilig. De mensen zijn even weg, opladen voor een nieuwe aanval.”

Zijn vriend glimlachte. Hij glimlachte, terwijl een vlinder op zijn bolle neus landde.

“Dat was leuk! Eindelijk beleven we nog eens iets, rare boomridder.”

“Ik—Lothan—” Sotho glimlachte ook. “Het was leuk. Totdat jij …”

Lothan wuifde met zijn klauw. “Risico van het leven.”

Sotho keek nogmaals over zijn schouder. Dit was de laatste kans om mee te gaan op die missie.

Lothan glimlachte weer. “Ga maar naar je volgende avontuur. Hoe meer we uit elkaar zijn, hoe langer we elkaar herinneren, toch?”

“Ik herinner denk ik liever de leuke dingen die we samen gaan doen,” zei Sotho, waarna hij zijn vriend een laatste schouderklop gaf—op zijn gezonde schouder—en richting de houten klok sprong.

Ismaraldah draaide aan lange rijen klokjes op de muur. Jacintah zat met ogen gesloten in het midden en beweerde dat ze zich “concentreerde”.

Naar Sotho’s idee was er niks gebeurd, maar enkele tellen later gooiden ze de deur open en waren ze ergens anders. Namelijk, vastgeplakt aan het plafond binnenin het Wensvervuller gebouwtje.

Onder hen zat een jonge vrouw middenin een cirkel kaarsen. Ze praatte over haar wens, richting een donker silhouette dat hij niet goed kon zien.

“Het is eigenlijk simpel. Ik wil dat Jonathan verliefd op mij wordt, voor altijd. En dat we dan samen lieve kindjes krijgen en een gelukkig leven leiden.”

Een kraakstem reageerde met veel pauzes en haperingen, alsof het zelf niet wist wat het moest zeggen. “Ah, een wens waarvoor een ander mens moet veranderd. Heb je de regels wel gelezen?”

“Natuurlijk! Het is niet verboden!”

“Het kost extra,” zei de stem met genoegen.

“Wat denk je?” fluisterde Jacintah. Ze was geteleporteerd naar de nok van het dak. “Een zeldzame halfgod die het Tweede Conflict heeft overleefd? God van de Wensen?”

“Dat zou ik denken,” reageerde Ismaraldah, “als ik ooit ook maar iets over zo’n magie had gehoord.”

“Duuuus wat is het plan precies, dolle meiden?” zei Didrik, hangend aan één poot van een stalen buis in het plafond. “Een halfgod ontvoeren en dwingen onze wensen te vervullen? Terwijl diegene gewoon het alarm slaat en we allemaal doodje dood zijn, hè?”

“We moeten het proberen,” hoorde Sotho zichzelf zeggen. “Ik moet wensen dat Luiland altijd zo blijft als het is.”

Sotho’s hart klopte gevaarlijk snel. Hij was zo dichtbij. Hij zag al het prachtige Luiland uit zijn herinneringen, iedereen gelukkig, de hele dag samenkomen en de machines opbouwen, hemel op Somnia. Wacht—waar kwamen die herinneringen ineens vandaan? Dat had hij nooit eerder gedacht of meegemaakt?

“Maar wij gingen wensen dat die Vloek teniet wordt gedaan,” zei Ismaraldah. “Kan dat tegelijkertijd?”

“Als we wensen dat het tegelijkertijd kan?”

“Misschien. Dat is ook hoe mijn tijdreizen werkt. De tijdlijn is als een levend wezen dat zich helemaal aanpast aan hoe wij het steeds veranderen, soms behoorlijk creatief. Weet je nog, Didrik, die ene keer dat wij een schilderij van Da Vennisi per ongeluk hadden vernield en dat daardoor die hele persoon niet—”

Sotho wilde een klauw op haar mond leggen. Hoe kon je op dit moment nog praten over zulke kleinigheden? Ze moesten springen! De Wensvervuller pakken! Alles zou goed komen!

“Niet het moment, schat,” zei Didrik met hetzelfde ongeduld in zijn stem.

Jacintah teleporteerde langzaam dichterbij, van het dak, naar de schilderijen op de muur, naar deel van het donkere behang.

De vrouw onder hen had haar flinke betaling gedaan. Als beloning kreeg ze een helm op en een aantal plakkers met draadjes op haar nek, armen, en benen. De stem beweerde dat ze hiermee controleerden of dit écht je wens was. De helm bliepte, lichtjes flitsten, de vrouw maakte verbaasde kreten bij elk deel van het proces, maar uiteindelijk zei een computerstem: “Wens Bevestigd!

Nee, dat was dezelfde stem als net. De Wensvervuller was een computerstem.

De jonge vrouw deed de helm af en trok de draden los. Ze glimlachte breed.

“Hier. Duizend goudstukken. Geef me de duurste twintig producten van Delja Digitaal.”

Meerdere werkers in harnas verschenen alsof ze uit de muur waren gevallen. Ze stopten het geld snel in een kist en gaven de vrouw wat ze wenste.

“En,” zei de krakende computerstem, “is je wens vervuld?”

“Jazeker! Dankjewel!”

De vrouw liep weg en de kamer was even leeg.

“Als we iets willen doen, moet het nu,” zei Jacintah met klem. “Gaan? Niet gaan?”

Sotho en Didrik hingen allebei van dezelfde buis, klaar om los te laten en bovenop het apparaat onder hen te duiken, of terug te slingeren.

Ismaraldahs ogen glommen. Ze leek haarzelf niet, alsof ze elk moment kon omvallen.

Zag ze het dan niet? Dit was oplichting! Het vervulde helemaal geen wensen! Het—Sotho las haar ogen iets langer en dacht het te begrijpen.

Dit apparaat kon dus de gedachten van wezens compleet veranderen. Het kon je eigenlijke verlangens weghalen en misschien iets anders terugzetten. Iets dat Delja Digitaal op sluwe wijze blijkbaar stapels geld opleverde.

Het kon dus Sotho’s verlangen naar een leven zonder vloek, of meer energie, of betere slaap … weghalen. Luiland zien branden zou hem niet meer zoveel pijn doen. Hij zou tevreden zijn met wat zijn leven dan ook was.

Het kon Ismaraldahs pijnlijke verlangen om altijd met Didrik te zijn en hem nooit te verliezen … weghalen. Als ze elkaar vergaten, zou het geen pijn doen, want ze verlangden niet naar elkaar.

De tijdreizigster liet haarzelf vallen, klaar om de draden van het apparaat te pakken.

Sotho en Didrik slingerden erachteraan.

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

8. Maar Eén Oplossing

Sotho dacht dat de ogen van een tijdreizigster alles wel zo’n beetje hadden gezien. Dat ze konden voorspellen wat er gebeurde en niks haar verbaasde. Maar Ismaraldahs ogen glommen op dit moment…