5. Fort Tondoga
Casbrita had lucht gekregen van het Continentale Congres. In anticipatie van een aanval van de kolonies, besloten ze zelf maar de eerste grote aanval te doen. Een logische zet als je niet wist dat de kolonies eigenlijk alles deden om vrede te krijgen. De inboorlingen hadden hen gezien, sluipend door de nacht.
Toen Jefizon dacht dat Ajay hem niet kon vinden, zocht hij Fuja op. Verscholen in schaduwen van oude bomen, zoenden ze lang en hielden elkaar vast.
“Kom terug, alsjeblieft?” vroeg hij.
“Kunnen we dit geheim houden terwijl we samen wonen en werken?”
“Ajay kan veranderen. Ik moet gewoon—”
“Nee, dat kan hij niet. Dat weet je ook wel.”
“Weet je nog wat ik zei? De wereld heeft totale, absolute vrijheid nodig. Ajay heeft de vrijheid ons te controleren, en ik heb de vrijheid om terug te vechten … maar ik voel me te zwak om het te doen. Er is maar één optie: we verlaten allebei de rebellen.”
“Als het je zo ongelukkig maakt,” vroeg Fuja verbaasd, “waarom sta je dan nog steeds achter absolute vrijheid? Waarom bezit jij nog steeds slaven?”
“Het gaat niet over wat mij nu gelukkig maakt, mijn goede vrouw. Het gaat over wat goed is voor de wereld!”
Fuja keek vol medelijden. “Ik moet wraak nemen voor mijn volk. Jouw genie is nodig om dit nieuwe land op te bouwen. Gaan we dat weggooien?”
Hij wilde Fuja nog veel langer vasthouden, maar knisperende voetstappen duwde hen uit elkaar. Het was inderdaad Ajay die met een lantaarn de bossen afspeurde. Alsof hij expres hiernaar op zoek was. Hij vond slechts Fuja, alleen.
“Waar is Pikan?” vroeg ze, onschuldig.
“Opgesloten in de kar. Hij is een slaaf.”
“Was een slaaf.”
“Hij is onbetrouwbaar, net als jij.” Ajays gezicht werd bijna monsterlijk, zo verlicht vanaf beneden. “Verdwijnt ook de hele tijd, maar weigert te zeggen waarheen.”
Hoofdschuddend stampte Ajay weg, mompelend hoe hij niemand van zijn rebellen kon vertrouwen.
Wasserbox had de paarden van de koets gehaald. Hij, Bardams en Fracclin waren elk in een andere richting gereden om soldaten te vinden. Als ze snel waren, konden ze Casbrita niet alleen tegenhouden voordat ze een groot gebied innamen, ze konden hen zelfs verslaan. Met dat in het vooruitzicht reden ze nog een stuk harder.
De soldaten die ze vonden waren niet allemaal even inspirerend. Sommige zouden niet weten hoe je een geweer schoot. Andere waren te ongezond om langer dan een halve minuut te rennen. Maar ze moesten het doen met wat ze hadden.
Bardams kreeg toch steeds meer gelijk: afwachten en vrede zoeken met Casbrita had hen te sloom gemaakt, te onvoorbereid.
Tegen het ochtendgloren botste hun geïmproviseerde leger met die van Casbrita. Op een heuvelig gebied, omringd door een paar dunne rivieren, stonden de troepen tegenover elkaar en losten de eerste schoten.
En Wasserbox verloor.
Zijn troepen waren ongetraind, nog slaperig, schoten eerder zichzelf dan de tegenstander. Ze waren met veel te weinig; Casbrita had alles uit de kast getrokken.
Hij moest terugtrekken, verder en verder verwijderd van zijn vrienden. Voor zijn ogen vielen soldaten die hij pas net uit hun bed had getrokken. Pikan vocht heldhaftig, maar hij dwong de neushoorn veilig aan zijn rechterhand, bang nog meer goede soldaten te verliezen.
Zijn troepen werden met hun rug tegen de rivier gedrukt. Als ze ooit wilden oversteken, zouden ze zich moeten omdraaien en Casbrita hen in de rug schieten.
