9. Verklaring van Iets

Wasserbox brak zijn tafel af. Hij had geen idee wat er was gebeurd, maar ze waren de hele controle over de binnenstad kwijt, en Casbrita had een grote slag geslagen. Dit was dus precies waarom ze een beleg hielden, en niet moesten aanvallen.

Na een week volhouden, moest hij alsnog vluchten naar een nieuwe commandopost aan de rand van de stad. En daar kreeg hij een bijzonder bericht: Ajay was op weg naar Bosnot.

En hij had honderdvijftig kanonnen bij zich, gehaald uit Fort Tondoga.

“Hoe … hoe haalt hij dat helemaal hierheen?” zei Wasserbox vol ongeloof. “Door de sneeuw? Door het afschuwelijke terrein? Kannonen zijn zwaar. Stuur … stuur soldaten om hem te helpen! Alles dat we kwijt kunnen!”

Hij bekeek de plattegrond opnieuw. Waar moesten de wapens staan? Bosnot werd nog altijd bewoond door veel onschuldige burgers. Als ze de kanonnen te ver naar voren zetten, liepen ze het risico dat ze werden vernield voordat ze één schot losten.

De haven. Dáár kwam alle hulp voor Casbrita binnen, daar waren ze het sterkst.

Hij keek naar de omringende gebieden en vond een hoge heuvel. Als ze de wapens daarop plaatsten, konden zij de haven beschieten, maar Casbrita niet terugschieten. Misschien was alleen al het beeld genoeg om ze weg te jagen!

Maar … wat als ze de heuvel zouden bestormen? Als al die wapens weer in handen vielen van Casbrita, dan hadden de rebellen definitief verloren. Konden ze zo’n aanval afslaan? Ze hadden nauwelijks meer soldaten over in de stad.

Het ging allemaal verkeerd. Hij zou weer falen, weer blunderen. Hij vertrouwde zijn mond niet om de juiste commando’s te spreken, zijn vingers niet om de juiste delen op de kaart aan te wijzen.

Een tweede bericht kwam binnen, uit de mond van een hijgende boodschapper.

“Jefizon laat weten dat hij de Halfgod van Geluk heeft gevonden. Hij probeert het wonderwezen te overtuigen weer aan onze kant te staan.”

Wasserbox slaakte een zucht van verlichting. Hij had aangenomen dat zijn vriend dood was, nadat anderen zeiden dat hij een week geleden in vijandig gebied was beland. “Zegt hij ook wat de kans is dat het lukt?”

De boodschapper schudde zijn hoofd en vertrok.

De generaal ijsbeerde in zijn nieuwe kamer. Wat moest hij doen? Hij kon Jefizon vertrouwen, de kanonnen op de heuvel zetten, en Casbrita voorgoed wegjagen. Of hij kon het veilig spelen en de kanonnen achter houden, daar waar ze niet makkelijk werden afgepakt.

Beide waren prima … maar het werd een ramp als Jefizon het tegenovergestelde deed. Als hij de kanonnen op de heuvel zette, maar Geluk kwam niet aan hun zijde. Of als hij de kanonnen achterhield, dan kon Geluk wel aan hun zijde zijn, ze zouden het verspillen!

Zou de Casbrita zijn bluf doorzien? Hij kon die kanonnen wel neerzetten, maar hij kon ze niet afvuren. Té veel van zijn eigen soldaten stonden nog in de haven, waaronder waarschijnlijk Jefizon.

Wasserbox keek om zich heen. De mannen hielden dit niet meer. De meeste kregen niet eens salaris—dat konden ze niet betalen. Ze vochten voor de eer en voor vrijheid, niks anders. Dat ze al die tijd samen waren gebleven en dapper bleven vechten, dát was eigenlijk een wonder.

De andere landen van Somnia waren in slaap gesust en hadden een koning of dictator blind geaccepteerd. Maar in Elwar hadden ze meegemaakt wat het was om in een gevangenis te zitten—en daarom vochten ze juist extra hard voor vrijheid.

Wasserbox maakte zijn beslissing.


Jefizon was officieel gevangene van Casbrita. Maar met de Halfgod van Geluk naast je konden je handboeien zomaar, toevallig, losgaan. Hij voelde zich niet bedreigd, totdat de zon opkwam en een generaal met rood hoofd—een wolf—binnenstormde.

