2. Kinderen van Vrijheid

Toen Jefizon de prijs van zijn bestelde boeken hoorde, krijste hij alles bij elkaar. “Ach goede man, van die prijs per boek kon je vroeger zowat een heel huis kopen!”

“Niet mijn keuze,” zei de winkelier. “Volgende nieuwe wet van Casbrita.”

Jefizon fronste. “Waarom zouden ze boeken extreem duur maken? Wat winnen ze ermee?”

“Niet boeken. Alles op papier moet nu een koninklijke stempel krijgen, en daar betaal je dan voor.”

“Nou, mijn goede man, dat betaal ik dus niet.”

Hij kon het wel betalen. Maar hij deed het niet uit principe. Geen cent voor die kolonisten van Casbrita.

Sinds Casbrita de oorlog met Frambozi had gewonnen—na zeven jaar vechten—was het blut. Ze hadden vrijwel heel Elwar in bezit, maar niet het geld om nog iets anders te doen. Dus meer en meer belastingen werden op het continent losgelaten om de schatkist weer op te vullen.

Toen Jefizon naar buiten stapte, werd hij herinnerd aan iets dat nog erger was. Casbrita besteedde wél miljoenen per jaar aan de soldaten die zinloos door hun steden liepen. Hij kon geen stap zetten of iemand met een musketgeweer liep hem bijna omver. Hij kon geen evenement bijwonen zonder te worden omsingeld door duizend Casbrita soldaten “voor hun eigen veiligheid”.

En waarvoor? Niemand ging ze nog aanvallen. Iedereen was weg uit Elwar; alleen Casbrita was over.

Dus er was maar één conclusie.

Jefizon dook door de halfopen voordeur van een nietszeggend gebouw. Daar stapte hij in een donkere kamer verlicht door kaarsen, waar half opgedronken glazen elk meubel bedekten. Daar vond hij Ajay. Hij zat, zoals altijd, in een stoel en keek door het raam naar de gebeurtenissen op het plein.

“Heb je van die nieuwe belasting gehoord?” vroeg Jefizon, terwijl hij een boek van de piano pakte om te lezen.

“Uitknijpers, dat zijn ze,” mompelde Ajay. “Laten ons zelf betalen om ons te laten onderdrukken.”

“Ze hebben ons verdedigd tegen de Frambozi.”

Ajay leunde voorover; er gebeurde weer wat op het plein.

“De hele kust is van Casbrita. Geen enkel ander land kan hier nog kolonies stichten. Dus tegen wie verdedigen ze ons nu? Hè? Niemand. Al die soldaten die hier rondlopen zijn om ons neer te slaan als we durven een revolutie te starten.”

Jefizon keek niet op van zijn boek. “De hoeveelheid soldaten is helemaal niet zo hoog. Ze zouden honderd keer zoveel soldaten moeten hebben als ze ons echt wilden onderdrukken.”

Ajay stond op en leunde tegen het raam. “En daarom moeten we nu toeslaan.”

Een worstelende eekhoorn werd het plein op gesleurd door een grote vrouwelijke aap. Ze riep naar iedereen die het wilde horen.

“Deze hier wilde mijn belasting komen innen,” schreeuwde ze. Zonder te kijken, alsof de eekhoorn niks woog, duwde ze hem alle kanten op. “Deze hier koopt al maandenlang goederen van de Casbrita! Wat zeggen wij daartegen?”

Als geen soldaten in de buurt waren, durfde men het wel te zeggen.

“Nee! Wij zeggen nee!”

De eekhoorn werd vastgebonden aan een paal. Een aantal omstanders haalden tonnen tevoorschijn en gooiden een deel van de inhoud op hem. De ene ton hield pek—een zwart kleverig goedje—en de andere ton veren. Toen de eekhoorn van het plein werd gehaald, was hij zo vastgeplakt dat hij niet meer kon bewegen.