Dit was niet hoe het hoorde te zijn. Waren zij niet de goede kant? Waren zij geen helden die hun kolonies gingen bevrijden?
Hij besefte hoeveel geluk hij hiervoor had gehad, keer op keer.
Totdat het geluk ook deze keer bij hem kwam, geen seconde te laat.
Een dikke mist hing over het land vandaag. Dik genoeg dat Wasserbox de rivier alsnog in het geheim kon oversteken. Eenmaal aan de andere kant, hadden ze juist veruit de beste positie. Ze stonden hoger en het stromende water was een soort schild.
Ze schoten de soldaten van Casbrita terug. En terwijl ze terugtrokken, door de heuvelige kolonie, ontdekte Casbrita wat het betekende als een heel continent wil dat je vertrekt. Achter elke hoek, in elk dorp, stonden dan wezens klaar om je weg te schieten.
Hoe hard Casbrita ook terug rende, altijd kwamen ze wel nieuwe soldaten tegen, vaak opgetrommeld door Fracclin. Bardams probeerde het wel, maar was een stuk minder overtuigend dan zijn vriend. Bovendien leek het altijd alsof Fracclin vrienden en familie had op elke centimeter aarde.
Totdat Casbrita geen andere keus had dan hélemaal terugtrekken tot Bosnot, waar het zichzelf ingroef en niemand meer binnenliet.
Als gevolg van deze gebeurtenis werd het tweede Continentale Congres naar voren geschoven. De rebellen waren nauwelijks thuisgekomen, of ze moesten alweer terug. Maar deze keer wisten ze dat de andere leiders meer aan hun kant zouden staan.
“Casbrita heeft aangetoond geen vrede te willen,” begon Bardams zijn betoog tegenover de stampvolle zaal in Philadinna. “Ze willen de kolonies onderdrukken en iedereen neerschieten die vervelend doet. De enige reden dat ze het nog niet hebben gedaan, is omdat ze nog te weinig soldaten hebben, maar die komen vast en zeker nu in duizenden schepen hiernaartoe.”
Hij verspreidde een papier, geschreven in sierlijke letters, over de aanwezigen. “Het voorstel is simpel. Eén leger voor alle kolonies: het Continentale Leger. De kolonies moeten hun eigen land worden en zichzelf als zodanig verdedigen.”
“En wie gaat dat regelen?” vroeg een stem. “Op dit congres hebben alle kolonies gelijke stem, en niemand bepaalt iets voor iedereen. Daar willen we nu juist vanaf! Elke kolonie wil zelfstandig zijn! Je krijgt het nooit voor elkaar dat we één commandant accepteren.”
“Oh ja?” Bardams wees naar Wasserbox. Hij stond op, gekleed in zijn uniform met alle mogelijke medailles, en bekeek zelfverzekerd de zaal. “Ook niet degene die de eerste aanvallen van Casbrita eigenhandig heeft afgeslagen? Een ervaren generaal waarover boeken zijn geschreven?”
De aanwezigen keken naar elkaar. Niemand protesteerde al te hevig. Jefizon stak voorzichtig zijn hand op.
“Een stemming. Als driekwart toestemt, wordt Wasserbox de eerste commandant van het Continentale Leger, bestaande uit alle soldaten uit alle kolonies. Allen die voor zijn, steek een poot omhoog.”
Wasserbox keek gespannen toe. Zelfs Ajay wist niet of hij het daarmee eens was. Maar toen zelfs hij ermee instemde, ging het grootste deel van de zaal mee. Ze hadden net genoeg om het voorstel aan te nemen. Even later zetten tientallen dieren een officiële handtekening onder een officieel papiertje.
Toen Wasserbox die zaal uitliep, was hij commandant van het hele Continentale Leger. En hij voelde alsof hij het niet verdiende, want hij had blunder na blunder gemaakt, te veel doden veroorzaakt. De anderen mochten hem vertrouwen; hij vertrouwde zichzelf niet.