“Kom naar buiten,” schreeuwde hij. “Kijk wat het Continentale Leger heeft gedaan! Het is verschrikkelijk!”

Generaal Howl schrok. Hij was de grootste wolf en de hoogste commandant van Casbrita. Hun Wasserbox, als het ware.

Hij verzamelde alle soldaten en volgde de boodschapper. Inclusief zijn bewakers, wat betekende dat Beeris en Jefizon ook mee moesten. Howl beweerde ook dat Wasserbox’ eer hem zou weerhouden om iets stoms te doen zolang ze Jefizon als gegijzelde hadden.

Toen hij alle soldaten op één plek zag, verloor Jefizon de hoop in overwinning volledig. De rebellen waren zwaar in ondertal. Beeris was weerhoudend om ook maar met Jefizon te praten, laat staan van kant wisselen.

Het was zinloos. Hij zou het niet inhouden, nee, nog meer jaren van Casbrita brutaliteit en onderdrukking, en zware belastingen zonder representatie. Hij zou niet overleven, of eerder, het zou geen leven zijn dat het waard was.

Ze eindigden in het midden van de haven, met hun blik op de hoge heuvel in de verte.

In één nacht, op een of andere manier, had het Continentale Leger honderd kanonnen op die heuvel weten te plaatsen.

De soldaten van Casbrita raakten in paniek.

“We moeten vertrekken voordat ze ons slachten!”

“Dat doen ze niet,” zei Howl, die commandeerde dat ze kalm bleven. Hij grijnsde. “Ze kunnen die heuvel niet verdedigen, of misschien zijn het nepwapens. Hoe dan ook, dit is slechts een kans om ze terug te stelen.”

Hij maakte een plan om de heuvel nog voor de middag te bestormen. Misschien zouden tien of twintig Casbrita soldaten sterven, maar zeker niet allemaal. Ze zouden die kanonnen pakken en nu voorgoed Bosnot kunnen verdedigen.

“Dit zou een goed moment zijn,” fluisterde Jefizon naar Beeris, “om de juiste kant te kiezen.”

“En ik heb duidelijk gemaakt,” fluisterde hij terug, “dat een kant die slaven houdt nooit de juiste kan zijn.”

“Ik heb het geprobeerd!” Jefizon gaf zichzelf bijna weg door te schreeuwen. “Maar het hele idee van vrijheid is dat andere dus ook vrij zijn om dingen te zeggen of keuzes te maken. De meerderheid wilde slavernij behouden, dus het blijft, zelfs als we onafhankelijk worden.”

Beeris gromde alleen maar.

“Je denkt toch niet dat Casbrita beter is?” ging Jefizon verder. “Daar hebben ze andere domme ideeën. De enige reden dat ze slavernij afschaften was omdat ze het niet meer nodig hadden, want wij hebben hen van de plantages geschopt!”

Beeris gromde. Hij gooide Jefizon over zijn andere sterke schouder, alsof hij niet meer was dan een zak eten.

Zijn onzekerheid over Fuja’s lot knaagde aan zijn hart en ziel. Waarom had hij haar toegestaan om te vechten? Waarom had zij hem toegestaan om te vechten? Hield ze niet van hem!?

“Vrijheid … absolute vrijheid bestaat niet,” zei Jefizon, geschokt door zijn eigen conclusie. “Jouw vrijheid houdt op waar die van een ander begint.”

“Dus?”

Geen vrijheid zonder gevangenis. Wij kunnen niet vrij zijn totdat we alle Casbrita soldaten hebben gearresteerde. We kunnen niet veilig zijn totdat we criminelen hebben opgesloten. Jij kan niet vrij zijn totdat je een kant kiest die daadwerkelijk regels heeft om vrijheid op te leveren. Ik zou mezelf in een gevangenis zetten … als het betekent dat Fuja nooit meer in gevaar is.”

Jefizon keek Beeris diep in de ogen. “Je bent nu een vrij persoon. Bardams heeft je dat gegeven. Je moet geloven dat het grootste deel van de dieren goed is, zoals hij, anders houdt het sowieso allemaal op. Je hebt nu de vrijheid om de juiste keuze maken.”

Al snel stonden ze aan de voet van de heuvel. Honderd soldaten sterk, en één zelfverzekerde generaal voorop. De kanonnen waren op hen gericht, maar ze schoten inderdaad niet. De paar soldaten die ze moesten afvuren, stonden stijf ernaast en stopten niet eens buskruit in de lopen.

