3. De Thee Zee
Ajay en Jefizon keken vanachter het raam naar een afgezant van Casbrita, die omringd door soldaten de volgende nare wetten aankondigde. Achter hen zat Wasserbox, die een militaire plattegrond bestudeerde. Om hen heen liep Fuja, de inboorling die hij meebracht, die altijd in het café aanwezig leek.
De eerste wet verbood hen om nieuwe steden te stichten buiten de kolonies. De kolonies waren maar een piepklein stukje van Elwar; daarachter lag nog een heel continent aan lege grasvelden en heuvels. Casbrita was op zoveel land gestuit dat ze niet wisten wat ze ermee moesten doen.
De tweede wet zei, met veel nette woorden, dat Casbrita mocht doen met de kolonies waar ze zin in hadden. Hun wetten waren belangrijker dan koloniale wetten. Als zij zeiden dat iets moest, dan moest dat.
Ze deden dit waarschijnlijk om hun laatste wet te steunen. Een heel pakket aan belastingen op bijna alles wat ze uit Casbrita moesten importeren: papier, glas, olie, en natuurlijk vooral thee.
Wasserbox gromde. “Een invasie van onze rechten en privileges!”
“Zeg dat wel, mijn goede man, zeg dat wel,” zei Jefizon. Hij was afgeleid door een boek en dronk thee.
“We moeten niet toegeven aan zulke acties van een tiran!” zei Wasserbox met een rood hoofd, waarna hij zijn theekop omgooide. “Of we worden net zo tam en afkeurenswaardig als slaven! De andersgekleurden over wie we heersen met nonchalance.”
Jefizon fronste. “Moet jij niet voortaan onze speeches schrijven?”
“Nee,” zei Ajay direct. “Die schrijf ik. En Wasserbox … denk maar niet dat je mijn vertrouwen ooit wint. Slechts de spion speelt zo overduidelijk een rol tegen de vijand.”
Hij verliet de kamer. Wasserbox schokschouderde, markeerde een plek op de plattegrond van de stad, en liep naar buiten.
Jefizon keek naar Fuja, die probeerde een simpele melodie op de piano te spelen. Sinds hun eerste ontmoeting had hij nooit het café betreden zonder haar te zien.
“Moet jij niet eens naar huis?” vroeg hij.
Ze keek geschrokken opzij, alsof ze zich schaamde voor haar punterige pianospel. “Wat denk je? Dat ik een uitklaptipi ergens heb staan?”
“Nou, ja, mijn goede vrouw, ik weet niet. Je komt toch ergens vandaan?”
“Ja,” zei ze, haar ogen rood. “Een hele arme groep inboorlingen die door de kolonisten is uitgeroeid. Ze stalen onze vrijheid.”
Jefizon klapte het boek dicht en sipte van zijn thee. “Het spijt me om dat te horen. Maar, tja, logisch gezien, hadden zij dan ook de vrijheid om jullie uit te roeien, of niet?”
Fuja keek verwoestend. “Meen je dit serieus?”
“Wat is vrijheid volgens jou dan? Dat jij mag doen waar je zin in hebt, maar anderen niet? Je had de vrijheid om jezelf beter te verdedigen!”
“Oh vlieg op. Wij hadden speren! Zij hadden geweren!”
“Het is onnodig om zo boos te worden, mijn goede vrouw,” zei hij. “Ik begrijp nu tenminste waarom je met ons vecht.”
“We doen veel te weinig! Jullie … jullie zitten de hele dag te zitten, door het raam te kijken, kaartspelletjes te spelen!”
“Ja, als we zonder plan op die soldaten inlopen dan—”
Fuja schudde haar hoofd. “Jullie zijn allemaal rijke stinkerds. En dat heeft jullie losgesneden van de werkelijkheid.”
Jefizon werd vaak geplaagd omdat hij het minste geld had van iedereen. Maar dat kwam vooral doordat hij verslaafd was aan dingen kopen—en zelfs dan had hij nog steeds flink geld.
“Wat … probeer je te zeggen?”
“De dieren op de straat, ze willen nu actie. Ze willen nu betaalbaar eten. Niet wanneer een stel rijke jochies het besluit.” Fuja stond op van de piano en kwam akelig vlakbij Jefizon. Hij werd er nerveus van, zeker toen ze zijn hand pakte. “Jullie hebben de ruimte en luxe om een gevecht te beginnen met Casbrita. Dus doe het.”