Ajay glimlachte. “Geloof mij, niemand zal ooit die papierbelasting betalen.”

“We hebben papier nog steeds nodig,” zei Jefizon teleurgesteld. “Ik heb boeken nodig.”

Ajay draaide om en keek hem serieus aan. “Dan zal jij ook een keer onder de veren komen te zitten, denk je niet?”

“Dat is bizar. Ik ben de kern van onze opstand! Na alles wat ik heb gedaan? Eén keer belasting betalen aan de Casbrita en je gooit me weg?”

Ajay knikte, zijn gezicht hard. “Overwinningen eisen harde beslissingen.”

Jefizon schudde zijn hoofd. “Dat is slechts de beste manier om alle rebellen weg te jagen.”

Steeds meer dieren kwamen binnen. Dit was de ontmoetingsplek van de Kinderen van Vrijheid, maar inmiddels hoorde de hele wijk daarbij en was het meer een café. Een boycot werkte alleen als iedereen meedeed. Als ze allemaal weigerden om thee van Casbrita te drinken, zouden ze er geen cent aan verdienen en moesten ze wel hun domme belastingen weghalen.

Maar ze gingen niet leven zonder thee, natuurlijk! Dat zou waanzin zijn! Vooralsnog vulden ze dit gat door tonnen vol Laaglandse thee de kolonies in te smokkelen.

De tafel in het midden werd vrijgemaakt en opgevuld met eindeloze rijen papieren. Papieren die vertelden welke goederen ze nu allemaal moesten boycotten, en welke inwoners zich daar wel of niet aan hielden. Het grootste deel waren vinkjes. De niet-vinkjes zouden vanavond nog … bezoek krijgen.

Wie niet al te lang keek, zou denken dat deze wijk zijn eigen kleine regering en politie had.

De deur zwaaide open. Een imposante aap liep sneeuw naar binnen en bekeek de ruimte alsof hij de baas was. Achter hem liep een meer schuchter dier, met de verfstrepen van de inboorlingen op haar wangen.

“Mijn naam is Wasserbox,” zei hij. “En—”

“Jij hebt hier niks te zoeken,” zei Ajay, die zich groot maakte. “Ik ken jouw gezicht. Je hebt je hele leven voor Casbrita gevochten.”

Wasserbox zuchtte. “En kijk wat het me heeft opgeleverd. Nooit verder gekomen dan generaal van kleine troepjes soldaten. Na mijn … blunder hebben ze me nooit meer—”

“We zoeken ook geen blunderende—”

“Ik weet wie jij bent,” zei Jefizon, die eindelijk zijn boek weglegde. “Ik heb over alles gelezen. Je bent een van de beste generaals die er is. Ik zou je verwelkomen in ons … café.”

Wasserbox pufte en gooide zijn winterjas over een puntige stoelleuning. “Iedereen weet dat dit geen café is. Ik wil me aansluiten bij jullie operaties.”

Ajay liep langs hem en greep hardhandig de inboorling. De meisjesaap trilde en vergat te knipperen. “En dan breng je ook nog dit naar binnen?!”

“Onderschat Fuja niet. De beste spion die ik ken. Ik heb jullie gevonden dankzij haar.” Hij leunde voorover en greep Ajays pols ruw vast. Hij sprak zacht maar duidelijk. “Dus als je haar nu niet loslaat, smijt ik je door het raam.”

Ajay bevroor. Hij liet haar los en stampte terug naar zijn plek bij het raam. “Heeft iemand je gevolgd? Dat stank van zo’n inboorling valt op. Je hebt vast niet gelet op—”

“Ik heb erop gelet. Ik ben ook bekend met het Casbrita Parlement. Jullie denken misschien te winnen, maar zij zullen nooit opgeven. Hoe meer je boycot, hoe meer controle zij zullen pakken. Jullie leven nu zal hemelse vrijheid lijken bij hoe de kolonies er over een jaar bijstaan.”