Howl grinnikte nog breder.

“Dit was hun laatste fout! Elwar is van ons!”

Maar toen hij de eerste stap zette, sloeg het weer om.

De blauwe lucht werd grijs. Het warme zomerweer werd een natte regenbui met hier en daar een bliksemschicht. Het gebeurde zo plotseling dat Jefizon het pas doorhad toen hij al doorweekt was.

De troepen probeerden de heuvel op te lopen, maar de grond werd langzaam drijfzand, de modder nat en glibberig. Howl maakte grote sprongen vooruit, maar hevig windvlagen duwden hem steeds van het pad, waardoor hij bijna niks vooruit kwam.

Jefizon hoorde gekraak en gepiep. Hij keek om en zag hoe het grootste schip van Casbrita worstelde met de plotse storm en bijna omkiepte.

Howl stond tien meter hoger op de heuvel, bevroren. Geen van zijn troepen was ook maar even hoog gekomen als hij. Beeris glimlachte.

“Ah, een klassiekertje,” mompelde hij. “Onverwachte storm.”

“Je kan niet kiezen wat je doet?” vroeg Jefizon.

“Natuurlijk niet. Ik kan alleen pech en geluk brengen; hoe dat gebeurt hangt af van … het universum of zoiets.”

Howl greep zijn wapen in zijn bek: een pistool gemaakt voor viervoeters om in de mond te houden. Hij kon vuren wat hij wilde, maar alle kogels gingen “toevallig” langs Beeris en Jefizon terwijl ze vluchtten.

Ze renden uit de storm, over de natte scheve stenen van de haven. Jefizon begreep niet waar Beeris heen ging, maar hij vertrouwde erop—want inderdaad, even later vonden ze “toevallig” alle andere soldaten die hier vast zaten. Ze hadden zich verzameld in een goed verdedigbare straat, rondom een kampvuurtje dat moeizaam aanbleef in de storm.

Fuja en Jefizon vlogen elkaar in de armen. De soldaten gaven Beeris allemaal een knuffel en verwelkomden de Halfgod van Geluk hartelijk. Een last ging van alle schouders. Met Beeris in hun midden, konden ze lopen waar ze wilden, het zou toevallig wel goed komen.

Enkele straten verder kwamen ze hun eigen troepen tegen. De verst vooruitgeschoven lijn. Ze werden doorgelaten, terug in vriendelijk gebied. Die gebeurtenis werd meteen via tekens doorgegeven aan Wasserbox op de heuvel. De soldaten renden ook meteen naar de heuvel, hoewel Jefizon en Fuja besloten veilig achter te blijven.

Even later hoorden ze Wasserbox’ bulderende stem schreeuwen dat Howl zich overgaf en vertrok. Want anders zouden ze nu wél gaan vuren. Wasserbox, echter, zag er bleek en gestrest uit.

Eén verdwaald schot. Eén soldaat die zijn trekker weer niet kon loslaten, en de oorlog zou doorgaan, de heuvel zou alsnog worden bestormd, ongeacht hoeveel doden er zouden vallen. Jefizon en Fuja zouden sterven. Zijn dagen als generaal definitief voorbij.

Beide kanten wachtten in verschrikkelijke onzekerheid.

Howl gooide de geweren neer.

Geen verdwaald schot. Geen ongelukkige blunder onder Wasserbox’ leiding. In plaats daarvan had hij zojuist iedereen gered.

Drie dagen later zaten alle Casbrita soldaten op schepen, op weg naar huis.

Terwijl de soldaten feestvierden door heel Bosnot, werd op het Continentale Congres besloten dat dit hét moment was.

Bardams presenteerde de uiteindelijke Verklaring van Onafhankelijkheid. Na, zoals altijd, lang overleg tussen veel te veel dieren, werd deze door de meerderheid geaccepteerd.

Op 4 Juli werd hij definitief getekend, waarna kopieën over de hele wereld werden verzonden.

Elwar had zichzelf onafhankelijk verklaard.

Kies het lettertype dat je leuk vindt.

Boek

Modern

Speels

9. Verklaring van Iets

Wasserbox brak zijn tafel af. Hij had geen idee wat er was gebeurd, maar ze waren de hele controle over de binnenstad kwijt, en Casbrita had een grote slag geslagen. Dit was dus precies waarom ze een…