“Ajay zou het niet toestaan. Niet zo snel.”
“Schijt aan Ajay.”
“Jullie inboorlingen hebben wel problemen met een hiërarchie, of niet?”
Fuja gooide zijn theebeker omver, sloeg hem in het gezicht en liep weg.
“Sorry! Ik …” Jefizon struikelde achter haar aan en liet haar pauzeren in de deuropening. “Ik … heeft iemand je ooit verteld dat je mooie ogen hebt?”
Fuja’s gezicht vertrok. Ze bloosde, maar was ook boos. Daarna rende ze weg.
Jefizon probeerde haar te volgen, maar merkte meteen hoeveel gelijk Fuja had. Hoe lang geleden was het dat hij had gerend? Hij was zwaar uit conditie. Fuja had daar geen last van.
Tegen de tijd dat hij een ander plein bereikte, geplaatst voor een indrukwekkende kerk, had ze al stennis geschopt. Eén eenzame Casbrita soldaat bewaakte het plein en werd bekogeld met sneeuwballen. De aanvallers riepen dat Casbrita moest oprotten en dat ze de belastingen niet gingen betalen.
Hij kreeg snel hulp van andere soldaten. Maar de rebellen kregen ook hulp. Sneeuwballen werden ijsballen, werden stenen, werden alles wat ze konden vinden.
De versterkingen voor de soldaten hielden snel op. Er waren blijkbaar maar tien Casbrita soldaten in deze hele wijk. Precies zoals Jefizon dacht: eigenlijk had Casbrita helemaal geen controle.
De menigte groeide verder en verder, bozer en bozer. Fuja stond ergens in het midden. Misschien was ze het niet begonnen, maar ze deed mee.
Jefizon probeerde zich een weg naar voren te dringen. De soldaten hielden zich netjes in, geweer omlaag, en hoorden het allemaal met lede ogen aan.
“Fuja! Stop!”
Jefizon kon haar hoofdtooi bijna aanraken, maar twee buffalo’s beukten hem opzij.
Zij gooiden scherpe glasscherven en riepen dat Casbrita dood moest. De eerste paar scherven botsten tegen de helmen van soldaten; daarna doorboorde eentje iemands uniform, als een mes in de rug.
De soldaten raakten in paniek.
Ze schoten wild op de menigte in.
“Nee! STOP MET VUREN!” schreeuwde Jefizon, terwijl hij met een laatste sprong dacht Fuja’s armen te hebben gevonden.
De halve menigte dook naar de grond. Een paar bleven doorgooien, totdat ze werden neergeschoten. Velen draaiden om en vluchtten, schreeuwend en doodsbang, maar niet iedereen bereikte hun thuis.
Jefizon kreeg koppijn van de eindeloze knallen. Een witte rook daalde neer over het plein die de positie van de Casbrita soldaten verhulde. Hij trok Fuja overeind en sleurde haar naar veiligheid, struikelend over de poten van gevallen dieren. Totdat hij opgelucht een muur voelde en erachter kon schuilen, buiten adem en hand in hand met Fuja.
Toen de knallen ophielden, lagen overal gewonden, en enkele doden.
Later, beste lezer, zouden ze dit de Bosnot Bloedbad noemen. Niet vanwege de hoeveelheid doden, maar vanwege de moord op ongewapende dieren die protesteerden. De rest van de wereld zag Casbrita steeds meer als de duivels, en de inwoners van de kolonies als de slachtoffers.
Het huis van de gouverneur van Bosnot stond in brand. Na meerdere spionnenmissies van Fuja, hadden ze bewijs dat hij stiekem loyaal was aan Casbrita en actief rebellen opspeurde om ze de doodstraf te geven. Ze vonden het vooral jammer dat ze de man zelf niet te pakken hadden gekregen voordat hij vluchtte.
In de tussentijd gebruikte Jefizon zijn koopverslaving om vooral veel wapens en ammunitie te kopen. Het begon in de kolonie waarvan Bosnot hoofdstad was, maar dankzij andere genereuze donoren konden ze nu door alle kolonies burgers bewapenen. De Casbrita soldaten hadden geen idee, maar achter bijna elke voordeur lag nu een geweer klaar om te gebruiken als het moest.