Wasserbox ging rustig zitten bij de tafel vol papieren. Alle aanwezigen hielden hun afstand, behalve Jefizon. Die plopte op de stoel naast hem en vroeg of allerlei gelezen gebeurtenissen ook echt waar waren. Volgens Wasserbox was dat zo.

“Als je gelijk hebt,” zei Ajay met tegenzin, “dan moeten we harder toeslaan. Dan zijn we nu veel te vriendelijk.”

Een volgende aap kwam binnen. Hij keek nors en serieus, alsof hij altijd een héle moeilijke som probeerde uit te rekenen in zijn hoofd.

“Ah! Bardams!” zei Jefizon opgewekt.

Bardams’ groet aan de rest was een kort opgestoken hand. Toen hij Wasserbox zag, zei hij alleen: “Uitleg?”

“Jefizon beweert dat hij een generaal is van Casbrita die van kant is gewisseld,” zei Ajay.

“Prima,” gromde Bardams.

“Prima!? Ben ik de enige hier die—”

Ook Bardams had iemand meegenomen. Een slaaf.

Een schok ging door de ruimte. Ineens was Wasserbox de persoon waarbij iedereen wilde zijn, en anders hadden ze wel iets te doen op de bovenverdieping. Enkele kaarsen gingen uit door de kreten van verbazing.

Deze aap had een vachtkleur zo donker dat hij bijna wegviel in de schaduwen. De andere apen, verspreid over de wereld, verloren langzaam hun vacht en kleurden steeds lichter. Daarom zagen zij zichzelf als verder ontwikkeld. Jefizon had genoeg boeken gelezen om te weten dat het juist achteruitgang was. Ze waren slecht beschut en hadden geen natuurlijke vacht om zichzelf warm te houden.

Deze neushoorn had littekens en brandwonden overal, waardoor hij de indruk gaf van een monster dat klaarstond om aan te vallen. Maar hij was gespierd en hield zichzelf sterk, als een wezen dat aangeeft dat je niet met hen moet spotten. Een litteken liep over zijn gezicht en ontweek rakelings zijn ogen, die iedereen in de kamer scherp aankeken.

En hij had geen ketens om! Zijn poten en hoorn waren compleet vrij! Het enige dat hem als slaaf markeerde was zijn grijze huid en gebrek aan vacht, een overduidelijk signaal dat ze minder ver ontwikkeld waren en mindere intelligentie hadden.

Jefizon wist dat dit niet waar was. Hun huid was juist taaier en vacht kwijtraken als je het niet nodig had maakte je meer efficiënt. Maar dieren vertelden zichzelf wat ze wilden, en dus werd de neushoorn gezien als niets meer dan een machine om voor je te laten werken.

“Vertel me je alsjeblieft dat dit een grap is,” krijste Ajay.

“Dit is de laatste slaaf die mijn familie bezat,” zei Bardams. “Ik geef ze vrijheid. Deze wilde voor ons vechten.”

“Het antwoord is nee.”

“Je zou goede vechters afslaan op basis van vooroordeel?” zei Bardams scherp.

“Bardams heeft gelijk,” zei Wasserbox, nu al op zijn gemak in het café. Misschien iets té veel op zijn gemak, vonden zelfs Jefizon. “Vertel slaven dat ze voor ons kunnen vechten. Je zou gratis duizenden soldaten krijgen, die al bekend zijn met commando’s opvolgen.”

Ajay sloot de deur en deed hem in het slot, alsof hij bang was dat er anders nog vijf apen binnenkwamen met “verrassingen”.

“Dan is het eindelijk tijd om met een ambitieus plan te komen,” zei Ajay, “om die Casbrita soldaten van ons land te verjagen.”

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

2. Kinderen van Vrijheid

Toen Jefizon de prijs van zijn bestelde boeken hoorde, krijste hij alles bij elkaar. “Ach goede man, van die prijs per boek kon je vroeger zowat een heel huis kopen!” “Niet mijn…