Fuja schuilde in de bosjes. Jefizon nam het risico om vlak naast haar te verstoppen. De Kinderen van Vrijheid keken uit op een imposant stenen kasteel op een heuvel, genaamd Fort Tondoga, in het bezit van Casbrita. Ajay had gehoord dat het nauwelijks verdedigd was. Nog belangrijker, ze zouden hier bergen met wapens en ammunitie opslaan.
Als ze dit konden innemen, maakten ze weer en grote sprong vooruit.
Bardams was niet mee, zoals altijd. Fracclin was op een andere missie gestuurd waarover hij niks mocht zeggen. Dus Ajay moest met tegenzin de ex-slaaf Pikan toevoegen aan deze gevoelige missie.
Ze deden hun gewoonlijke ritueel voor een groot gevecht: ze dronken allemaal warme thee. Ajay had het deze keer zowat verplicht, om hun zenuwen te bedwingen en verdachte fouten te voorkomen. Jefizon had zijn beker net leeg, en Fuja gooide haar glas weg, want de tijd was daar.
“Nu!” fluisterde hij.
De groep stoof uit de bosjes en rende door de duisternis naar het fort. De poort had slechts twee bewakers, en zelfs dan was eentje in slaap gevallen. Ajay richtte zijn pistool en schoot ze allebei neer, met ongelofelijk precisie, voordat ze iets doorhadden.
“Ik had mijn pijl en boog moeten gebruiken,” siste Fuja. “Nu heeft iedereen dat kogelschot gehoord!”
“Mondje dicht, volg mijn commando’s,” bromde Ajay. “We zijn nu al binnen dankzij mij.”
Net toen ze door de poort wilden sluipen, klonk een ander geluid in de nacht. Vele voetstappen en klinkend metaal. Het geluid van honderd warme ademen tegen het ijskoude weer. Ze draaiden geschrokken om en speurden de horizon af.
Een troep soldaten marcheerde richting Fort Tondoga. Ajays gezicht vertrok en hij merkte teleurgesteld op dat hij te weinig kogels had. Fuja maakte haar pijl en boog klaar, maar bereidde zich vooral voor op wegrennen.
Totdat de soldaten hun kleuren bekenden. Deze waren van de kolonies!
Ajay rende de heuvel af en liet zijn team onhandig bij de poort van het fort staan. Hij ontmoette de commandant van de andere troepen, ene Bennie Arrold.
“Je onderbreekt onze missie om het fort in te nemen,” zei Ajay. “Loop door naar dat andere fort—”
“Wij zijn gestuurd door Wasserbox.”
“Niet waar.”
Arrold liet een document zien dat zijn verhaal bevestigde. Ajay zuchtte en keek nog eens naar zijn team.
“We vallen samen aan,” zei hij. “Maar ik leid de missie.”
“Nee, ik.”
“Ikke.”
“Ik heb een hogere rang dan jij. Wat ben jij? Volgens mij ben je niet eens een soldaat.”
“Het wordt al licht,” zei een soldaat. “Als we nu niet aanvallen, kunnen we net zo goed niet komen.”
Ajay grinnikte. “Jij laat je soldaten zo tegen je praten? Dan ben jij zeker niet geschikt om—”
“We leiden samen. Hop, beweging, en snel.”
Met de veiligheid van honderd soldaten in hun rug, trok het team verder Fort Tondoga in. Ze vonden geen bewakers in de ontvangsthal. Ajays informatie over hoe slecht het was beveiligd leek correct. Binnen de kortste keren vonden ze tientallen moderne kanonnen en de kogels om ze te gebruiken.
Fuja voelde zich licht in haar hoofd, krampen in haar maag. Jefizon en Pikan voelden dezelfde pijntjes, maar de neushoorn fluisterde dat het vast kwam door hun blijdschap over de aanstaande overwinning.
Fuja werd misschien overmoedig. Ze rende met Jefizon een stukje vooruit, op zoek naar nog meer wapens, toen ze een harde klap op haar achterhoofd voelde.
Alles werd zwart.