Maar het volgende plan was nog veel beter. Jefizon en Fuja hadden de informatie verzameld. Wasserbox had al kennis over de gewoontes en structuren van Casbritaanse soldaten, waardoor ze het perfecte moment konden uitkiezen.
Middernacht. Verkleed als inboorlingen, dankzij Fuja. Enerzijds om hun gezicht te verbergen, anderzijds om de Casbrita het idee te geven dat ook zij nog steeds boos waren.
Iedereen wilde dat Wasserbox leidde. Maar Ajay vond dat hij als leider van de Kinderen van Vrijheid ook alle missies moest leiden, dus dat was dat.
Bardams deed nooit mee met het vechten, wat nog meer gedoe opleverde onder hen. Uiteindelijk werden zijn taken overgenomen door de neushoornslaaf: Pikan.
Wat niet zijn echte naam kon zijn, wist Jefizon, want neushoornnamen bevatten altijd een “r”. Maar hij zei er niks van, want Pikan was duidelijk de sterkste van hen allemaal.
“Klim in de hoogste mast,” commandeerde Ajay. “En laat ons weten als soldaten komen. Als je durft.”
Pikan rolde zijn ogen en kroop over het schip. De rest volgde op een langzamer tempo. Eenmaal op het dek, verspreidden ze zich in alle richtingen.
Het schip, uit de vloot van Casbrita, was gigantisch. Het zou uren duren om alle hoeken te doorzoeken. Gelukkig wisten ze exact waarvoor ze kwamen: de duizenden kisten aan goederen die in het ruim moesten staan.
Wasserbox was als eerste beneden. Hij moest een harde lach onderdrukken toen hij de buit zag. Met een grijns bestudeerde hij de ladingen thee die vanuit Casbrita hiernaartoe waren gekomen. Hun nieuwe wetten hadden veel belastingen teruggedraaid na het Bosnot bloedbad … behalve die van thee. Blijkbaar hadden ze dat goedje gekozen als hun heuvel om op te sterven.
Ajay plofte naast hem. “Eén kist per keer. Zo min mogelijk lawaai. NU!”
Het team tilde kist na kist omhoog om even later alle thee weg te gooien in de zee. Maar het ging te traag; ze waren te zwaar. Wasserbox pakte de metalen loop van zijn geweer en begon gaten te slaan in de houten scheepswand.
“Daarvoor heb ik geen toestemming gegeven!” krijste Ajay. “Stop daarmee!”
“Als we alles moeten tillen dan—”
Pikan tikte tegen de mast. “Eh, Ajay, iedereen. Dit moet je even zien.”
“Soldaten?” vroeg Ajay bang. Hij nam de ladder omhoog en zag de werkelijkheid: honderden inwoners van Bosnot waren hun huis uitgekomen. Een deel moedigde hen aan. De rest rende ook het schip op om mee te helpen.
Tientallen kisten werden nu elke minuut uit het ruim getrokken. Tientallen kilogram thee die met plezier in het water werd weggegooid. Miljoenen aan verlies voor Casbrita. Hoe langer het doorging, hoe meer enthousiasme er zat in hun vernietiging.
“Ik vertrouw het niet,” zei Ajay plotseling. “Val terug! Stop! Dit is genoeg!”
“Wat?” riep Wasserbox. Maar hij erkende Ajay als de aangewezen leider in deze missie, dus ze trokken allemaal van het schip en stuurden de menigte naar huis.
Ja, ze hadden veel thee weggegooid. Maar ze hadden zoveel meer kunnen bereiken, meerdere schepen kunnen leeghalen, als Ajay—
Terwijl ze vluchtten, braken de eerste Casbrita soldaten eindelijk door de menigte. Ajay commandeerde iedereen, opnieuw, om meteen te vertrekken en de rest te laten zitten.
Ze sprongen zelf ook in het water, dat nu een raar smaakje had. Jefizon ging ervan uit dat de menigte hen tijd zou geven om te vluchten.
Toen hij weer boven water kwam, gaf Fuja hem een zoen.
“Dit,” fluisterde ze, “is wat we meer moeten doen.”
En toen, beste lezer, kwam natuurlijk de vernietigende reactie van Casbrita op dit grote verraad. Want om een of andere reden, kunnen sommige dieren niks laten gebeuren zonder de enorme behoefte om wraak te nemen.